ECLI:NL:RBROT:2025:13407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
19 november 2025
Zaaknummer
C/10/696821 HA ZA 25-273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige onttrekking van gelden uit nalatenschap door gevolmachtigde mantelzorger

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 november 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure over de nalatenschap van de heer [erflater]. De executeur, [naam excuteur] q.q., heeft [persoon A], de mantelzorger en gevolmachtigde van de erflater, aangeklaagd wegens onrechtmatige onttrekking van gelden aan de nalatenschap. De rechtbank oordeelt dat [persoon A] op onrechtmatige wijze een bedrag van € 63.775,84 aan het vermogen van de erflater heeft onttrokken. De rechtbank stelt vast dat de erflater, gezien zijn geestelijke gesteldheid, vanaf medio 2019 in een kwetsbare en afhankelijke positie verkeerde, waarvan [persoon A] op de hoogte was. Hierdoor rustte er op haar een bijzondere zorgplicht. De rechtbank concludeert dat [persoon A] financieel misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie en dat zij niet gerechtigd was om giften te doen of loon te ontvangen op basis van het levenstestament van de erflater. De rechtbank wijst de vordering van de executeur tot terugbetaling van het onrechtmatig onttrokken bedrag toe en veroordeelt [persoon A] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer/rolnummer: C/10/ 696821 HA ZA 25-273
Vonnis van 12 november 2025
in de zaak van
[naam excuteur] q.q., in haar hoedanigheid als executeur in de nalatenschap van de heer [erflater] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat: mr. M. van Gastel, Hellevoetsluis,
tegen:
[persoon A],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaten: mr. J.M.H. Devis en mr. L.C.C. Martin, (DAS) Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [naam excuteur] q.q.’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 14 maart 2025, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 4 juni 2025, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met bijlage;
  • de aanvullende bijlage van de zijde van [naam excuteur] q.q.
1.2.
Op 25 september 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken. Aanwezig waren [naam excuteur] q.q. met mr. Van Gastel, en [persoon A] met mrs. Devis en Martin. Ook aanwezig waren mevrouw [persoon B] , de heer [persoon C] , mevrouw [persoon D] namens het KWF, de heer [persoon E] namens Artsen zonder Grenzen, [persoon F] en [persoon G] .

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
De zaak gaat over de nalatenschap van [erflater] , (hierna: erflater). Erflater is op [overlijdensdatum] overleden. Erflater is nimmer gehuwd geweest en hij heeft geen afstammelingen achtergelaten. Hij heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. [persoon A] was zijn mantelzorger en gevolmachtigde.
De vraag die beantwoord moet worden is of [persoon A] de nalatenschap heeft benadeeld. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
De tweede vraag die beantwoord moet worden is wat de omvang van de benadeling is. De rechtbank komt tot een bedrag van € 63.775,84.
Feiten die voor de beslissing van belang zijn
2.2.
Erflater is in januari 2018 naast [persoon A] komen wonen. Eind januari 2018 is hij opgenomen in een afkickkliniek vanwege een alcoholverslaving. Na terugkomst in zijn woning heeft [persoon A] zich het lot van erflater aangetrokken en hem ondersteund.
[persoon A] was vanaf maart 2018 gemachtigd met betrekking tot de ING betaalrekening van erflater en zij beschikte vanaf juni 2018 over een betaalpas.
2.3.
Erflater heeft op 30 april 2019 een testament laten opmaken. Daarin heeft hij tot zijn erfgenamen benoemd:
a. zijn zus [persoon B] ;
b. Artsen zonder Grenzen;
c. Stichting Koningin Wilhelmina Fonds voor de Nederlandse Kankerbestrijding;
d. Amnesty International, Afdeling Nederland.
Ook heeft erflater bij testament van 30 april 2019 [persoon A] tot executeur benoemd.
2.4.
Op dezelfde datum is (voor de derde keer) het levenstestament van erflater gewijzigd. Daarin heeft hij [persoon A] als gevolmachtigde benoemd en bij ontstentenis van [persoon A] zijn zus [persoon B] en zijn nicht [persoon H] .
