ECLI:NL:RBROT:2025:1332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
83/329898-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en het verschaffen van wederrechtelijk verblijf aan Brazilianen in Nederland

Op 4 februari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel en het verschaffen van wederrechtelijk verblijf aan een groep Brazilianen. De verdachte, geboren in 1984, hielp deze Brazilianen bij hun inschrijving in de Registratie Niet-Ingezetenen (RNI) en bij het openen van bankrekeningen, terwijl zij wist dat deze personen illegaal in Nederland verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een lange periode, van 1 januari 2018 tot 11 juni 2024, op grote schaal betrokken was bij het faciliteren van illegaal verblijf en arbeid van deze Brazilianen. De verdachte werd beschuldigd van het helpen van meerdere personen, waaronder [persoon 1], [persoon 2], [persoon 3], [persoon 4], [persoon 5], [persoon 6], [persoon 7] en [persoon 8]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte uit winstbejag handelde en dat haar handelen een gewoonte was geworden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en schuldhulpverlening.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 83/329898-23
Datum uitspraak: 4 februari 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
raadsman mr. A.T. Leigh, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 januari 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P. Zwarts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde, te weten het behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en de doorreis door Nederland van [persoon 1] (artikel 197a lid 1Wetboek van Strafrecht, hierna Sr.) en een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of die ander daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen terwijl zij wist of ernstige redenen had om te vermoeden dat het verblijf van [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] , [persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] en andere personen wederrechtelijk was en zij hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt (artikel 197a lid 2 en 4 Sr);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
  • met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland, met uitzondering van dagbesteding (het vinden en behouden van betaald werk).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte een deel van het tenlastegelegde bekent, maar dat zij niet het idee had dat zij iets verkeerd heeft gedaan. Zij erkent dat zij fouten heeft gemaakt en dat een deel van de tenlastelegging opgaat, maar zij betwist dat winst haar motief is geweest. Zij wilde slechts deze mensen helpen met de beste intenties.
Met betrekking tot [persoon 1] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van artikel 197a lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), nu de verdachte [persoon 1] niet heeft geholpen bij het inschrijven in de RNI, noch bij het openen van een bankrekening en dat de verdachte niet de woning aan de [straatnaam] of schoonmaakwerkzaamheden/werk voor [persoon 1] heeft geregeld. Ook ten aanzien van artikel 197a lid 1 Sr dient de verdachte te worden vrijgesproken, nu de toegang tot Nederland van [persoon 1] niet wederrechtelijk was en de verdachte niet wist dat [persoon 1] Nederland wederrechtelijk binnen is gekomen of van plan was om langer dan toegestaan in Nederland te verblijven.
Met betrekking tot [persoon 2] is aangevoerd dat de verdachte haar heeft geholpen bij het inschrijven in het RNI en bij de Kamer van Koophandel, maar dat zij daarvoor geen vergoeding heeft ontvangen. Nu het ten laste gelegde winstbejag niet kan worden bewezen, dient de verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot [persoon 4] dient de verdachte te worden vrijgesproken van het verlenen van hulp bij het openen van een bankrekening.
Met betrekking tot [persoon 5] is aangevoerd dat de verdachte hem heeft geholpen bij het inschrijven in het RNI, maar dat zij daarvoor geen vergoeding heeft ontvangen. Nu het ten laste gelegde winstbejag niet kan worden bewezen, dient de verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van “een of meer andere personen” heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu niet kan worden vastgesteld wie door de verdachte zou zijn geholpen bij de inschrijving in het RNI en wie de verdachte voor die hulp zou hebben betaald. Nu het ten laste gelegde winstbejag niet kan worden bewezen, dient de verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Algemene informatie ten aanzien van de Registratie Niet-Ingezetenen (hierna: RNI)
De RNI is bedoeld voor personen in het buitenland die een relatie hebben met de Nederlandse overheid. Ook mensen die korter dan vier maanden in Nederland verblijven,
kunnen zich inschrijven in de RNI. Er zijn negentien RNI-loketten in Nederland. Inschrijven in de RNI is niet verplicht. Indien iemand een burger service nummer (hierna: BSN) nodig heeft, dan is inschrijving in de RNI noodzakelijk. De RNI is een onderdeel van de Basisregistratie Personen (hierna: BRP).
Een persoon komt in aanmerking voor inschrijving in de RNI als:
- hij/zij in persoon bij een RNI-loket om inschrijving verzoekt,
- zijn/haar identiteit vastgesteld kan worden aan de hand van een geldig identiteitsbewijs,
- hij/zij niet in aanmerking komt voor inschrijving als ingezetene en
- hij/zij nog niet is ingeschreven in de BRP.
