ECLI:NL:RBROT:2025:1358

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
11123856 CV EXPL 24-13541
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging van een overeenkomst van opdracht en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiser, handelend onder de naam [handelsnaam], en Staffing Management Services B.V. De eiser vordert een schadevergoeding van € 13.629,44 van Staffing MS, omdat hij van mening is dat de opzegging van zijn overeenkomst van opdracht door Alliander, waar hij werkzaamheden zou verrichten, onterecht was. De overeenkomst was aangegaan voor de periode van 10 juli 2023 tot 31 december 2023, maar werd op 19 juli 2023 per direct opgezegd. De eiser stelt dat er een opzegtermijn van een maand in acht had moeten worden genomen en dat de opzegging in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Staffing MS betwist dit en stelt dat de opzegging gerechtvaardigd was op basis van de Inhuurvoorwaarden.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat Staffing MS de opzegtermijn niet in acht heeft genomen. De kantonrechter oordeelt dat de opzegging niet per direct kon plaatsvinden, omdat de eiser geen gelegenheid heeft gehad om zijn prestaties te verbeteren. De kantonrechter concludeert dat de opzegtermijn van één maand van toepassing is, en dat Staffing MS schadeplichtig is geworden door de opzegging zonder deze termijn in acht te nemen. De eiser heeft recht op een schadevergoeding van € 13.173,33, die door Staffing MS moet worden betaald, evenals de wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11123856 CV EXPL 24-13541
datum uitspraak: 31 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser] ,die handelt onder de naam
[handelsnaam],
gevestigd te Haarlem,
eiser,
gemachtigde: mr. C. Hofmans, advocaat te Amsterdam,
tegen
Staffing Management Services B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: A. Ishimwe, bedrijfsjurist.
Partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ en ‘Staffing MS’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 mei 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlage;
  • de spreekaantekeningen namens Staffing MS.
1.2.
Op 22 oktober 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken met:
  • [eiser] en mr. Hofmans;
  • mr. T. ten Veldhuijs en A. Ishimwe (beiden juristen werkzaam bij Staffing MS).

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Deze zaak gaat over de overeenkomst van opdracht tussen Staffing MS en [eiser] , op basis waarvan [eiser] werkzaamheden zou verrichten bij Alliander van 10 juli 2023 tot 31 december 2023. De opdracht is echter op 19 juli 2023 per direct opgezegd door Alliander. [eiser] stelt dat een maand opzegtermijn in acht had moeten worden genomen en dat het vroegtijdig opzeggen van de opdracht in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, waardoor Staffing MS schadeplichtig is tegenover hem. Hij vordert dat Staffing MS wordt veroordeeld om aan hem te betalen € 13.629,44 met rente en kosten. Staffing MS is het daar niet mee eens. De geschilpunten tussen partijen gaan over uitleg van de toepasselijke voorwaarden en over de vraag of aan alle vereisten voor opzegging per direct is voldaan. De kantonrechter oordeelt dat Staffing MS schadeplichtig heeft opgezegd en zij wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 13.173,33 met rente en kosten. Hierna wordt die beslissing uitgelegd.
De vereisten voor opzegging per direct
2.2.
Op de opdracht zijn de ‘Inhuurvoorwaarden Alliander voor zelfstandig professional’ (hierna: de Inhuurvoorwaarden) van toepassing. Partijen zijn het erover eens dat Alliander de opdracht per direct heeft opgezegd op basis van artikel 4.4 van de Inhuurvoorwaarden met de stelling dat [eiser] prestaties beneden verwachting waren. In artikel 4.4 wordt Alliander aangeduid als ‘Opdrachtgever’ en [eiser] als ‘Opdrachtnemer’. In artikel 4.4 staat:
“Een overeenkomst kan door Opdrachtgever/Staffing MS tussentijds met onmiddellijke ingang worden beëindigd indien naar het oordeel van Opdrachtgever de geleverde prestaties van Opdrachtnemer (nadat een periode tot herstel is gegeven), beneden verwachting blijven, dan wel om andere zwaarwegende redenen. (…)”
2.3.