Het levenstestament bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
I. VERLENING ALGEMENE VOLMACHT(…)
Volmacht gaat direct in
De volmacht kan uitgeoefend worden vanaf het moment direct na het ondertekenen van de akte, tot aan het moment dat de volmacht eindigt. (…)
II. ALGEMENE BEPALINGEN(…)
Als wederpartij van mij optreden
De gevolmachtigde is niet bevoegd om als wederpartij van mij op te treden, met dien verstande dat de gevolmachtigde wel bevoegd is tot betaling aan zichzelf van gemaakte onkosten.(…)
III. BEVOEGDHEDEN VAN DE GEVOLMACHTIGDE(…)
In afwijking van het vorenstaande is de gevolmachtigde evenwel niet bevoegd om: (…)
3. giften te doen.(…)
IV. AANWIJZINGEN VOOR DE GEVOLMACHTIGDE(…)
Tijdelijke wilsonbekwaamheid of tijdelijke feitelijke onbekwaamheid
Als ik naar verwachting tijdelijk ten gevolge van ziekte, afwezigheid of een andere oorzaak in de onmogelijkheid verkeer mijn belangen te behartigen en/of mijn wil te bepalen, wil ik dat de gevolmachtigde zich bij het gebruik van deze volmacht terughoudend opstelt. Daarmee bedoel ik dat de gevolmachtigde zich beperkt tot rechtshandelingen die passen in de dagelijkse gang van zaken, het uitvoeren van eventuele reeds bestaande overeenkomsten en het verrichten van handelingen die geen uitstel kunnen dulden.(…)
Geen giften
De gevolmachtigde mag geen giften doen. (…) Het gebruik van deze volmacht voor het doen van giften, is niet een gebruik in mijn belang. Daarmee staat vast dat de gevolmachtigde die desalniettemin namens mij giften doet, handelt in strijd met wat hij behoort te doen zodat hij jegens mij of mijn erfgenamen schadeplichtig wordt. (…)
Goed vertegenwoordigerschap
Ik vraag mijn gevolmachtigde zich te gedragen als een goed vertegenwoordiger. Ik ken de gevolmachtigde uitdrukkelijk de bevoegdheid toe om namens mij rechtshandelingen met zichzelf als wederpartij te verrichten binnen het kader van de aanwijzingen opgenomen onder IV.(…)
IV. REKENING EN VERANTWOORDING
De gevolmachtigde is verplicht jaarlijks rekening en verantwoording aan mij af te leggen over de voorafgaande periode. Na goedkeuring van de rekening en verantwoording zal ik de gevolmachtigde décharge verlenen.(…)
Als ik niet meer in staat ben om de rekening en verantwoording in ontvangst te nemen, legt de gevolmachtigde rekening en verantwoording af aan mijn zuster mevrouw [persoon B] (…)
Mijn erfgenamen en/of de eventueel door mij benoemde executeur kunnen verlangen dat de gevolmachtigde aan hen rekening en verantwoording aflegt over de periode waarover tijdens mijn leven geen rekening en verantwoording is afgelegd en in ieder geval over het laatste jaar voorafgaand aan mijn overlijden.
Indien uit die rekening en verantwoording mocht blijken dat de gevolmachtigde mijn belangen niet zo heeft behartigd als in redelijkheid van hem verwacht zou mogen worden en ik hierdoor schade heb geleden, is hij verplicht deze schade aan mij, dan wel mijn erfgenamen te vergoeden.(…)
VIII. OVERIGE BEPALINGEN
Onkosten/loon gevolmachtigde en medisch gevolmachtigde
Een gevolmachtigde, waaronder begrepen de medisch gevolmachtigde, mag de onkosten die hij maakt in de uitvoering van dit levenstestament bij mij in rekening brengen, voor zover de gemaakte kosten passend zijn.
Een gevolmachtigde, waaronder begrepen de medisch gevolmachtigde, mag bij mij geen loon in rekening brengen.(…)”
2.5.
Na het passeren van het levenstestament heeft [naam excuteur] q.q. [persoon A] uitgelegd wat zij wel en niet mocht en haar laten weten dat zij als gevolmachtigde geen giften mocht doen en geen loon mocht ontvangen.
2.6.