Als een persoon langer dan vier maanden in Nederland wil verblijven, dient die persoon zich als ingezetene in te schrijven in de BRP. Na de verificatie van het overgelegde identiteitsdocument en het stellen van de controlevraag of de persoon in kwestie niet langer dan vier maanden in Nederland beoogd te verblijven, wordt een BSN toegekend aan de niet-ingezetene en vindt de registratie plaats. Dit BSN is niet herkenbaar als een BSN verkregen door een inschrijving in de RNI. Een BSN is in Nederland vereist voor verschillende zaken, zoals het openen van een bankrekening, het afsluiten van verzekeringen en het inschrijven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KvK). Een werkgever heeft het BSN nodig voor de loonadministratie en de loonheffingen van de Belastingdienst.
Personen met een andere nationaliteit dan die van één van de lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland worden derdelanders genoemd. Derdelanders met een paspoort afkomstig uit bepaalde landen mogen zonder visum naar het Schengengebied reizen en daar negentig dagen verblijven.
Om in Nederland te mogen werken, is echter een tewerkstellingsvergunning vereist, die door de werkgever van de arbeidsmigrant bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) moet worden aangevraagd. Derdelanders die langer dan negentig dagen in Nederland willen verblijven en in Nederland in loondienst willen werken, hebben een gecombineerde vergunning verblijf en arbeid (GWA) nodig.
Vaststaande feiten in het onderzoek Crandall
Tussen augustus 2020 en oktober 2020 zijn meerdere meldingen binnengekomen bij de Nederlandse Arbeidsinspectie omdat er bij de verschillende loketten voor de RNI sinds 2018 een opvallend groot aantal Brazilianen zich bij deze loketten had ingeschreven. Bij opvallend veel van deze registraties was de verdachte als begeleidster aanwezig.
Op basis van de signalen van de RNI-loketten is een onderzoek gestart. Hieruit kwam naar voren dat de verdachte zich jarenlang en op grote schaal heeft beziggehouden met het inschrijven van Brazilianen zonder legale verblijfstatus in de RNI. Het RNI-loket in Utrecht deelde onder andere dat in 2022 tot aan zeventig afspraken in een week werden gemaakt voor een inschrijving in de RNI waar de verdachte als begeleidster bij betrokken was. Op enig moment heeft het RNI-loket in Utrecht daarom voor de verdachte een maximaal aantal afspraken van vijfentwintig inschrijvingen per week gehanteerd.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat uit de historische gegevens van de RNI-inschrijvingen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 29 december 2023 meer dan 6.520 inschrijvingen waren geregistreerd, die voldoen aan het patroon van groepsgewijze inschrijvingen in de RNI, die mogelijk aan de verdachte konden worden gelieerd.
Daarnaast was de verdachte als begeleidster ook betrokken bij inschrijvingen van eenmanszaken van Brazilianen zonder legale verblijfstatus bij de KvK. Deze eenmanszaken waren onder andere actief in de branches bouw of schoonmaak en stonden op naam van Brazilianen die meestal geregistreerd stonden in de RNI. Uit onderzoek bij de KvK bleek dat de verdachte daar in de periode van september 2021 tot en met januari 2023 minimaal vijftien keer fysiek en één keer telefonisch een inschrijving bij de KvK heeft begeleid.
Tot slot kwam uit het onderzoek naar voren dat de verdachte Brazilianen zonder legale verblijfstatus aan het werk hielp en andere diensten verleende zoals hulp bij het vinden van woonruimte en het openen van bankrekeningen. De verdachte wierf deze Brazilianen onder andere via Facebookgroepen, WhatsAppgroepen, Instagrampagina's en via onder andere de website
vocenaholanda.com.
Uit getuigenverhoren bleek onder meer dat de verdachte geldbedragen in rekening bracht voor de hulp bij de inschrijving in de RNI, terwijl het RNI-loket geen kosten voor de inschrijving rekende. De verdachte vroeg eveneens een vergoeding voor haar hulp bij de inschrijvingen in de KvK.
