ECLI:NL:RBROT:2025:1526

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
11113476 VZ VERZ 24-5062
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot deelgeschil inzake aansprakelijkheid voor letselschade door hete thee in vliegtuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een deelgeschil tussen een verzoeker en een verweerster, waarbij de verzoeker stelt dat hij door een stewardess in een vliegtuig van de verweerster een beker hete thee over zijn schoot heeft laten vallen, wat heeft geleid tot tweedegraads brandwonden. De verzoeker heeft verzocht om een verklaring voor recht dat de verweerster aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit incident, en om vergoeding van buitengerechtelijke kosten en kosten van het deelgeschil. De verweerster betwist echter dat het incident heeft plaatsgevonden en stelt dat de zaak niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure omdat er nadere bewijslevering nodig is.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de zaak zich niet leent voor een deelgeschil, omdat zonder verdere bewijslevering niet kan worden vastgesteld of het door de verzoeker gestelde incident daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De verzoeker heeft tijdens de zitting erkend dat hij het incident niet tijdens de vlucht heeft gemeld en heeft pas later foto’s en e-mailberichten overgelegd ter ondersteuning van zijn claim. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker in redelijkheid had kunnen voorzien dat bewijslevering noodzakelijk zou zijn, en heeft het verzoek afgewezen. De kosten van de deelgeschilprocedure komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat het verzoek als nodeloos is aangemerkt.