Op 2 augustus 2019 werd bij erflater de diagnose “cognitieve stoornissen en loopstoornis bij alcoholabusus” vastgesteld. Op 20 september 2019 is een zorgzwaartepakket (ZZP)-5 indicatie voor dementie met intensieve zorg aangevraagd. Erflater, die een voorgeschiedenis had met een alcoholverslaving en opname in een afkickkliniek, is per 10 oktober 2019 definitief verhuisd naar Zorgvilla Jacobahof in Oostvoorne. [persoon A] was de contactpersoon.
2.7.
Op 11 november 2019 is door een neuroloog “vasculaire dementie met loopstoornis” vastgesteld en op 17 december 2019 is een ZZP-5 indicatie voor beschermd wonen met intensieve dementiezorg toegekend.
Erflater kreeg op 5 augustus 2021 een infectie, en op 6 augustus 2021 een acuut lacunair herseninfarct, waarna hij op [overlijdensdatum] is overleden.
2.8.
Tijdens een tweede gesprek op 7 september 2021 met [persoon G] van notariskantoor [notariskannoor X] , heeft [persoon A] een bedrag van € 30.270,72 overgemaakt naar de rekening van erflater.
2.9.
Bij akte van 14 oktober 2021 heeft [persoon A] in haar plaats [naam excuteur] q.q., als executeur gesteld. [naam excuteur] q.q. heeft een ruimschootsverklaring afgelegd.
2.10.
In opdracht van [naam excuteur] q.q. heeft [persoon I] , specialist ouderengeneeskunde, op 28 februari 2025 aan de hand van de medische dossiers een oordeel gegeven over de geestelijke gesteldheid van erflater. Zijn conclusie luidt als volgt:
“De cognitieve en geestelijke gesteldheid van de heer [erflater] verslechterde stapsgewijs en significant tussen april 2019 en april 2021:
  • De progressieve aard van vasculaire dementie, vanaf 2018.
  • Van beginnende afhankelijkheid in april 2019 naar een duidelijke diagnose van cognitieve stoornissen in augustus 2019.
  • De toenemende zorgbehoefte, zoals blijkt uit zijn opname in een zorgvilla (VV4) en de verhoging naar VV5. Van een indicatie voor intensieve zorg in september 2019 naar een specifieke diagnose van vasculaire dementie in november 2019.
  • Van opname in een verpleeghuis naar toenemende depressieve klachten in mei 2020.
  • Van een herseninfarct in maart 2021 naar verdere gedrags- en mobiliteitsproblemen in april 2021. (…)
Eindantwoord
Het is niet met absolute zekerheid te stellen dat de heer [erflater] vanaf medio juli 2019 zijn wil niet meer kon bepalen, maar zijn cognitieve en geestelijke gesteldheid was toen waarschijnlijk al ernstig aangetast. Een later moment, zoals zijn opname in de zorgvilla op 20 september 2019 of de verhoging van zijn zorgindicatie naar VV5 eind november 2019, kan met meer zekerheid worden aangewezen als het punt waarop hij niet langer in staat was zijn wil te bepalen. Van deze twee lijkt november 2019 het meest overtuigende moment, gezien de neurologische vaststelling van zijn ernstige toestand.”
De vorderingen in conventie en in reconventie
2.11.
[naam excuteur] q.q. vordert in conventie:
Primair:[persoon A] te veroordelen om aan [naam excuteur] q.q. te betalen een bedrag van € 73.775,84, vermeerderd met de wettelijke rente;
Subsidiair:[persoon A] te veroordelen om binnen vier weken ten overstaan van mevrouw [persoon B] rekening en verantwoording af te leggen van het door [persoon A] als gevolmachtigde gevoerde beheer over de periode 28 juli 2019 tot en met 7 augustus 2021;
Primair en subsidiair:[persoon A] te veroordelen in de proceskosten.
2.12.
[naam excuteur] q.q. voert aan dat [persoon A] in de periode vanaf 28 juli 2019 tot 7 augustus 2021 voor ruim € 100.000,- aan gelden van erflater aan zichzelf ten goede heeft laten komen. [naam excuteur] q.q. stelt zich op het standpunt dat alle betalingen/overboekingen (productie 6 dagvaarding) vernietigd moeten worden wegens misbruik van omstandigheden. [1] Erflater verkeerde vanaf juli 2019 in een slechte gezondheid en heeft in oktober 2019 permanent zijn intrek genomen in een zorgvilla. Hij was financieel afhankelijk van [persoon A] . [persoon A] , gevolmachtigde op grond van het levenstestament van 30 april 2019, beschikte over een bankpas, was gemachtigd tot zijn bankrekening, en beheerde erflaters financiën.