Op 11 juni 2024 is de verdachte aangehouden en zijn haar telefoons in beslag genomen. In deze telefoons zijn 1.034 contacten gevonden, waaraan de letters “BSN” waren toegevoegd. Ook zijn berichten van de verdachte in WhatsApp(groepen) aangetroffen waarin de verdachte herhaaldelijk adverteerde voor het regelen van BSN-nummers, waarin zij opriep om een eigen bedrijf te starten of waarin zij op verschillende data aangaf op zoek te zijn naar personen voor schoonmaakwerkzaamheden in onder meer Abcoude, Overveen, Zaandam, Almere en Haarlem, medewerkers voor op een bouwplaats, personen die bij DHL willen werken en personen die in de keuken in een restaurant in Amsterdam willen werken.
In andere chats schreef de verdachte met regelmaat over de mogelijkheid om een eigen bedrijf te starten, ook als een persoon geen documenten heeft of onrechtmatig is. In de chats werd ook beschreven hoe de inschrijving bij de KvK met behulp van DigiD kon worden gedaan, alsmede welk adres voor een bedrijf kon worden opgegeven, indien iemand niet over een vast adres beschikte.
Uit de bankgegevens van de verdachte is gebleken dat zij voor meerdere woningen/adressen huur betaalde, zoals de woning aan de [adres 2] in Amsterdam en de woning aan de [adres 3] in Amsterdam.
Getuigenverklaringen van de in de tenlastelegging met a tot en met h aangeduide personen
Gelet op de enorme hoeveelheid contacten in de telefoon van de verdachte, alsmede het grote aantal contacten waaraan de letters BSN was toegevoegd, heeft het onderzoek door de FIOD zich beperkt tot een aantal personen die met naam in de dagvaarding zijn opgenomen.
Deze personen zijn, met uitzondering van [persoon 7] en [persoon 8] (aangeduid als g en h op de tenlastelegging), gehoord.
Getuige [persoon 1] heeft verklaard dat zij de Braziliaanse nationaliteit bezit, dat zij in oktober 2021 naar Nederland is gekomen, dat zij in Parijs landde en dat zij, nadat ze in Parijs was geland, door de verdachte met een auto naar Nederland is gebracht. Zij had een retourticket, maar zij was niet van plan om op korte termijn terug te keren naar Brazilië omdat zij bij haar zoon wilde blijven. Ze heeft daarom het retourticket geannuleerd. Oorspronkelijk was haar plan om een jaar in Nederland te blijven; zij wist al voor haar aankomst in Nederland dat zij illegaal in Nederland zou verblijven. Zij is na een maand tegen betaling schoonmaakwerkzaamheden gaan verrichten, bij de verdachte in huis gaan wonen, zij betaalde € 220,- per maand aan de verdachte als huur en zorgde voor het kind van de verdachte.
Onderzoek naar [persoon 1] heeft verder uitgewezen dat zij vanaf 9 september 2021 met de verdachte via chatberichten contact heeft gehad. Uit de vertaalde berichten komt naar voren dat de verdachte [persoon 1] met het ticket van Brazilië naar Parijs heeft geholpen. De verdachte adviseerde [persoon 1] om niet via Portugal te reizen omdat ze daar aan het deporteren waren. Ook werden afspraken gemaakt met betrekking tot de datum waarop [persoon 1] in Parijs zou arriveren. Uit de gesprekken van 19 oktober 2021 komt naar voren dat de verdachte [persoon 1] werk gaf als oppas voor haar zoontje en dat zij [persoon 1] hielp aan een baan als schoonmaakster.
Verder onderzoek naar [persoon 1] heeft uitgewezen dat zij op 23 november 2021 in het RNI is ingeschreven, dat zij geen tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd, dat zij niet bekend is bij de Belastingdienst en dat zij op 17 augustus 2023 een aanvraag tot afgifte van een verblijfsdocument voor de Europese Unie heeft ingediend bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND). De IND heeft op 18 april 2024 een beschikking gestuurd naar [persoon 1] , waarin de IND besluit de aanvraag af te wijzen. In de beschikking is tevens een terugkeerbesluit opgenomen. Dat betekent dat [persoon 1] geen verblijfsrecht meer heeft en dat ze Nederland (en de overige lidstaten van de EU) binnen vier weken na 18 april 2024 moest verlaten.
Getuige [persoon 2] heeft verklaard dat zij de Braziliaanse nationaliteit bezit, dat zij in oktober 2018 naar Nederland is gekomen en dat zij (na een korte terugkeer naar Brazilië) besloot dat zij in Nederland wilde blijven. Zij verklaarde dat zij door de verdachte is begeleid bij de aanvraag van een BSN, dat zij door de verdachte is begeleid bij de inschrijving van een bedrijf in de KvK en dat zij (zwart) schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht, terwijl zij illegaal in Nederland verblijft.
