ECLI:NL:RBROT:2025:14861

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
10/274526-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van artikel 6 Wegenverkeerswet en rijden onder invloed met letsel als gevolg

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beginnend bestuurder die op 15 februari 2024 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol was, reed met zijn bromfiets door rood licht en botste tegen een fietser die op dat moment het kruispunt overstak. Het slachtoffer liep letsel op, waardoor hij tijdelijk niet kon werken en een blijvend litteken in zijn gezicht overhield. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, omdat hij zich roekeloos en onvoorzichtig had gedragen. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op, met een voorwaardelijke rijontzegging van 9 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bijbaan als bezorger en zijn verantwoordelijkheid voor de schadevergoeding aan het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor zowel de dader als het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/274526-24
Datum uitspraak: 5 november 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. H.J.E. Korteweg, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat niet bewezen kan worden dat de verdachte schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De verdediging voert daartoe aan dat op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte door rood licht is gereden, hetgeen de verdachte ook ontkent. In de Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) is op basis van camerabeelden vastgesteld dat de verdachte wel door rood licht moet hebben gereden, maar de verdediging voert aan dat daarbij geen rekening is gehouden met een mogelijke storing in de installatie. Dat de verdachte onder invloed was van alcohol wordt niet ontkend. Onder voornoemde omstandigheden geldt dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, te weten de overtreding van artikel 5 WVW, heeft de verdediging aangevoerd dat niet met zekerheid kan worden geconcludeerd dat door het rijgedrag van de verdachte een reële kans bestond op een ongeval.
De verdachte dient van zowel het primaire als het subsidiaire feit te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 15 februari 2024 op de Laan op Zuid een verkeersongeval heeft plaatsgevonden tussen een bromfiets, met de verdachte als bestuurder, en een fietser (hierna: het slachtoffer). De verdachte reed op de rijbaan van de Laan op Zuid in de richting van de Wilhelminakade. Het slachtoffer reed op het fietspad van de Vuurplaat in de richting van de Brede Hilledijk en stak daarbij de Laan op Zuid over. De verdachte is op het fietspad in botsing gekomen met het slachtoffer. Uit het later uitgevoerde ademonderzoek bleek dat de verdachte onder invloed was van alcohol, wat door de verdachte ook niet wordt ontkend.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt met zich dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Uit de ernst van de gevolgen alleen kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De verdachte ontkent dat hij door rood licht heeft gereden. De rechtbank stelt op basis van de VOA echter vast dat de verdachte met de bromfiets door rood licht is gereden. Uit onderzoek naar de camerabeelden is gebleken dat het slachtoffer het kruispunt is opgereden toen het voor hem geldende verkeerslicht groen uitstraalde, wat volgens de camerabeelden om 21.00.04 uur was. De aanrijding heeft ongeveer om 21.00.07 uur, ongeveer 4 seconden na het op groen springen van het verkeerslicht, plaatsgevonden. Gelet op de ingestelde ontruimingstijd van het kruispunt moet het verkeerslicht van de verdachte ongeveer 8 seconden voor de aanrijding van oranje naar rood zijn overgegaan. Vanaf het begin van de camerabeelden, 21.00.00 uur, is de bromfiets met de verdachte nog niet in beeld. Hieruit volgt de conclusie dat de verdachte door het rode verkeerslicht moet zijn gereden. Tegenover het technische onderzoek staan de verklaringen van de verdachte, zijn vriendin die bij hem achterop zat en een onbekend gebleven omstander, dat de verdachte door oranje heeft gereden. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan het technische onderzoek en gaat dan ook uit van de conclusie van dat onderzoek. De rechtbank gaat bovendien niet mee in het verweer van de verdediging dat niet kan worden uitgesloten dat zich een mogelijke storing in de installatie heeft voorgedaan. Uit het aanvullend VOA rapport volgt namelijk dat er geen aanwijzingen zijn dat op het moment van de aanrijding sprake is geweest van een storing in de verkeersregulatieautomaat.