Daarnaast doet [naam excuteur] q.q. een beroep op onrechtmatig handelen van [persoon A] dan wel een beroep op onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking. [naam excuteur] q.q. voert daartoe aan dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld door gelden van erflater ten eigen bate aan te wenden. [persoon A] is volgens [naam excuteur] q.q. op die gronden gehouden tot terugbetaling van € 73.775,84.
Subsidiair vordert [naam excuteur] q.q. dat [persoon A] rekening en verantwoording aflegt van het door haar als gevolmachtigde gevoerde beheer.
2.13.
[persoon A] vordert in reconventie:
[naam excuteur] q.q. te veroordelen om aan [persoon A] te betalen een bedrag van € 30.270,72, vermeerderd met de wettelijke rente.
[persoon A] stelt dat zij dit bedrag onverschuldigd heeft (terug)betaald. Zij was bang gemaakt en voelde zich onder druk gezet door [persoon G] . Omdat zij alles met goedkeuring en medeweten van erflater heeft gedaan, bestond er volgens haar geen enkele rechtsgrond aan de zijde van [naam excuteur] q.q. om haar te dwingen het bedrag terug te storten. [persoon A] vordert daarom het bedrag van € 30.270,72 terug van de nalatenschap.
De verweren in conventie en in reconventie
2.14.
[persoon A] betwist dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Alle financiële zaken nam ze met erflater door. Bovendien heeft ze rekening en verantwoording afgelegd aan erflater. [persoon A] betwist ook uitdrukkelijk dat erflater wilsonbekwaam was en niets meer zelfstandig kon. Hij had een lichamelijke beperking, maar was in staat om zelfstandig de zorgvilla te verlaten. Zo ging hij zelf naar zijn stamcafé. Erflater was niet financieel afhankelijk van [persoon A] , en hij bepaalde zelf wat te doen met zijn geld. Volgens [persoon A] stond erflater erop diverse uitjes te betalen en aan [persoon A] geld te geven voor alles wat ze voor hem deed. Zij stelt dat zij de bonnetjes van de ten behoeve van erflater gemaakte kosten heeft afgegeven aan [naam excuteur] q.q.
Het rapport van de specialist ouderengeneeskunde bevat naar de mening van [persoon A] veel aannames. Zij stelt zich op het standpunt dat de deskundige niet met zekerheid kan vaststellen of erflater vanaf medio 2019 zijn wil niet meer kon bepalen. Het staat volgens haar daarom niet vast dat erflater zijn vermogensrechtelijke belangen niet kon behartigen.
2.15.
[naam excuteur] q.q. voert als verweer dat [persoon A] onrechtmatig heeft gehandeld en tot schadevergoeding is gehouden met als gevolg dat niet gesteld kan worden dat [persoon A] zonder rechtsgrond het bedrag van € 30.270,72 zou hebben terugbetaald. Ook betwist [naam excuteur] q.q. de door [persoon A] geschetste gang van zaken, dat zij door mr. Verbiest bang zou zijn gemaakt en onder druk zou zijn gezet om het bedrag op de rekening van erflater terug te boeken.
De beoordeling
2.16.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van misbruik van omstandigheden c.q. onrechtmatig handelen door [persoon A] , waardoor de nalatenschap van erflater benadeeld is, en of [persoon A] gehouden is om bedragen terug te betalen aan de nalatenschap, zoals door [naam excuteur] q.q. is gesteld maar door [persoon A] is betwist. De hierna volgende beoordeling geldt zowel voor de vordering in conventie als in reconventie.
2.17.
Uit de rapportage van de specialist ouderengeneeskunde van 28 februari 2025 blijkt dat erflater in ieder geval in november 2019 naar alle waarschijnlijkheid niet langer in staat was zijn wil te bepalen.