[eiser] stelt dat Alliander de opdracht niet per direct mocht opzeggen omdat hem geen periode voor verbetering is gegeven. Dat is volgens hem wel een vereiste voor het per direct mogen opzeggen van de opdracht. Staffing MS denkt daar anders over. Staffing MS stelt dat het geven van een herstelperiode geen voorwaarde is, maar een optie. Volgens haar biedt het artikel ruimte voor situaties waarin beëindiging per direct zonder een verbeterperiode is gerechtvaardigd. Dat leidt zij af uit het feit dat het zinsdeel dat gaat over het geven van een periode tot herstel tussen haakjes is geplaatst.
2.4.
De kantonrechter gaat niet mee met de uitleg die Staffing MS geeft aan artikel 4.4. Uit het enkele feit dat het zinsdeel over het geven van een periode tot herstel tussen haakjes staat, kan niet worden afgeleid dat een herstelperiode optioneel is. Als tussen de haakjes ‘eventueel’ was toegevoegd of woorden van gelijke strekking, dan was dat mogelijk anders geweest, maar een dergelijke toevoeging ontbreekt. Bovendien zou, als de uitleg van Staffing MS zou worden gevolgd, onduidelijkheid worden gecreëerd voor de contracterende partijen over de vraag in welke situaties wel en in welke situaties niet een periode tot herstel wordt gegeven.
2.5.
De artikelen van de overeenkomst van opdracht tussen [eiser] en Staffing MS die door Staffing MS in de spreekaantekeningen worden genoemd zijn niet relevant, omdat die artikelen betrekking hebben op de ontbinding van de overeenkomst tussen [eiser] en Staffing MS door laatstgenoemde (en niet door Alliander). Gelet op de formulering van artikel 4.4 van de Inhuurvoorwaarden kan de kantonrechter geen andere conclusie trekken dan dat de opdracht niet eerder per direct kan worden opgezegd, dan nadat Opdrachtnemer een periode tot herstel van zijn prestaties heeft gekregen en de geleverde prestaties naar het oordeel van Alliander beneden verwachting blijven.
Geen periode tot herstel gegeven
2.6.
De vraag is of is voldaan aan de vereisten voor opzegging van de opdracht per direct op basis van artikel 4.4 van de Inhuurvoorwaarden.
2.7.
[eiser] is het niet eens met de redenen die Alliander heeft genoemd voor opzegging. Ook stelt hij dat hij geen mogelijkheid heeft gehad om zijn vermeende slechte prestaties te verbeteren. Staffing MS voert aan dat naar oordeel van Alliander de prestaties van [eiser] als professional met jarenlange ervaring beneden peil waren en dat hij wel degelijk de mogelijkheid heeft gehad tot herstel. Staffing MS licht in dit kader toe wat de ervaringen waren van de manager en andere werknemers van Alliander.
2.8.
Wat er verder ook zij van de verwachtingen en de geleverde prestaties, nergens blijkt uit dat aan [eiser] – ergens tijdens de zes dagen waarin hij werkzaamheden heeft verricht bij Alliander – is medegedeeld dat Alliander meent dat zijn prestaties beneden verwachting zijn en dat hem de mogelijkheid is gegeven om te verbeteren. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat geen periode tot herstel is gegeven. Dat brengt mee dat de opdracht niet per direct kan worden opgezegd op basis van artikel 4.4 van de Inhuurvoorwaarden.
Opzegtermijn afhankelijk van de duur van de inzet
2.9.
De opdracht kan ook buiten het geval genoemd in artikel 4.4 worden opgezegd door Alliander, maar dan wel met inachtneming van een opzegtermijn. Daarover is in artikel 4.3 van de Inhuurvoorwaarden het volgende bepaald:
“(…) Opdrachtgever/Staffing MS is gerechtigd deze overeenkomst voor Opdrachtnemer gedeeltelijk of in zijn geheel te beëindigen met in achtneming van een opzegtermijn van:
a.
