ECLI:NL:RBROT:2025:13648

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
25-004333 en 25-004336 en 25-004341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid en procedure rond inbeslagname van gegevens onder verschoningsrecht in het kader van strafrechtelijke onderzoeken

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 november 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige raadkamer over klaagschriften van drie klagers tegen de inbeslagname van goederen en gegevens die zijn verkregen tijdens doorzoekingen op 5 februari 2025. Deze doorzoekingen vonden plaats in het kader van een onderzoek naar georganiseerde BTW-fraude, op verzoek van een Belgische gedelegeerd Europees aanklager. De klagers, vertegenwoordigd door hun raadslieden, betwisten de rechtmatigheid van de inbeslagname, met name omdat zij stellen dat het gaat om gegevens waarop het verschoningsrecht van toepassing is. De rechtbank oordeelt dat de filtering van inbeslaggenomen voorwerpen op stukken die onder het verschoningsrecht vallen, onderdeel uitmaakt van de procedure rond het beslag en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om deze filtering uit te voeren. De rechtbank heeft de behandeling van de klaagschriften aangehouden en de officier van justitie opgedragen om de stukken in handen van de rechter-commissaris te stellen, zodat de klagers zich kunnen uitlaten over het verschoningsrecht. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de klagers ontvankelijk zijn in hun beklag, maar heeft het verzoek om inzage in bepaalde stukken afgewezen, omdat het belang van vertrouwelijkheid zwaarder weegt dan het belang van volledige inzage voor de verdediging. De rechtbank heeft zich bevoegd verklaard tot de behandeling van het beklag en het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Raadkamernummers: 25-004333 ([klager 1]),
25-004336 ([klager 2])
25-004341 ([klager 3])
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige raadkamer, op de klaagschriften van:

[klager 1],

wonende op het adres [adres 1], [postcode 1] [plaatsnaam 1],

[klager 2],

gevestigd te ([postcode 2]) [plaatsnaam 2], [adres 2],

[klager 3],

gevestigd te ([postcode 2]) [plaatsnaam 2], [adres 2],
hierna te noemen: de klagers,
allen voor deze zaak domicilie kiezende te Amsterdam,
ten kantore van hun raadslieden mr. R. Jeronimus en mr. R.J. de Jong.

Procedure

Op 12 februari 2025 zijn op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) voormelde klaagschriften ingediend.
De klaagschriften zijn op 16 oktober 2025 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. P.P.A.M. Notenboom en de gemachtigde raadslieden mrs. Jeronimus, de Jong en Verschoor zijn gehoord.

Feiten

Op 5 februari 2025 hebben doorzoekingen plaatsgevonden in de woning van [klager 1] in [plaatsnaam 1] en in de bedrijfspanden van [klager 2] en [klager 3] in [plaatsnaam 2]. Deze doorzoekingen hebben plaatsgevonden op verzoek van de Belgische gedelegeerd Europees aanklager (EDP) in het kader van – kortgezegd – georganiseerde BTW-fraude en daarmee verbonden strafbare feiten, zoals valsheid in geschrift over de jaren 2023 en 2024. Tijdens de doorzoekingen zijn diverse fysieke goederen/documenten/gegevens(dragers) in beslag genomen en zijn er digitale gegevens vastgelegd. Het beslag is gelegd op basis van de toewijzing aan de Nederlandse EDP op grond van artikel 31 van de EOM-Verordening (EU 2017/1939) door de Belgische EDP.