Hoewel achteraf niet van moment tot moment of zelfs maar van maand tot maand kan worden vastgesteld hoe helder erflater was en in welke mate hij interesse kon opbrengen en opbracht voor zijn financiën, acht de rechtbank het door de specialist ouderengeneeskunde geschetste totaalbeeld zodanig duidelijk, dat – bij gebreke van voldoende concrete aanwijzingen voor het tegendeel – ervan mag worden uitgegaan dat er vanaf november 2019 substantiële twijfel over moet zijn geweest of erflater in verband met het gebruik van de bankpas en machtiging door [persoon A] in staat was zijn wil te bepalen, de uitgaven te controleren en [persoon A] eventueel ter verantwoording te roepen.
De stellingen van [persoon A] dat erflater tot het laatst wilsbekwaam was en in staat was de handelingen van [persoon A] te overzien, moet tegenover de beschikbare informatie en het geschetste totaalbeeld als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd.
Gelet hierop kan het verweer van [persoon A] dat erflater tot aan zijn overlijden wilsbekwaam was, niet slagen. Dat hij, zoals zij verklaart, in staat was om zelfstandig de zorgvilla te verlaten en zelf naar zijn stamcafé ging, zegt niets over de precieze geestelijke toestand van erflater. De conclusie is gerechtvaardigd dat erflater zich mede gelet op zijn geestelijke gesteldheid vanaf medio 2019 in een kwetsbare en afhankelijke positie bevond en dat [persoon A] daarvan op de hoogte was, immers zij wist van de alcoholverslaving, de revalidatie na opname in een afkickkliniek en de opname in de zorgvilla.
[persoon A] moest zich als mantelzorger (zoals zij zichzelf zag gelet op de brief van de DAS van 21 april 2023) en gevolmachtigde bewust zijn van de kwetsbare en afhankelijke positie van erflater. Op haar rustte een bijzondere zorgplicht. Onder deze omstandigheden had [persoon A] de pinopnames en overboekingen niet mogen doen nu zij daarmee financieel misbruik heeft gemaakt van de afhankelijkheidsrelatie tussen haar en erflater. In het algemeen wordt aangenomen dat een zorgverlener in strijd handelt met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt indien hij of zij giften aanneemt van degene die ten opzichte van hem of haar in een dergelijke kwetsbare positie verkeert. [2]
Op grond van het levenstestament was [persoon A] hoe dan ook niet gerechtigd om loon te ontvangen en giften te doen.
Al het voorgaande rechtvaardigt de conclusie dat [persoon A] op onrechtmatige wijze gelden aan het vermogen van erflater heeft onttrokken. Hierna zal vastgesteld worden om welke bedragen het gaat.
De onttrekkingen
Pin opnames € 9.480,-
2.18.
[persoon A] voert aan dat alle pinopnames op initiatief van erflater plaatsvonden. Erflater besliste wat er met het gepinde bedrag moest gebeuren, en vaak gaf hij aan dat zij van een deel van het bedrag iets leuks moest doen. Op [persoon A] rust echter de verplichting om aan te tonen dat de gepinde bedragen aan erflater zijn gegeven en welk deel van de gepinde bedragen zij mocht houden. Omdat [persoon A] haar verweer onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, wordt aan bewijs niet toegekomen. Overigens, wat daar ook van zij, [persoon A] mocht op grond van het levenstestament geen giften (aan zichzelf) doen.
In rechte wordt er dan ook van uitgegaan dat de pinopnames van in totaal € 9.480,- niet aan erflater ten goede zijn gekomen, maar dat [persoon A] zich deze bedragen heeft toegeëigend. Zij heeft hierdoor financieel misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van erflater. Dat is onrechtmatig. Deze bedragen moet [persoon A] daarom terugbetalen aan de nalatenschap.
Vergoeding voor gemaakte kosten € 28.527,-
2.19.