Onderzoek naar [persoon 2] heeft uitgewezen dat zij op 18 juli 2019 in het RNI is ingeschreven, dat zij geen tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd, dat zij op 1 juni 2020 haar eigen bedrijf in de KvK heeft ingeschreven, dat zij niet bekend is bij de Belastingdienst en dat zij niet voorkomt in de systemen van de IND.
Getuige [persoon 4] heeft verklaard dat hij de Braziliaanse nationaliteit bezit en dat hij in 2020 naar Nederland is gekomen. Hij is door de verdachte begeleid bij de aanvraag van een BSN en hij heeft de verdachte daarvoor 30 euro betaald. Ook is hij door de verdachte begeleid bij het openen van een bankrekening. De getuige heeft verklaard dat hij niet weet of de verdachte wist dat hij illegaal in Nederland verbleef.
Onderzoek naar [persoon 4] heeft uitgewezen dat hij op 10 juli 2020 in het RNI is ingeschreven, dat hij geen tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd, dat hij niet bekend is bij de Belastingdienst en dat hij niet voorkomt in de systemen van de IND.
Getuige [persoon 5] heeft verklaard dat hij de Braziliaanse nationaliteit bezit en dat hij in 2018 naar Nederland is gekomen, dat hij hier illegaal verblijft en dat de verdachte dat ook wist. Hij besloot dat hij in Nederland wilde blijven en hij is door de verdachte begeleid bij de aanvraag van een BSN en bij de inschrijving van een bedrijf in de KvK. Hij heeft de verdachte voor haar hulp bij deze inschrijving betaald. Verder verklaarde de getuige dat hij (zwart) schoonmaakwerkzaamheden verricht.
Onderzoek naar [persoon 5] heeft uitgewezen dat hij op 11 maart 2020 in het RNI is ingeschreven, dat hij geen tewerkstellingsvergunning heeft aangevraagd, dat hij op 17 maart 2022 zijn eigen bedrijf in de KvK heeft ingeschreven, dat hij niet bekend is bij de Belastingdienst en dat hij niet voorkomt in de systemen van de IND.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat zij Brazilianen die in Nederland wonen, hielp met het invullen van papieren, met de aanvraag van een BSN bij de RNI, met de inschrijving van eenmanszaken in de KvK en met het openen van een bankrekening. Zij maakte afspraken bij de gemeente voor de BSN-aanvragen.
Via WhatsApp-groepen van reeds in Nederland verblijvende Brazilianen heeft zij oproepen geplaatst voor het gezamenlijk afreizen naar een RNI-loket en heeft zij hulp bij de inschrijving aangeboden. De verdachte heeft verklaard dat een inschrijving in het RNI slechts voor vier maanden kan. De verdachte werd door de mensen die haar hulp inschakelden, betaald. Zij vroeg 60 euro per persoon. De verdachte heeft verklaard dat het mogelijk is dat zij ongeveer 1125 mensen heeft geholpen bij het inschrijven in het RNI en het verkrijgen van een BSN.
De verdachte heeft verklaard dat zij niet wist dat het strafbaar is om mensen die illegaal in Nederland verblijven te helpen aan een BSN, aan een bankrekening of met een inschrijving van een bedrijf in de KvK. Zij heeft verklaard dat zij mensen niet aan werk of een woning heeft geholpen, maar dat zij berichten van werkgevers/mensen die op zoek waren naar arbeidskrachten doorstuurde in de WhatsApp-groepen. Hiervoor werd zij niet betaald.
Ten aanzien van [persoon 1] heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat zij illegaal in Nederland verbleef. Ter zitting heeft zij verklaard dat zij [persoon 1] betaalde als zij op haar zoontje paste.
Juridisch kader
Voor een bewezenverklaring van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht (Sr), - kort gezegd: mensensmokkel - is vereist dat de verdachte, al dan niet uit winstbejag, behulpzaam is geweest een persoon toegang tot, doorreis door of verblijf te verschaffen in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie, of betrokkene daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden, dat de toegang, de doorreis of het verblijf wederrechtelijk is. Voor hulp bij illegaal verblijf (art. 197a lid 2 Sr) is winstbejag een vereiste.
Een beroep of gewoonte maken als bedoeld in artikel 197a lid 4 Sr duidt erop dat verdachte zich vaker en met enige regelmaat, al dan niet beroepsmatig, schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel of behulpzaam zijn bij het wederrechtelijk verblijf.