Standpunt klagers

De klaagschriften zijn gericht tegen de inbeslagname van goederen/documenten/gegevensdragers en kennisneming en gebruik van gegevens, in beslag genomen door middel van kopieën (
images) die tijdens de doorzoekingen van 5 februari 2025 zijn gemaakt van diverse (
cloud)gegevensdragers.
De raadslieden hebben gesteld dat het gaat om de inbeslagname van gegevens waarop het verschoningsrecht van toepassing is, waardoor er bezwaar bestaat tegen verstrekking van deze gegevens aan de Belgische gedelegeerd Europees aanklager voordat er door een rechtercommissaris een inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden en de vertrouwelijke informatie zodoende uit de bestanden is gefilterd. De klaagschriften strekken tot aanhouding van de behandeling van de klaagschriften, totdat door de rechter-commissaris een beslissing is genomen ex artikel 98 Sv ten aanzien van het in beslag genomen verschoningsgerechtigde materiaal. Ter zitting zijn de klaagschriften op dit punt aangevuld. Nu is gebleken dat de inbeslaggenomen gegevens inmiddels al zijn overgedragen aan België, dient dit te leiden tot teruggave van de gegevens vanuit België en de vernietiging van de gegevens.
Voorts wordt in de klaagschriften verzocht klagers (primair geheel subsidiair gedeeltelijk) kennis te laten nemen van de op de zaken betrekking hebbende stukken. Klagers hebben recht op inzage in de procesdossiers, op grond van art. 23, vijfde lid, Sv. Nu er stukken ontbreken (de artikel 31-maatregel, de aanvullende verzoeken en het EBB), kan de rechtmatigheid van de inbeslagnemingen niet worden beoordeeld. Meer subsidiair wordt de rechtbank verzocht de rechtmatigheid van de inbeslagnemingen te toetsen aan de hand van de door de rechtbank ontvangen stukken.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft (primair) geconcludeerd dat de rechtbank Rotterdam onbevoegd is voor zover de klaagschriften betrekking hebben op de inbeslagname in [plaatsnaam 2]. Er vindt namelijk geen vervolging plaats voor het Rotterdamse gerecht. Artikel 552a, lid 4 Sv is van toepassing.
De klagers dienen (subsidiair) niet-ontvankelijk te worden verklaard met betrekking tot de reeds overgedragen stukken. De klaagschriften hebben namelijk primair tot doel het inbeslaggenomen materiaal te filteren. Daarvoor is artikel 552a Sv niet bedoeld. Artikel 98 Sv zou eventueel wel die ingang bieden, maar die procedures lopen niet in deze zaak. Meer subsidiair dienen de klaagschriften ongegrond te worden verklaard. Inderdaad is er sprake van inbeslagname van gegevens die mogelijk onder het verschoningsrecht vallen, om die reden zijn de overgedragen gegevens nog “bevroren” zodat niemand hiervan kan kennisnemen, doch de filtering dient te vallen onder de beoordeling van de rechter in de verzoekende lidstaat. Er is dan ook geen reden waarom de filtering binnen dit EOM-onderzoek in Nederland moet plaatsvinden gelet op het feit dat de Nederlandse EDP optreedt als assisterend EDP.
Het verzoek van de verdediging om kennisneming van de stukken dient te worden afgewezen. Uit artikel 23, lid 5 Sv volgt dat kennisname achterwege kan blijven in het belang van het onderzoek. De behandelend EDP heeft aangegeven dat er bezwaar bestaat tegen inzage/verstrekking om onderzoeksredenen.

Bevoegdheid

Uit de stukken is gebleken dat er op het vestigingsadres van [klager 2] en [klager 3] te [plaatsnaam 2] doorzoekingen hebben plaatsgevonden op 5 februari 2025. Dit is gedaan door de FIOD op basis van een grensoverschrijdende onderzoeksmaatregel uitgevaardigd door een gedelegeerd Europees aanklager uit een andere lidstaat. Bij de doorzoeking zijn goederen in beslag genomen. Er is op de locatie bij beide vestigingen een brief achtergelaten waarin staat vermeld dat een belanghebbende ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen op grond van artikel 552a Wetboek van Strafvordering een klaagschrift kan indienen bij de rechtbank te Rotterdam.
Wat er ook van de juistheid van die informatie zij, de rechtbank Rotterdam acht zich daaraan wel gebonden en daarmee bevoegd om van de klaagschriften kennis te nemen.