[persoon A] schat dat zij de volgende kosten heeft gemaakt: normale vervoerskosten (€ 10.050,-), vervoerskosten afkickkliniek (€ 500,-), revalideren na opname afkickkliniek (€ 1.092,-), wandelen, eten en drinken wintermaanden (€ 1.600,-), verhuizingen erflater (€ 5.000,-), traktaties (€ 100,-), boodschappen (€ 2.500,-), uit eten (€ 7.000,-) en kosten na overlijden erflater (685,-). Zij voert aan dat zij na het overlijden van erflater alle bonnetjes die zij in haar bezit had, overhandigd heeft aan [naam excuteur] q.q. en/of de erven. Dat [naam excuteur] q.q. en de erven deze niet hebben komt volgens [persoon A] niet voor haar rekening en risico. De rechtbank deelt die mening niet. Met haar stelling miskent [persoon A] dat het aan haar als mantelzorger en gevolmachtigde is om rekening en verantwoording af te leggen over waar het door haar van de bankrekening van erflater overgeboekte geld betrekking op heeft. Het komt voor haar rekening en risico dat de bonnetjes niet meer voorhanden zijn. Het lag op haar weg om kopieën van de bonnen te bewaren en/of een administratie van de uitgaven bij te houden.
In het levenstestament is onder II opgenomen dat [persoon A] als gevolmachtigde wel bevoegd is tot betaling aan zichzelf van gemaakte onkosten, maar het is zonder nadere toelichting onaannemelijk dat [persoon A] in een periode van ongeveer twee jaar voor een bedrag van € 28.527,- aan passende kosten (zie VIII) heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Omdat [persoon A] zich gedurende langere tijd over erflater heeft ontfermd onder moeilijke omstandigheden en hem bij medische afspraken, opnames en verhuizing heeft begeleid acht de rechtbank een bedrag van € 10.000,-- passend. Dit bedrag is redelijk en in redelijkheid gemaakt. Dit betekent dat [persoon A] het resterende bedrag van € 18.527,-- moet terugbetalen aan de nalatenschap.
SNS lijfrentepensioen € 4.800,-
2.20.
[persoon A] voert aan dat het de wil van erflater was dat de uitkering van het lijfrentepensioen voor haar was. Zij beroept zich daarvoor op de door erflater getekende verklaring van 5 mei 2020. Op basis van die verklaring is de maandelijkse uitkering doorgestort op de bankrekening van [persoon A] . [naam excuteur] q.q. voert daar tegen in dat de verklaring is getekend op een moment dat erflater al wilsonbekwaam was. Maar zelfs als erflater wilsbekwaam zou zijn geweest, had [persoon A] deze uitkering niet naar zichzelf mogen overmaken. Volgens het levenstestament mocht [persoon A] immers geen schenkingen aan zichzelf doen. Ook dit bedrag moet [persoon A] terugbetalen aan de nalatenschap.
Reis Noorwegen € 23.126,78
2.21.
Voldoende is komen vast te staan dat [persoon A] en haar man, erflater zouden begeleiden op een reis naar Noorwegen. Als gevolg van Corona is de reis geannuleerd. Kort daarna ging het slechter met erflater en is de reis omgeboekt op naam van [persoon A] en haar man. Omdat ook die reis niet doorging is het bedrag van de afgegeven voucher (€ 12.996,-) door het reisbureau overgemaakt naar de bankrekening van [persoon A] . [persoon A] heeft ook tweemaal een bedrag van € 5.000,- (met de omschrijving vakantie, excursie, taxivervoer, kleding e.d.) aan zichzelf overgemaakt, en een bedrag van in totaal € 160,78,- (aan teruggeboekte annulerings- en reisverzekering). Er is echter geen enkel bewijs dat erflater wilde dat de terug te betalen reissom aan [persoon A] zou toekomen. Overigens geldt ook voor deze ‘gift’ dat [persoon A] niet gerechtigd was deze namens erflater aan zichzelf te doen. Het bedrag van € 23.126,78 zal dan ook door [persoon A] moeten worden terugbetaald.
Cadeau trouwdag, brandschade caravan en kerstcadeau € 9.500,-
2.22.
Volgens de bepalingen in het levenstestament mocht [persoon A] geen giften (aan zichzelf) doen. Het verweer van [persoon A] dat erflater wilde dat zij deze bedragen naar haar bankrekening overmaakte met de mededeling “ik ben zo blij wat je allemaal voor mij doet”, wordt niet gevolgd. Het is aannemelijk dat erflater ten tijde van de giften niet meer wilsbekwaam was, nog daargelaten dat het geen gebruikelijke kleine giften zijn, maar aanzienlijke bedragen (zoals € 7.500,- cadeau trouwdag). Het bedrag van € 9.500,- zal [persoon A] moeten terugbetalen aan de nalatenschap.