Naar vaste rechtspraak dient het bestanddeel ‘behulpzaam bij’ in artikel 197a Sr in overeenkomstige zin te worden uitgelegd als in artikel 48 Sr, waarin medeplichtigheid in het algemeen strafbaar is gesteld. Het gaat er onder meer om of de verdachte het verblijf van de vreemdeling in Nederland in enigerlei opzicht bevordert of gemakkelijk maakt. In lijn met het doel en de strekking van artikel 197a Sr, te weten het tegengaan van mensensmokkel, en conform het algemeen spraakgebruik dient onder ‘het verblijven in Nederland’ als bedoeld in dat artikel te worden verstaan: elk zich ophouden in Nederland.
Het begrip ‘wederrechtelijk’ in de delictsomschrijving van artikel 197a Sr dient, gelet op de
wetsgeschiedenis, te worden uitgelegd als ‘zonder enig subjectief recht of enige
bevoegdheid’.
Met wederrechtelijk verblijf wordt bedoeld het verblijf dat niet berust op een aan enige rechtsregel te ontlenen titel. In welke gevallen een vreemdeling het recht heeft om in Nederland te verblijven, wordt bepaald in de Vreemdelingenwet (Hoge Raad 15 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BA8499,
NJ2008/62 en Hoge Raad 19 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ3574,
NJ2010/279 m.nt. Schalken onder
NJ2010/281), in het bijzonder artikel 8 van die wet (rechtmatig verblijf).
In artikel 8 van de Vreemdelingenwet staat limitatief vermeld wanneer een vreemdeling verblijfsrecht heeft in Nederland.
Artikel 12, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet bepaalt - voor zover hier van belang - dat het de vreemdeling die bij binnenkomst heeft voldaan aan de verplichtingen waaraan een persoon bij grensoverschrijding is onderworpen, is toegestaan in Nederland te verblijven, zolang hij geen arbeid verricht.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte wordt verweten dat zij [persoon 1] heeft geholpen om illegaal Nederland binnen te komen en dat zij [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [persoon 4] ,
[persoon 5] , [persoon 6] , [persoon 7] , [persoon 8] en/of een of meer andere personen uit winstbejag heeft geholpen bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland.
Artikel 197a lid 1 Sr - [persoon 1]
Uit de verklaring van [persoon 1] volgt dat zij – al voor haar reis naar Parijs – in september/oktober 2021 wist dat zij een jaar in Nederland wilde verblijven om bij haar minderjarige zoon te zijn. Zij wist dat zij dan illegaal in Nederland zou verblijven. Om geen argwaan te wekken bij de douane in Europa heeft zij een retourticket geboekt, waarvan de terugvlucht een maand na de aankomstdatum lag. Eenmaal in Nederland heeft zij die terugvlucht geannuleerd.
Op 17 oktober 2021 is [persoon 1] met een vliegtuig in Parijs geland. Uit de stukken blijkt dat [persoon 1] voorafgaand aan haar vertrek uit Brazilië via WhatsApp contact met de verdachte heeft gehad, waarbij de verdachte haar hielp om een vlucht te boeken en zij [persoon 1] adviseerde om niet via Portugal te reizen omdat daar het risico op deportatie bestond. In samenspraak met [persoon 1] is rond 15 oktober 2021 een vlucht naar Parijs geboekt, zodat de verdachte haar met een auto in Parijs kon ophalen. Met deze auto werd [persoon 1] door de verdachte naar Nederland gebracht. Kort na haar aankomst is [persoon 1] bij de verdachte in huis komen wonen.
Blijkens de eigen verklaring van de verdachte en de verklaring van [persoon 1] was bekend dat [persoon 1] illegaal in Nederland verbleef.
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte [persoon 1] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en de doorreis door Nederland terwijl zij wist dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was.
Artikel 197a lid 2 Sr
Wederrechtelijk verblijf
De rechtbank overweegt dat geen van de in de tenlastelegging genoemde personen– blijkens de reeds eerder in dit vonnis aangehaalde bewijsmiddelen – beschikte over een verblijfsvergunning of verblijfsrecht op grond waarvan zij rechtmatig in Nederland verbleven en arbeid mochten verrichten. Gelet daarop was hun verblijf in Nederland naar het oordeel van de rechtbank wederrechtelijk.
Behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
De inschrijving bij een RNI-loket is niet bedoeld voor mensen die langer dan vier maanden in Nederland willen blijven of die in Nederland willen werken. Niet voor niets maakt de controlevraag, die negatief dient te worden beantwoord, of iemand van plan is in Nederland te werken, onderdeel uit van de procedure bij het RNI-loket. Van alle personen die in de tenlastelegging worden genoemd, is vastgesteld dat zij de Braziliaanse nationaliteit hebben, dat zij langer dan vier maanden in Nederland hebben verbleven en dat zij in Nederland hebben gewerkt. Dit maakt dat van al deze personen kan worden gesteld dat zij onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van de inschrijving bij het RNI-loket en dat zij illegaal in Nederland verbleven. Hun inschrijvingen waren er kennelijk op gericht om een BSN te verkrijgen. Met behulp van een BSN-nummer werd een langer of permanent verblijf in Nederland immers mogelijk èn werd het makkelijker om de illegaliteit van hun aanwezigheid te verbergen, omdat zij met een BSN-nummer bijvoorbeeld een bankrekening kunnen openen. Daarmee is de verdachte behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en heeft de verdachte daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft. Op basis van de verklaring van de verdachte dat zij meerdere mensen heeft geholpen met de inschrijving bij de RNI en het verkrijgen van een BSN alsmede de gegevens uit de telefoon van de verdachte, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte dit feit ook heeft gepleegd ten aanzien van de onder i in de tenlastelegging opgenomen overige personen.
Wetenschap of ernstige redenen te vermoeden wederrechtelijkheid verblijf
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat het verblijf van al deze personen wederrechtelijk was.
In de chats die zijn aangetroffen op haar telefoon wordt met grote regelmaat over verblijfsvergunningen gesproken. In één van de chats deelt de verdachte mede “
Aan die verblijfsvergunning (van Portugal) heb je hier helemaal niks. Een verblijfsvergunning van Portugal is om daar te gebruiken en niet hier.”
Ook is een veelvoud aan chats aangetroffen waarin de verdachte aangeeft dat zij op zoek is naar personen die voor € 10,- per uur schoonmaakwerkzaamheden willen verrichten of die voor € 10,50 per uur (netto) op een bouwplaats aan de slag willen gaan.
Voorts is in haar telefoon een grote hoeveelheid verschillende soorten blanco aanvraagformulieren van de IND aangetroffen, die ingevuld moeten worden in het kader van de aanvraag van een verblijfsdocument.
Tot slot is in de telefoon van de verdachte een zeer grote hoeveelheid berichten aangetroffen die zij in een WhatsAppgroep voor Brazilianen heeft geplaatst, waarin zij aangeeft dat het mogelijk is om zonder documenten in Nederland een eigen bedrijf te openen en dat men daarvoor alleen een paspoort en een BSN nodig heeft. Zij schrijft dat met een BSN een bankrekening kan worden geopend en dat in combinatie met een Braziliaanse of Portugese verblijfsvergunning mensen een eigen bedrijf kunnen starten.
De rechtbank is op basis van voornoemde bewijsmiddelen van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de juiste weg die door derdelanders/vreemdelingen moet worden bewandeld om rechtmatig in Nederland te verblijven èn te werken. Zij was, vanuit haar eigen ervaring, bekend met het traject van verblijfsvergunningen en zelfs met het proces van naturalisatie tot Nederlander.
Gelet op het aantal jaren dat zij legaal in Nederland verbleef, wist zij dat de door haar genoemde uurtarieven voor werkzaamheden niet marktconform en daarmee “zwart” waren. Indien de personen die zij bij het RNI-loket, bij de bank of bij de KvK begeleidde legaal in Nederland verbleven, is het onbegrijpelijk waarom deze werkzaamheden voor zulke uurtarieven door de verdachte werden aangeboden.
De verdachte heeft haar medewerking aan deze onrechtmatige praktijken verleend, zij heeft de illegale personen op deze mogelijkheid gewezen en heeft hen zelfs aangemoedigd om van deze ‘maas’ in de wet gebruik te maken. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat vreemdelingen die in Nederland willen verblijven of werken, zich bij de IND dienen te melden.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat het verblijf in Nederland van alle in de tenlastelegging genoemde personen wederrechtelijk was.
Winstbejag
Voor de in artikel 197a, tweede lid, Sr ten laste gelegde behulpzaamheid bij illegaal verblijf is winstbejag van de verdachte een vereiste. Van winstbejag kan worden gesproken indien het handelen van de verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk behoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel, en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel ook daadwerkelijk werd behaald. Voldoende is dat blijkt dat de verdachte op de bedoelde verrijking uit is geweest (Hoge Raad 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5419).