Beoordeling klacht

Inbeslaggenomen verschoningsgerechtigd materiaal
Op 5 februari 2025 zijn er bij de verschillende doorzoekingen (digitale) gegevens ex artikel 94 Sv in beslag genomen door de Nederlandse EDP (als assisterend EDP) en overgedragen aan de Belgische EDP (de behandelende EDP). Daaronder bevindt zich mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal. Klagers zijn zelf geen verschoningsgerechtigden, maar hebben als belanghebbenden geklaagd over de inbeslagname van deze gegevens. Artikel 552a Sv biedt hiertoe de mogelijkheid.
De toetsing van de rechtvaardiging en vaststelling van de maatregel (in casu beslag) is voorbehouden aan de rechter in de lidstaat van verzoekende gedelegeerde Europees aanklager (de behandelend EDP), terwijl de tenuitvoerlegging van die handeling moet worden getoetst door een rechter in de lidstaat van de behandelend gedelegeerd Europees aanklager (de assisterend EDP) wanneer er sprake is van een ernstige inmenging in de rechten van de betrokkene die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden gewaarborgd (Arrest HvJ EU (Grote Kamer) 21 december 2023, ECLI:EU:2023:1018, par. 72-73).
De filtering van de inbeslaggenomen voorwerpen op stukken die onder het verschoningsrecht vallen, is onderdeel van de procedure rond het beslag en valt als zodanig onder de tenuitvoerlegging van de onderzoeksmaatregel. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat in het kader van de tenuitvoerlegging van de maatregel ook de filtering van de inbeslaggenomen voorwerpen door de Nederlandse rechter is toegestaan.
De Hoge Raad heeft in haar arrest van 16 oktober 2018 overwogen dat het op grond van artikel 98 Sv het eerst aan de rechter-commissaris is om te beslissen over een beroep op het verschoningsrecht dat is gedaan ten aanzien van de in beslag genomen stukken dan wel vastgelegde gegevens die zijn opgeslagen op gegevensdragers. In artikel 98 Sv is bepaald welke procedure hiervoor moet worden gevolgd en dit is nader toegelicht in de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. onder meer Hoge Raad 16 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1960 en Hoge Raad 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1048).
Het onderzoek of zich tussen de in beslag genomen stukken en vastgelegde en uitgeleverde gegevens stukken bevinden die mogelijk onder het verschoningsrecht vallen is nog niet verricht, nu door de verdediging dergelijke verzoeken aan de rechter-commissaris niet zijn gedaan. De rechtbank zal dan ook de behandeling van de klaagschriften aanhouden en de stukken in handen van de rechter-commissaris stellen, teneinde een beschikking te geven ex artikel 98 Sv. Klagers zullen daarbij in de gelegenheid gesteld worden om zich gemotiveerd uit te laten over het verschoningsrecht met betrekking tot het inbeslaggenomene op grond waarvan de rechter-commissaris vervolgens zal beslissen over het door klagers gedane beroep op het verschoningsrecht (en waar nodig erop kan toezien dat alle stukken die vallen onder het verschoningsrecht worden teruggegeven dan wel worden vernietigd).
Kennisneming zaakstukken
De rechtbank wijst het verzoek van klagers om nadere stukken (de artikel 31 maatregel, de aanvullende verzoeken en het EBB) te mogen inzien af. De rechter oordeelt dat het belang van vertrouwelijkheid van de genoemde stukken, waarin mogelijk meerdere en nog niet uitgevoerde handelingen worden beschreven, zwaarder weegt dan het belang van volledige inzage voor de verdediging. De rechtbank heeft zelf wél inzage gehad in de stukken met betrekking tot de onderzoeksmaatregel en stelt vast dat deze mede betrekking hebben op klagers.
Het Europees Openbaar Ministerie stelt dat de inbeslagneming rechtmatig is uitgevoerd.
De maatregel is uitgevoerd op verzoek van de Belgische EDP en de Nederlandse rechter toetst slechts de formele vereisten bij de tenuitvoerlegging, niet de rechtmatigheid of proportionaliteit van het beslag.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het beslag verder is voldaan aan de formele vereisten. Dat er zich mogelijk verschoninggerechtigde gegevens onder het inbeslaggenomene bevinden, maakt dat niet anders.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich bevoegd tot de behandeling van het beklag;
- verklaart de klagers ontvankelijk in het beklag;
- heropent het onderzoek in raadkamer en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd;
- geeft opdracht aan de officier van justitie om de stukken in handen van de
rechter-commissaris in de rechtbank te stellen om op de voet van artikel 98 Sv de
klagers alsnog in de gelegenheid te stellen zich gemotiveerd uit te laten over het
verschoningsrecht met betrekking tot de in beslag genomen stukken en vastgelegde
en uitgeleverde gegevens en vervolgens te beslissen over het gedane beroep op het
verschoningsrecht;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. J. van de Klashorst en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2025.