5 dagen bij inzet van 1 t/m 12 weken;
b.
1 maand bij inzet van 13 weken of meer; (…)”
2.10.
Partijen verschillen van mening over wat er onder de in artikel 4.3 genoemde ‘inzet’ moet worden verstaan. [eiser] stelt dat daarmee wordt bedoeld de afgesproken periode waarin [eiser] werkzaamheden zou verrichten. Staffing MS voert aan dat het gaat om de feitelijke inzet, omdat niet wordt verwezen naar de afgesproken duur van de opdracht. Staffing MS zoekt hierbij aansluiting bij het wettelijk regime voor opzegtermijnen bij arbeidsovereenkomsten, waarbij de opzegtermijnen afhankelijk zijn van de feitelijke duur van de arbeidsovereenkomst en niet van de afgesproken duur.
2.11.
De kantonrechter neemt in overweging dat een opzegtermijn de wederpartij van de opzeggende partij gelegenheid geeft om de gevolgen van de opzegging van de opdracht zoveel mogelijk te ondervangen. Als de opdrachtgever opzegt, zal de opdrachtnemer een nieuwe opdrachtgever moeten zoeken om de financiële gevolgen van het verlies van de opdracht te ondervangen. Met dat in het achterhoofd, komt het de kantonrechter aannemelijker voor dat de verschillende opzegtermijnen zijn gerelateerd aan de afgesproken periode voor de opdracht, zoals [eiser] stelt. Immers aannemelijk is dat [eiser] niet gericht op zoek was naar een vervangende opdracht, omdat de opdracht bij Staffing MS immers gold voor een periode van 5½ maand. Zou het gaan om een opdracht van minder dan 13 weken, dan is het aan de Opdrachtnemer om van begin af op zoek te gaan naar een opvolgende opdracht. Vanuit die optiek is verklaarbaar dat in dat geval een opzegtermijn geldt van 5 dagen en in het andere geval een opzegtermijn van één maand. Als de uitleg van Staffing MS zou worden gevolgd, heeft de opdrachtnemer ongeacht de afgesproken duur van de opdracht (en de periode waarvoor de opdrachtnemer in eerste instantie geen andere opdrachtgever zal hebben) slechts vijf dagen om de gevolgen van de opzegging van de opdracht te ondervangen als de opdrachtgever al op de eerste dag opzegt. Het ontbreken van een uitdrukkelijke verwijzing naar de afgesproken duur van de opdracht maakt niet dat onder ‘inzet’ iets anders dan die afgesproken duur van de opdracht moet worden verstaan. Een overtuigende reden om uit te gaan van het relateren van de verschillende opzegtermijnen aan de duur van de feitelijk gewerkte periode is niet gesteld. Staffing MS zoekt dan wel aansluiting bij het wettelijke regime voor opzegtermijnen bij arbeidsovereenkomsten, maar de kantonrechter acht dat niet passend. Bij arbeidsovereenkomsten gaat het veelal om contracten voor onbepaalde tijd, waarbij een opzegtermijn simpelweg niet kan worden gerelateerd aan een vooraf afgesproken periode. De conclusie is dat een opzegtermijn van één maand te gelden heeft in het geval van [eiser] .
Geen opzegtermijn in acht genomen: Staffing MS moet vergoeding betalen
2.12.
Vast staat dat Staffing MS niet de vereiste opzegtermijn in acht heeft genomen bij het opzeggen van de opdracht, zodat Staffing MS schadeplichtig is geworden. Zij is verplicht de vergoeding van [eiser] door te betalen, waarop hij recht zou hebben gehad als wel de correcte opzegtermijn in acht was genomen. De overeenkomst van opdracht is aangegaan voor 32 uur per week en een vergoeding van € 95,00 per uur is. De vergoeding per week bedraagt dan € 3.040,00. Per maand correspondeert dat bedrag met € 13.173,33 te weten
(13 x € 3040,00 : 3), zodat genoemd bedrag van € 13.173,33 toewijsbaar is.