Overboekingen van € 750,-
2.23.
Niet gebleken is op welke kosten deze overboekingen betrekking hebben. [persoon A] voert slechts het verweer dat erflater haar de opdracht tot overboeking heeft gegeven. Wanneer de bedragen moeten worden gezien als vergoeding voor de inspanningen van [persoon A] dan geldt ook voor deze bedragen dat zij als gevolmachtigde geen recht heeft op loon.
Schenkingen van 10 april 2021 en 5 augustus 2021
2.24.
[persoon A] voert het verweer dat erflater, ondanks dat hij wist wat in het levenstestament stond over schenkingen, eiste dat zij deze bedragen overmaakte naar haar rekening. Niet alleen gaat het om aanzienlijke schenkingen, maar zoals hiervoor is overwogen is het aannemelijk dat erflater ten tijde van de giften niet meer wilsbekwaam was. Dat hij op zijn sterfbed nog zou hebben geëist dat zij € 10.000,- naar zichzelf zou overmaken, is feitelijk onmogelijk. Buiten het gegeven dat erflater ernstig ziek was, zodat het de vraag is of hij nog met [persoon A] had kunnen communiceren, feit is dat [persoon A] op de datum van overboeking, 5 augustus 2021, niet in de zorgvilla aanwezig was. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [persoon A] ook verklaard dat het niet zo handig was dat zij op 5 augustus 2021 een bedrag naar zichzelf heeft overgeboekt.
De schenkingen van in totaal € 20.000,- moet zij daarom terugbetalen.
Overige bedragen
2.25.
Ook ten aanzien van de andere opnames/ overboekingen die in de periode vanaf 28 juli 2019 tot en met 5 augustus 2021 van de bankrekening van erflater zijn gedaan, oordeelt de rechtbank dat deze niet aan erflater ten goede zijn gekomen, maar dat [persoon A] zich die bedragen heeft toegeëigend
.
Conclusie
2.26.
De conclusie is dat [persoon A] in de periode van medio 2019 tot het overlijden van erflater in totaal € 63.775,84 (dit is het totaal door [naam excuteur] q.q. gevorderde bedrag minus de passende kosten) op onrechtmatige wijze aan het vermogen van erflater heeft onttrokken en dat zij misbruik heeft gemaakt van de geestelijke toestand en de afhankelijkheid van erflater. De primaire vordering tot terugbetaling wordt dan ook gedeeltelijk toegewezen. De subsidiaire vordering hoeft niet te worden besproken en beoordeeld. De reconventionele vordering wordt afgewezen omdat er geen sprake is van onverschuldigde betaling. De rechtbank verwijst verder naar hetgeen hierboven is overwogen.
Wettelijke rente
2.27.
De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde wettelijke rente toe te wijzen vanaf de dag van de dagvaarding.
Proceskosten
2.28.
De proceskosten komen voor rekening van [persoon A] omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. [3] De rechtbank begroot de kosten die [persoon A] aan [naam excuteur] q.q. moet betalen op € 145,45 aan dagvaardingskosten, € 1.374,- aan griffierecht, € 2.428,- (2 punten x € 1.214,-) aan advocaatkosten en € 278,- aan nakosten. Er wordt geen punt toegekend voor de kosten in reconventie omdat deze vordering samenhangt met de vordering in conventie. Dit is in totaal € 4.225,45. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.29.
Dit vonnis zal, zoals over en weer verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. [4] Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van diens uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
3.1.
veroordeelt [persoon A] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [naam excuteur] q.q. te betalen een bedrag van € 63.775,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
In reconventie
3.2.
wijst de vordering van [persoon A] af;
In conventie en in reconventie
3.3.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van [naam excuteur] q.q. worden begroot op € 4.225,45, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2025.
3092

Voetnoten

1.Artikel 3:44 lid 4 BW
2.Gerechtshof Den Haag, 9 januari 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:286
3.artikel 237 Rv
4.artikel 233 Rv