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij geld rekende voor haar hulp bij de inschrijvingen in het RNI-loket, bij het openen van een bankrekening en bij de inschrijving bij de KvK. Dit wordt door meerdere verklaringen van de in de tenlastelegging genoemde personen bevestigd. Op de bankrekening van de zonen van de verdachte is door een grote hoeveelheid mensen met Portugese/Braziliaanse namen geldbedragen gestort waarbij de omschrijving “huur” of “BSN” is gegeven.
Door de raadsman is gesteld dat de verdachte geen geld heeft ontvangen van [persoon 2] en van [persoon 5] , zodat er bij deze personen geen winstbejag kan worden bewezen. Door [persoon 2] is verklaard dat de verdachte haar heeft geholpen met het regelen van een BSN. De verdachte is niet zelf mee naar het loket gegaan, maar regelde dat iemand anders [persoon 2] met drie anderen met een auto ophaalde en terugbracht. [persoon 2] heeft hiervoor dertig euro betaald.
[persoon 5] heeft verklaard dat hij door verdachte is begeleid naar het RNI-loket en dat hij haar daarvoor niet heeft betaald. De verdachte heeft hem ook geholpen bij de inschrijving van zijn bedrijf bij de KvK en daarvoor heeft hij de verdachte een contant geldbedrag betaald.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde personen uit winstbejag behulpzaam was bij hun verblijf in Nederland.
Beroep/gewoonte
De ten laste gelegde feiten hebben betrekking op een lange periode waarin de verdachte vreemdelingen, die geen rechtmatig verblijf in Nederland hadden, faciliteerde door hen gelegenheid en inlichtingen te verschaffen waardoor die vreemdelingen in Nederland konden verblijven. De strafbare feiten hebben hierdoor een structureel karakter. Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten een gewoonte heeft gemaakt.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is hetgeen in de tenlastelegging is opgenomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, in de periode van 1 januari 2018 tot en met 11 juni 2024 in Nederland en/of Brazilië, een ander, te weten
a. a) [persoon 1] (AMB-013-01),
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland, en bovengenoemde perso
ondaartoe gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft,
terwijl
zijwist dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft zij, verdachte, [persoon 1] geadviseerd met haar reis van Brazilië naar Parijs en haar daar op 17 oktober 2021 opgehaald met de auto en vervolgens naar Nederland gehaald;
en meermalen
anderen, te weten:
a. a) [persoon 1] (AMB-013-01),
b) [persoon 2] (AMB-013-02),
c) [persoon 3] (AMB-013-03),
d) [persoon 4] (AMB-013-04),
e) [persoon 5] (AMB-013-05),
f) [persoon 6] (AMB-013-06),
g) [persoon 7] (AMB-014-01),
h) [persoon 8] (AMB-014-01), en/of
i. i) een of meer andere personen (zie DOC-019-01),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en die ander daartoe gelegenheid en inlichtingen heeft verschaft, door:
- de inschrijvingen van die anderen (a, b, c, d, e en i) bij de Registratie Niet-Ingezetenen te begeleiden en- het openen van rekeningen van die anderen (a, b, c, d en i) bij banken te begeleiden en
- de inschrijvingen van die anderen (b, c, e, f en i) bij de Kamer van Koophandel te begeleiden en- huisvesting voor die anderen (a, g, h en i) te regelen
terwijl zij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
mensensmokkel
en
een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, gelegenheid en inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende zes jaar schuldig gemaakt aan het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland aan een grote groep illegale Brazilianen en aan mensensmokkel van één persoon. De verdachte hielp deze vreemdelingen met het verkrijgen van een BSN, een bankrekening en het inschrijven van bedrijven van deze vreemdelingen bij de KvK. Ook hielp zij sommigen aan het vinden van werk of een woning. Ten minste één vreemdeling heeft de verdachte met een auto vanuit Frankrijk naar Nederland vervoerd.
Het is genoegzaam bekend dat de Nederlandse overheid een restrictief toelatingsbeleid hanteert. De overheid probeert te zorgen voor een evenwichtig en eerlijk toelatingsbeleid voor mensen van andere nationaliteiten. Door de gestelde regels te omzeilen en mensen te helpen met het zich wederrechtelijk verschaffen van verblijf in Nederland, wordt het overheidsbeleid doorkruist en wordt illegaal verblijf en illegale arbeid in Nederland bevorderd. Door haar handelen heeft de verdachte het restrictieve toelatingsbeleid van de Nederlandse overheid op grove wijze ondermijnd.