2.13.
Terecht heeft Staffing MS gesteld dat bruto en netto, zoals door [eiser] gesteld, niet aan de orde is, aangezien geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en Staffing MS dus niet gehouden is om loonbelasting en/of premies in te houden. Genoemd bedrag geldt dan ook als een netto bedrag, zonder dat Staffing MS gehouden is om dat bedrag te bruteren en daarover belasting en/of premies af te dragen.
2.14.
De verwijzing van Staffing MS naar artikel 6.2 van de toepasselijke voorwaarden waarin bepaald is dat de Opdrachtnemer geen recht heeft op honorarium indien hij
‘om welke reden dan ook (zoals ziekte of vakantie) niet in staat is de opdracht uit te voeren’vormt naar het oordeel van de kantonrechter geen reden voor afwijzing van de vordering. Duidelijk is immers dat deze bepaling niet is geschreven voor de onderhavige situatie waarin de overeengekomen opzegtermijn niet in acht is genomen. Zou dat wel het geval zijn, dan zou de bepaling omtrent de opzegtermijn volledig zinledig zijn en zou op het niet naleven van de opzegtermijn geen enkele sanctie staan. Bovendien is genoemd artikel 6.2 niet van toepassing op deze situatie aangezien [eiser] wel
‘in staat’was de opdracht uit te voeren, maar hij daartoe niet meer in de gelegenheid is gesteld door Staffing MS.
2.15.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat uitgegaan moet worden van een uurtarief van € 96,80 in plaats van € 95,00 en dat hij over de opzegtermijn de service fee van € 1,80 niet langer verschuldigd is. Bij de berekening van de schadevergoeding moet naar het oordeel van de kantonrechter worden uitgegaan van de vergoeding die [eiser] gekregen zou hebben als Staffing MS de geldende opzegtermijn wél in acht had genomen. Daarom moet wel degelijk worden uitgegaan van een uurtarief van € 95,00 zoals hiervoor ook gedaan is.
Rente
2.16.
[eiser] heeft de wettelijke rente gevorderd vanaf 19 augustus 2023, de einddatum van de overeenkomst. Voor die ingangsdatum heeft hij echter geen grondslag gesteld. In artikel 2.1. van de toepasselijke inhuurvoorwaarden is een betalingstermijn vermeld van 34 dagen na ontvangst c.q. goedkeuring van de uren in het systeem van de opdrachtgever. Nu [eiser] geen deugdelijke grondslag heeft gesteld voor een eerdere ingangsdatum van de wettelijke rente wordt die rente toegewezen vanaf de dag der dagvaarding, te weten 14 mei 2024. Aangezien de overeenkomst tussen [eiser] en Staffing MS een handelsovereenkomst is, gaat het om de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.17.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 911,29 althans subsidiair € 908,76 wordt toegewezen tot slechts € 40,00. Dit is het bedrag waarop [eiser] recht heeft vanaf de dag na de uiterste betaaldatum (artikel 6:96 lid 4 BW). [eiser] heeft niet gesteld dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Daarom bestaat geen recht op een hogere vergoeding. De rente over € 40,00 wordt toegewezen zoals gevorderd.
Proceskosten
2.18.
De proceskosten komen voor rekening van Staffing MS, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die Staffing MS aan [eiser] moet betalen op € 139,42 aan dagvaardingskosten, € 706,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.792,42. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.19.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat vordert en Staffing MS daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt Staffing MS om aan [eiser] te betalen € 13.173,33 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 14 mei 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt Staffing MS om aan [eiser] te betalen € 40,00 met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt Staffing MS in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.792,42 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
34286