ECLI:NL:RBROT:2025:13134

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
ROT 24/11949
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep inzageverzoek op grond van de AVG door eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Eiser had verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Het college had in een eerder besluit meegedeeld dat er geen persoonsgegevens van eiser waren verwerkt. Eiser heeft dit besluit bestreden en stelde dat er meer op hem betrekking hebbende persoonsgegevens moesten zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer persoonsgegevens waren verwerkt dan het college had aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de mededeling van het college niet ongeloofwaardig was en dat het college voldoende onderzoek had gedaan naar de verwerking van de persoonsgegevens. Eiser was niet verschenen op de zitting, en de rechtbank heeft de argumenten van eiser niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11949

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college
(gemachtigde: mr. W. Breure en mr. R. Codrington).

Procesverloop

1. Deze uitspraak ziet op het verzoek van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens en de verwerking hiervan.
1.1.
Met het primaire besluit van 2 juli 2024 heeft het college eiser laten weten dat er geen persoonsgegevens van hem zijn verwerkt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 november 2024 heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: De gemachtigden van het college. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiser heeft via de Rijksdienst voor identiteitsgegevens begrepen dat de gemeente Rotterdam op 2 juni 2022 zijn gegevens uit de Basisregistratie personen (BRP) heeft ingezien. Naar aanleiding hiervan heeft eiser op 19 januari 2024, ontvangen op 22 januari 2024, bij het college een verzoek gedaan om inzage als bedoeld in artikel 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Eiser heeft ook een klacht ingediend wegens het onbevoegd inzien van zijn persoonsgegevens.
2.2.
Het college heeft bij het primaire besluit aangegeven onderzoek te hebben gedaan bij het cluster Dienstverlening, onderdeel Publieksreacties/BRP en dat uit de gegevens is gebleken dat er geen persoonsgegevens van eiser zijn verwerkt dan wel zijn opgeslagen, behoudens het inzageverzoek. Omdat loggegevens van het systeem dat gebruikt wordt voor de afhandeling van verzoeken die op grond van publiekrechtelijke taken worden uitgevoerd, na 18 maanden worden verwijderd, heeft het college niets kunnen vinden over de inkijk van 2 juni 2022. Het college stelt dat het meest aannemelijk is dat deze inkijk per ongeluk is gebeurd. Het college heeft vervolgens een overzicht gegevens van de persoonsgegevens van eiser die naar aanleiding van zijn inzageverzoek en klacht zijn opgeslagen. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
3.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft het college ook bij de afdeling juridische diensten navraag gedaan naar de verwerking van eisers persoonsgegevens. Dit levert geen resultaten op. Omdat eiser als gemachtigde optreedt voor de [stichting] (de Stichting) is ook op naam van de Stichting gezocht waarbij enkele dossiers, op naam van derden, naar boven zijn gekomen. In deze dossiers komt de naam van eiser, als gemachtigde, naar boven. Een overzicht van de zaken op naam van de Stichting heeft het college verstrekt. Het college stelt zich op het standpunt dat de zakelijke gegevens van de Stichting geen persoonsgegevens zijn en daarom buiten het verzoek van eiser vallen.
Het college blijft er verder bij dat er niet meer persoonsgegevens van eiser zijn en dat het aannemelijk is dat de inkijk op 2 juni 2022 per ongeluk is gebeurd. Op 2 juni 2022 is door eiser geen bezwaarschrift ingediend. Wel op 7 juni 2022 en 29 juni 2022 maar die data staan te ver verwijderd van de inkijk op 2 juni 2022.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt in deze procedure of het bestreden besluit in stand kan blijven. Zij doet dit aan de hand van de door eiser ingediende beroepsgronden.
5. Eiser voert, samenvattend, aan dat er meer op hem betrekking hebbende persoonsgegevens moeten zijn. Het college stelt ten onrechte dat er slechts persoonsgegevens ten aanzien van dit onderhavige verzoek zijn verwekt.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat wanneer het bestuursorgaan meedeelt dat na onderzoek is gebleken dat er niet meer persoonsgegevens zijn dan de gegevens die zijn verstrekt en die mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om deze gegevens verzoekt is om aannemelijk te maken dat er wel meer persoonsgegevens verwerkt moeten zijn. [1]
5.2.
De rechtbank acht de mededeling van het college dat er in de doorzochte systemen niet meer persoonsgegevens zijn verwerkt dan is vermeld niet ongeloofwaardig. Het college heeft in de primaire fase het systeem voor publiekrechtelijke taken, e-suite, doorzocht. In de bezwaarprocedure is ook Octopus, het systeem van de juridische afdeling, doorzocht. Het college heeft uitgelegd dat er geen gegevens over de inkijk op 2 juni 2022 zijn aangetroffen omdat de loggegevens in e-suite gedurende 18 maanden worden bewaard. Omdat het inzageverzoek van eiser na deze 18 maanden is gedaan, kan niet meer worden achterhaald welke gegevens daadwerkelijk zijn ingezien en wie de aanvraag naar gegevens van eiser heeft gedaan. Enkel is zichtbaar dat er een inkijk is geweest. In het verweerschrift heeft het college dit nader onderbouwd met een verwijzing naar de ‘handreiking gebruik selectielijst’. De rechtbank ziet geen aanleiding het college niet te volgen. De enkele en niet onderbouwde stelling van eiser dat de bewaartermijn voor log-gegevens in e-suite vijf jaar is, is daartoe onvoldoende. Verder heeft het college uitgelegd dat eisers naam in Octopus niet naar voren komt omdat de zaken waarin eiser als gemachtigde optreedt op naam van de Stichting geregistreerd staan. Pas na het openen van die zaakdossiers komt de naam van eiser tevoorschijn, uitsluitend als ondertekenaar/gemachtigde van de bezwaar-/beroepschriften. Omdat eiser al bekend is met deze stukken heeft het college volstaan met een opsomming van de zaken die op naam van de Stichting staan. De rechtbank kan zich hier in vinden.
5.3.
Eiser heeft naar oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het college meer op hem betrekking hebbende persoonsgegevens heeft verwerkt. De verklaring van een vertegenwoordiger van het college tijdens de behandeling van een zaak bij deze rechtbank waarin eiser als gemachtigde heeft opgetreden dat uit de systemen van Rotterdam blijkt dat eiser een zogenaamde veelprocedeerder is, acht de rechtbank onvoldoende. Niet duidelijk is in welke context dit is gezegd en wat de exacte bewoordingen zijn geweest. Bovendien volgt uit een dergelijke opmerking niet dat, zoals eiser lijkt te suggereren, er systemen voor veelprocedeerders zijn.
Over de door eiser als gemachtigde gevoerde (juridische) procedures heeft het college aangegeven dat enkel eisers naam zijnde een persoonsgegevens is verwekt. Eiser heeft geen aanknopingspunten aangedragen dat er meer van zijn persoonsgegevens in de stukken voorkomen.
5.4.
De vraag of de inkijk op 2 juni 2022 bewust dan wel abusievelijk is gedaan acht de rechtbank in het kader van dit inzageverzoek niet relevant. Immers, hier gaat het enkel om de vraag of het aannemelijk is dat het college niet meer persoonsgegevens van eiser heeft verwerkt. Eiser heeft het college weliswaar ook verzocht onrechtmatige verwerkingen te melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens, maar hierover loopt een aparte (klacht) procedure. De rechtbank wijst er wel op dat het niet aannemelijk is dat de inkijk van 2 juni 2022 naar aanleiding van door eiser, in zijn hoedanigheid van gemachtigde, ingediende bezwaarschriften is gedaan. De rechtbank begrijpt het zo dat bezwaarschriften terecht komen op de juridische afdeling en in Octopus worden verwerkt. De medewerkers van de juridische afdeling die toegang tot Octopus hebben, beschikken niet over de bevoegdheid om landelijke BRP gegevens in te zien. Omdat eiser niet in Rotterdam woonachtig is, is het voor hen dan ook niet mogelijk eisers gegevens uit de BRP in te zien. Andersom geldt bovendien dat de medewerkers die wel landelijke BRP toegang hebben, geen toegang hebben tot Octopus waardoor het niet aannemelijk is dat een van deze medewerkers een door eiser ingediend bezwaarschrift heeft gezien. Bovendien geldt dat de bezwaarschriften door de Stichting zijn ingediend en op die naam worden geregistreerd. Indien in Octopus op eisers naam wordt gezocht, komt er daarom niets naar boven, terwijl indien naar de Stichting wordt gezocht, de naam van eiser niet naar boven komt.
5.5.
Eiser heeft in beroep zijn grond ten aanzien van de onjuiste vermelding van het e-mailadres van de Stichting herhaald. Het college is hier in het bestreden besluit op ingaan en heeft aangegeven dat sprake is geweest van een verschrijving. Eiser heeft verder niet toegelicht welk belang hij heeft bij het ook in beroep naar voren brengen van dit punt. De rechtbank verwijst naar hetgeen het college heeft opgemerkt.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.R. Lautenbach, rechter, in aanwezigheid van
mr. L. Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:1319).