Deze handelwijze heeft bovendien schadelijke (financieel-)economische gevolgen. De verdachte heeft ervoor gezorgd dat door het faciliteren van illegale arbeid, legale schoonmaakbedrijven, aannemers en restaurants op oneerlijk wijze zijn beconcurreerd. Daarbij komt, en dat is inherent aan deze situatie, dat illegale werknemers in een kwetsbare situatie verkeren, niet alleen als het gaat om veiligheid op de werkplek, maar ook wat betreft aanspraken op (sociale) voorzieningen in Nederland.
De verdachte liet zich bovendien voor haar diensten betalen, terwijl over dit geld geen belasting is afgedragen aan de Nederlandse Staat. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan. De rechtbank rekent het de verdachte ook aan dat zij nog altijd niet doordrongen lijkt te zijn van de ernst van haar handelen. Daarmee miskent verdachte haar substantiële rol in het geheel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 januari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2025. Dit rapport houdt het volgende in.

Uit ons onderzoek komt naar voren dat de meeste leefgebieden van mevrouw [verdachte] op orde zijn. Zo beschikt zij over eigen huisvesting, een baan en voldoende inkomsten om rond te kunnen komen. Er is echter wel sprake van een schuldenlast. Daarnaast kan het sociale netwerk waarin betrokkene zich begeeft risicoverhogend werken. Betrokkene kent veel Brazilianen en zit in een appgroep waarin mensen zitten die een BSN-nummer nodig hebben.
Wij zien geen aanwijzingen voor problematiek op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren. Daarnaast kan de zorg die betrokkene over haar zesjarige zoontje draagt, een beschermende factor zijn.
Op dit moment zien wij aanknopingspunten voor het opstellen van een plan van aanpak. Wij denken dat betrokkene ondersteund kan worden met het aflossen van haar schulden en dat dit recidiveverminderend kan werken.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en openheid geven over sociaal netwerk.”
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten voor mensensmokkel. Deze uitgangspunten zijn echter in dit geval niet toepasbaar op het deel van de tenlastelegging dat ziet op artikel 197a lid 2 Sr, nu de onderhavige situatie afwijkt van de situaties waarvoor de oriëntatiepunten zijn geschreven.
De rechtbank sluit dan ook voor wat betreft het deel van de tenlastelegging dat ziet op artikel 197a lid 2 Sr meer aan bij de oriëntatiepunten op het gebied van fraude en de bestaande rechtspraak op dat gebied.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 3 jaar, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. In de door de reclassering geadviseerde voorwaarden ‘dagbesteding’ en ‘openheid geven over sociaal netwerk’ ziet de rechtbank geen meerwaarde. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat eerder is geschorst, op wegens het ontbreken van gronden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 9 (negen) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mr. P. Joele en mr. N.M. Ketelaars, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 11 juni 2024 te Amsterdam, althans in Nederland en/of Brazilië en/of Portugal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
een ander, te weten
a. a) [persoon 1] (AMB-013-01),
behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland, in elk geval een lidstaat van de Europese Unie en/of bovengenoemde pers(o)n(en) daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft zij, verdachte, [persoon 1] geadviseerd met haar reis van Brazilië naar Parijs en haar daar op 17 oktober 2021 heeft opgehaald met de auto en vervolgens naar Nederland gehaald;
en
een ander, te weten:
a. a) [persoon 1] (AMB-013-01),
b) [persoon 2] (AMB-013-02),
c) [persoon 3] (AMB-013-03),
d) [persoon 4] (AMB-013-04),
e) [persoon 5] (AMB-013-05),
f) [persoon 6] (AMB-013-06),
g) [persoon 7] (AMB-014-01),
h) [persoon 8] (AMB-014-01), en/of
i. i) een of meer andere personen (zie DOC-019-01),
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of die ander daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- de inschrijvingen van die anderen (a, b, c, d, e en i) bij de Registratie Niet-Ingezetenen te begeleiden en/of
- het openen van rekeningen van die anderen (a, b, c, d en i) bij banken te begeleiden en/of
- de inschrijvingen van die anderen (b, c, e, f en i) bij de Kamer van Koophandel te begeleiden en/of
- huisvesting voor die anderen (a, g, h en i) te regelen
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
en zij, verdachte, van het plegen van dit feit een beroep en/of een gewoonte heeft gemaakt;
(Artikel 197a lid 1 Wetboek van strafrecht; Artikel 197a lid 2 Wetboek van strafrecht;
Artikel 197a lid 4 Wetboek van strafrecht)