De beslissing van de kantonrechter is dat het verzoek van de verzoeker wordt afgewezen, en dat de kosten van de procedure niet worden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11113476 VZ VERZ 24-5062
datum uitspraak: 31 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te Rotterdam,
verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Mao, advocaat te Schiedam,
tegen
[verweerster],
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol,
verweerster,
gemachtigde: mr. L.B. van Beveren, advocaat te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘ [verzoeker] ’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 19 juni 2024), met bijlagen 1 tot en met 8;
  • het e-mailbericht van [verzoeker] van 30 mei 2024, met bijlage 2;
  • het verweerschrift;
  • het proces-verbaal van de zitting op 31 oktober 2024;
  • de akte overlegging producties van [verzoeker] , met bijlagen 1 tot en met 11;
  • de antwoordakte van [verweerster] , met bijlagen 1 tot en met 3.
1.2.
Op 31 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. [verzoeker] is op zijn verzoek via een digitale verbinding verschenen, omdat hij in voorlopige hechtenis verbleef. Hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A. Mao, die fysiek in de zittingszaal aanwezig was. Namens [verweerster] is haar gemachtigde mr. L.B. van Beveren verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] vloog op 21 mei 2022 met [verweerster] (vluchtnummer [vluchtnummer] ) van Abu Dhabi International Airport naar Amsterdam Schiphol Airport. [verzoeker] stelt dat een stewardess enkele minuten voor de landing een beker met hete thee over zijn schoot en geslachtsdeel heeft laten vallen, waardoor [verzoeker] tweedegraads brandwonden heeft opgelopen.
2.2.
[verzoeker] verzoekt op de voet van artikel 1019w Rv om voor recht te verklaren dat [verweerster] aansprakelijk is voor de door hem geleden schade als gevolg van het ongeval van
21 mei 2022. Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht om [verweerster] te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten van € 3.176,25 en in de kosten van het deelgeschil, begroot op
€ 2.692,25 te vermeerderen met het door [verzoeker] betaalde griffierecht.
2.3.
[verzoeker] stelt dat [verweerster] op grond van artikel 17 lid 1 van het Verdrag van Montreal aansprakelijk is voor de schade die hij lijdt als gevolg van het ongeval.
[verweerster] is het niet eens met het verzoek. Zij stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat het door hem gestelde incident heeft plaatsgevonden, laat staan dat dit is veroorzaakt door cabinepersoneel aan boord van het vliegtuig van [verweerster] en dat deze zaak daarom niet geschikt is voor behandeling in het kader van een deelgeschilprocedure.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de zaak zich niet leent voor een deelgeschil, omdat nadere bewijslevering nodig is naar (de toedracht van) het gestelde incident. Het verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen. De kosten van het deelgeschil worden niet begroot. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissingen gekomen is.
Toetsingskader in deelgeschil
2.5.
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek beperkt tot
€ 25.000,- en uitdrukkelijk afstand gedaan van het meerdere. De kantonrechter is dan ook bevoegd om kennis te nemen van het onderhavige deelgeschil en daarin te beslissen.
2.6.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen.
2.7.
[verzoeker] heeft gesteld (kort gezegd) dat [verweerster] aansprakelijk is ex artikel 17 lid 1 van het Verdrag van Montreal. [verzoeker] verzoekt in het kader van onderhavige deelgeschilprocedure een verklaring voor recht ter zake die aansprakelijkheid, zodat partijen verder kunnen onderhandelen over de andere geschilpunten en daarover mogelijk ook overeenstemming kunnen bereiken.
Het verzoek van [verzoeker] wordt afgewezen; de zaak leent zich niet voor een deelgeschil
2.8.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter met partijen besproken dat uit het procesdossier niet blijkt dat een stewardess tijdens de vlucht een beker met hete thee over de schoot van [verzoeker] heeft laten vallen. [verweerster] heeft dit gemotiveerd betwist en aangevoerd dat het cabinepersoneel van de betreffende vlucht niet op de hoogte is van enig incident en dat anders volgens het geldende standaardprotocol van [verweerster] medische hulp zou zijn verleend aan [verzoeker] en een Health and Safety Report zou zijn opgesteld. Ter onderbouwing daarvan heeft [verweerster] e-mailberichten van haar Manager Gezondheid, Welzijn, Mensen en Corporate Zaken en van de Cabin Manager van 7 augustus respectievelijk 9 augustus 2023 overgelegd. [verzoeker] heeft tijdens de zitting ook erkend dat hij het door hem gestelde incident niet tijdens de vlucht heeft gemeld.
Eerst tijdens de zitting heeft [verzoeker] gesteld dat hij nog over e-mailberichten aan [verweerster] beschikt en foto’s die hij aan boord van het vliegtuig heeft gemaakt direct na het door hem gestelde incident. In overleg met partijen heeft de kantonrechter [verzoeker] in de gelegenheid gesteld om die e-mailberichten en foto’s in het geding te brengen. De zaak is daarom aangehouden tot 28 november 2024.
2.9.
Bij voormelde akte heeft [verzoeker] allereerst diverse foto’s in het geding gebracht. [verweerster] heeft de authenticiteit van deze foto’s gemotiveerd betwist. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de naast de foto’s vermelde datum van 21 mei 2022 zeer eenvoudig kan zijn aangepast en dat de foto’s niet aan boord van een vliegtuig van [verweerster] gemaakt kunnen zijn. Ter onderbouwing daarvan heeft [verweerster] gesteld dat op de foto’s die als bijlagen 1 en 2 bij de akte van [verzoeker] zijn overgelegd een witte of grijze stoel te zien is, rood tapijt op de vloer en een sticker met de afbeelding ‘verboden te staan’, terwijl volgens [verweerster] de bekleding van de stoelen in haar vliegtuigen donker bruin, donker blauw of beige is, de vliegtuigen uitsluitend licht tapijt hebben en dergelijke stickers niet aanwezig zijn in haar vliegtuigen. [verweerster] heeft ook foto’s overgelegd van het interieur van haar vliegtuigen.
(Nog) belangrijker is dat, zoals [verweerster] terecht heeft aangevoerd, op de foto’s van [verzoeker] niet of nauwelijks (thee)vlekken te zien zijn op zijn broek en dat uit deze foto’s al helemaal niet blijkt dat een stewardess tijdens de vlucht hete thee heeft gemorst op de schoot van [verzoeker] . Ditzelfde geldt voor de door [verzoeker] overgelegde e-mail- en twitterberichten. Deze berichten bevatten ook geen bewijs van het door [verzoeker] gestelde incident.
2.10.
Bij deze stand van zaken kan zonder verdere bewijslevering niet worden vastgesteld of het door [verzoeker] gestelde incident heeft plaatsgevonden aan boord van het vliegtuig. De vraag of [verweerster] al dan niet op grond van artikel 17 lid 1 van het Verdrag van Montreal aansprakelijk is jegens [verzoeker] kan daarom nu niet worden beantwoord. Dan dringt zich de vraag op of er in het kader van deze deelgeschilprocedure ruimte is om een bewijsopdracht te verstrekken. Gegeven het doel van de deelgeschilprocedure, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.6 is vermeld, dient de rechter steeds van geval tot geval te beoordelen of de verzochte beslissing voldoende aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan bijdragen. Aldus moet de investering in tijd, geld en moeite afgewogen worden tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. In het algemeen zal de aard van deze procedure zich daarom verzetten tegen (uitvoerige) bewijsvoering.
2.11.
In dit geval ziet de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van dat uitgangspunt. Tot dat oordeel heeft bijgedragen dat het verstrekken van een bewijsopdracht naar verwachting zal leiden tot een (zodanig) uitvoerige instructie, met alle daarmee gepaard gaande hoeveelheid tijd, kosten en moeite, dat dit zich niet verhoudt met de aard van de deelgeschilprocedure.
2.12.
Het verzoek zal daarom op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen. Voor de beoordeling en beantwoording van de vragen in deze zaak is het voeren van een gewone (bodem)procedure de aangewezen weg.
Kosten deelgeschil
2.13.
Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv dient de kantonrechter, ook als het verzoek wordt afgewezen, de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, tenzij dit verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter sprake. Voor dit deelgeschil had [verzoeker] , althans zijn gemachtigde, namelijk in redelijkheid al kunnen voorzien dat het zou aankomen op bewijslevering, waarvoor deze procedure zich naar haar aard niet leent.
[verweerster] heeft op de zitting ingestemd met het overleggen door [verzoeker] van foto’s en
e-mailberichten. Zoals hiervoor is geoordeeld, blijkt ook daaruit niet dat het door [verzoeker] gestelde incident aan boord van het vliegtuig heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] nodeloos is ingesteld. De kosten van deze deelgeschil-procedure komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking en hoeven daarom ook niet te worden begroot. Ditzelfde geldt voor de buitengerechtelijke kosten. Ook die kosten zijn om dezelfde reden niet toewijsbaar. Anderzijds biedt de onderhavige deelgeschilprocedure niet de mogelijkheid om [verzoeker] als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van (de gemachtigde van) [verweerster] .

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst het verzoek van [verzoeker] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
764