Het hiervoor beschreven rijgedrag van de verdachte, te weten het onder invloed rijden en het negeren van een rood stoplicht, is onder de gegeven omstandigheden onvoorzichtig en onachtzaam geweest. De verdachte heeft dan ook schuld aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Letsel in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank is net als de verdediging van oordeel dat het letsel van het slachtoffer niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Wel is gebleken dat het slachtoffer enige tijd niet heeft kunnen werken als gevolg van het ongeval. Daarmee stelt de rechtbank vast dat er sprake is van het toebrengen van lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, als bedoeld in artikel 6 WVW.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Het onder 1 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. primair
hij
op
of omstreeks15 februari 2024
te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets
/scooter),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig en
/ofonoplettend en
/ofonachtzaam
en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid
te rijden op de weg, de Laan op Zuid, en naderende een in die weg gelegen oversteekplaats, gelegen ter hoogte van de kruising van die weg met de Vuurplaat
- in strijd met een in zijn rijrichting en voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden, en
/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg/die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en
/of
- ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser eveneens voornoemde kruising op was gereden, en
/of
- ( vervolgens) aldus rijdend tegen die fietser is opgebotst en/of aangereden,
waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het gezicht/op het voorhoofd, ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste, tweede,derde,
vierde of vijfdelid van de Wegenverkeerswet 1994;
2
hij op
of omstreeks15 februari 2024 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, bromfiets
/scooter, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn
/haaradem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 255 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1 primair en 2
eendaadse samenloop van
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet;
en
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een bromfiets schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. De verdachte had te veel gedronken en is door rood licht gereden, waardoor hij het slachtoffer, die op dat moment bij het groene verkeerslicht overstak, heeft aangereden. Ten tijde van het ongeval had de verdachte slechts een maand zijn rijbewijs en was daarmee een beginnend bestuurder. Als gevolg van dit ongeval is bij het slachtoffer letsel ontstaan, waardoor hij enige tijd niet heeft kunnen werken en heeft het slachtoffer een blijvend litteken in zijn gezicht overgehouden.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 oktober 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten nemen in geval van het veroorzaken van een verkeersongeval met lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte als gevolg waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en alcoholgebruik van 255 μg/l tot uitgangspunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen gedurende negen maanden. De rechtbank ziet echter aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken omdat de verdachte een bijbaan heeft als bezorger en daarvoor afhankelijk is van zijn rijbewijs. Bovendien neemt de rechtbank in strafmatigende zin mee dat de verdachte gelijk contact heeft opgenomen met het slachtoffer, zij elkaar hebben ontmoet om het voorval te bespreken, een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten voor het afwikkelen van de schade en de verdachte de op grond van die vaststellingsovereenkomst verschuldigde schadevergoeding inmiddels volledig heeft voldaan. De verdachte heeft hiermee getoond verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn handelen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren en een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van negen maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ontzegtde verdachte ten aanzien van feit 1 primair
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
9 (negen) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. Stolk, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en J.A. Terstegge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. van Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 15 februari 2024
te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (
bromfiets/scooter),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid
te rijden op de weg, de Laan op Zuid, en naderende een in die weg gelegen oversteekplaats, gelegen ter hoogte van de kruising van die weg met de Vuurplaat
- in strijd met een in zijn rijrichting en voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden, en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg/die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van rechts komende fietser eveneens voornoemde kruising op was gereden, en/of
- ( vervolgens) aldus rijdend tegen die fietser is opgebotst en/of aangereden,
waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het gezicht/op het voorhoofd, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 15 februari 2024
te Rotterdam
als bestuurder van een voertuig (
bromfiets/scooter),
zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd althans kon worden gehinderd,
daarmee rijdende op de weg, de Laan op Zuid, en naderende een in die weg gelegen oversteekplaats, gelegen ter hoogte van de kruising van die weg met de Vuurplaat,
- in strijd met een in zijn rijrichting en voor hem geldend rood licht uitstralend verkeerslicht die kruising is opgereden, en/of
- ( daarbij) zijn snelheid niet zodanig heeft aangepast dat hij in staat was zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg/die kruising kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
- ( aldus rijdende) niet of niet tijdig heeft opgemerkt dat een voor hem, verdachte, van rechts
komende fietser eveneens voornoemde kruising op was gereden, en/of
- ( vervolgens) aldus rijdend tegen die fietser is opgebotst of aangereden, waardoor die fietser (genaamd [slachtoffer] ) gewond is geraakt;
2
hij op of omstreeks 15 februari 2024 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig, bromfiets/scooter, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn/haar adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 255 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt.