ECLI:NL:RBROT:2025:12975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
ROT 25/7341
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuursdwang opgelegd aan verzoekster wegens niet-naleving informatievordering door staatssecretaris VWS

Op 6 november 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een last onder bestuursdwang had opgelegd aan verzoekster wegens het niet voldoen aan een informatievordering van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze last en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting werd duidelijk dat verzoekster, hoewel laat in actie gekomen, inmiddels inspanningen had verricht om de gevraagde gegevens te overleggen. De staatssecretaris beschikte op dat moment over bijna alle gevraagde informatie, met uitzondering van enkele facturen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van de staatssecretaris om de bestuursdwang te effectueren gering was, vooral gezien de mogelijke reputatieschade voor verzoekster door een publieksuitvraag. De voorzieningenrechter schorste daarom de last onder bestuursdwang tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat de staatssecretaris geen griffierecht of proceskosten hoefde te vergoeden aan verzoekster, omdat deze zelf te laat had gereageerd op de informatievordering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/7341

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2025 in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [vestigingsplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. P.M. Waszink),
en

de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

(gemachtigden: mr. L.J.J.G. Verhaeg en mr. M. Kool).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over een aan verzoekster opgelegde last onder bestuursdwang. Verzoekster is het hier niet mee eens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij verzoekt daarnaast om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoekster.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

3. Met het bestreden besluit van 19 september 2025 heeft de staatssecretaris aan verzoekster een last onder bestuursdwang opgelegd omdat verzoekster niet heeft voldaan aan een informatievordering van een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) en een eerder aan verzoekster opgelegde last onder dwangsom niet heeft geleid tot naleving daarvan.
4. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter op 25 september 2025 gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
5. Desgevraagd heeft de staatssecretaris de werking van het bestreden besluit opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak doet.
6. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 oktober 2025 – achter gesloten deuren – op zitting behandeld. Partijen hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voorts is namens verzoekster verschenen [naam], uitvoerend assistent van de bestuurder van verzoekster. Namens de staatssecretaris is verder verschenen F. Wille, toezichthouder bij de NVWA.
7. Ter zitting zijn met partijen afspraken gemaakt over het aanleveren van nadere stukken door verzoekster en de beoordeling van die stukken en van een eerder door verzoekster ingediend stuk door de staatssecretaris. Nadien heeft verzoekster op verschillende momenten nadere bestanden ingediend en heeft de staatssecretaris daarop gereageerd.
8. De voorzieningenrechter ziet met overeenkomstige toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen aanleiding om een nadere zitting te houden, omdat zij over voldoende gegevens beschikt om uitspraak te doen en partijen door het achterwege laten van een nadere zitting niet in hun belangen worden geschaad.

Juridisch kader, voorgeschiedenis en besluitvorming van de staatssecretaris

9. In de bijlage bij deze uitspraak is het juridisch kader opgenomen.
10. In het kader van het toezicht op de naleving van de Warenwet en het Warenwetbesluit machines heeft de NVWA nader onderzoek willen doen naar (mogelijk) brandgevaar bij de door verzoekster in de handel gebrachte machines (elektrische fietsen). Aanleiding hiervoor zijn meerdere meldingen van […]. Verder is een melding ontvangen van […].
11. Op woensdag 16 april 2025, woensdag 23 april 2025 en vrijdag 1 augustus 2025 hebben inspecties plaatsgevonden bij verzoekster te [vestigingsplaats] en te [plaats] (een nevenvestiging). In de tussentijd heeft er nog een gesprek met verzoekster op het kantoor van de NVWA te Veenendaal plaatsgevonden. Op grond van de meldingen, de inspecties en het gesprek met de toezichthouder acht de staatssecretaris het aannemelijk dat verzoekster machines (elektrische fietsen) in de handel heeft gebracht die niet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen voldoen. Het in de handel brengen van machines die niet aan deze eisen voldoen is in strijd met artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 3a, eerste lid, aanhef en onder a, van het Warenwetbesluit machines.
12. Een toezichthouder van NVWA heeft verzoekster daarnaast verzocht om inzage in bepaalde zakelijke gegevens en bescheiden om nader onderzoek te kunnen doen naar het (mogelijke) brandgevaar en om nader te onderzoeken of het nodig is dat verzoekster maatregelen treft om die (mogelijke) gevaren weg te nemen en het risico op letsel en schade voor de mens en zaken te voorkomen. Omdat verzoekster niet aan dit verzoek heeft voldaan, heeft de toezichthouder op 5 augustus 2025 een schriftelijke vordering (de informatievordering) gedaan tot naleving van artikel 5:17, eerste lid, in verbinding met artikel 5:20, eerste lid, van de Awb, die ertoe strekt dat verzoekster de volgende zakelijke gegevens en bescheiden alsnog uiterlijk op 14 augustus 2025 ter beschikking stelt aan de toezichthouder:
 XML Auditfiles Financieel (extensie: .xaf / versie 3.2) vanaf de start van de onderneming in Nederland, zijnde [datum] (onderdeel 1).
 Een export van de factuurregels uit het exact boekhoudpakket, vanaf de start van de onderneming in Nederland, zijnde [datum] (onderdeel 2).
 Een onbewerkt export van de Orderhistorie uit Shopify vanaf de start van de onderneming tot en met heden (formaat .xlsx / .csv) (onderdeel 3).
 Een export van de inkopen, verkopen en verzendingen uit het logistieke warehouse managementsysteem Boxture, vanaf de start van gebruik bij Rapid Logistics B.V. tot en met heden (onderdeel 4).
 Een export van alle geregistreerde klachten inclusief data, herkomst en genomen acties/follow ups (op welke wijze dan ook ontvangen, dus niet alleen uit Zendesk) (onderdeel 5).
13. Omdat verzoekster ook niet aan de schriftelijke vordering heeft voldaan, heeft de staatssecretaris op 26 augustus 2025 verzoekster een last onder dwangsom opgelegd tot nakoming van de informatievordering. De begunstigingstermijn liep tot maandag 1 september 2025 om 12:00 uur, dit onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000.
14. Omdat verzoekster ook niet aan deze last heeft voldaan, heeft verzoekster de dwangsom van € 5.000 verbeurd en heeft de staatssecretaris op 8 september 2025 een voornemen tot oplegging van een last onder bestuursdwang aan verzoekster verzonden. Op 17 september 2025 heeft verzoekster hiertegen een zienswijze ingediend. Bij de zienswijze heeft verzoekster een orderhistorie uit Shopify en e-mailverkeer inzake klachten overlegd.
15. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris overwogen dat verzoekster zonder opgaaf van redenen niet heeft voldaan aan de onderdelen 1 en 4 van de informatievordering en dat zij de noodzaak betwist van onderdeel 2 daarvan. Volgens de staatssecretaris is het noodzakelijk dat verzoekster alsnog voldoet aan deze onderdelen van de informatievordering. Ten aanzien van onderdeel 3 heeft de staatssecretaris overwogen dat de overgelegde orderhistory in pdf. formaat 1961 verschillende orders telt, dat deze orders allemaal 74 verschillende kolommen hebben, dat het bestand in totaal 102 pagina’s heeft en dat deze kolommen over alle 102 pagina’s zijn verdeeld. Het is volgens de staatssecretaris daarom niet met zekerheid te zeggen hoe deze pagina’s en kolommen met elkaar corresponderen, zodat het doorzoeken van het overgelegde pdf bestand door deze wijze van aanlevering ondoenlijk is. Daarbij is overwogen dat het de toezichthouder ambtshalve bekend is dat het genereren en verstrekken van een onbewerkte export van de orderhistory uit shopify mogelijk is in de verzochte bestandstypes. Gelet hierop meent de staatssecretaris dat verzoekster niet heeft voldaan aan onderdeel 3 van de informatievordering. Ten aanzien van onderdeel 5 van de informatievordering heeft de staatssecretaris overwogen dat verzoekster door het overleggen van e-mails met betrekking tot vijf klachten daar vooralsnog aan heeft voldaan.
16. Met betrekking tot stellingen van verzoekster dat zij meer tijd nodig heeft, heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit onder meer het volgende overwogen. De toezichthouder heeft over een periode van bijna vijf maanden verzoekster benaderd over het onderzoek en hij heeft ettelijke malen verzocht om medewerking. Vanaf het moment dat het duidelijk werd dat verzoekster niet vrijwillig mee zou gaan werken aan het onderzoek heeft de toezichthouder steeds de minst ingrijpende interventie ingezet om haar ertoe te bewegen alsnog de nodige acties te ondernemen. Het begon bij een verzoek, daarna een vordering, gevolgd door een last onder dwangsom en ten slotte het voornemen tot opleggen van een last onder bestuursdwang. De stelling dat verzoekster een moedermaatschappij heeft in [land] (en om die reden niet alle gegevens kan aanleveren) is door haar eerst in haar zienswijze ingenomen, dit heeft zij ook niet gemotiveerd onderbouwd en is de toezichthouder na raadpleging van het register van de Kamer van Koophandel niet gebleken. Het had hoe dan ook op de weg van verzoekster gelegen om eerder te beginnen met het verzamelen van de onderhavige zakelijke gegevens en bescheiden. Nu verzoekster een Nederlands bedrijf is, dat in Nederland machines in de handel brengt, dient zij aan de Europese en Nederlandse en wet- en regelgeving te voldoen. Ook hiervoor geldt dat zij zich hier (eerder) in had moeten verdiepen.
17. Bij het bestreden besluit wordt verzoekster een begunstigingstermijn gegeven tot het einde van woensdag 24 september 2025 om alsnog aan de eerste vier onderdelen van de informatievordering te voldoen. De staatssecretaris heeft daarbij – in overeenstemming – met haar voornemen aangegeven dat wanneer verzoekster niet aan de last heeft voldaan binnen de begunstigingstermijn, de overtreding van dien aard is dat zij zelf de last ten uitvoer zal leggen door feitelijk handelen. Dit feitelijk handelen zal bestaan uit het de opvragen van de bovenstaande gegevens via een uitvraag aan het Nederlandse publiek. Alle consumenten die een elektrische fiets van verzoekster hebben gekocht zullen worden uitgenodigd om een enquête in te vullen met vragen over de door verzoekster gebrachte elektrische fietsen ter zake het mogelijke brandgevaar van de fietsen en de accu’s. Een voorbeeld van de uitvraag heeft de staatssecretaris als bijlage bij het bestreden besluit bijgesloten.

Afspraken met partijen en verdere standpunten van partijen

18. Verzoekster heeft in haar verzoekschrift aangegeven dat zij bereid is om aan de informatievordering te voldoen en de informatievordering zelf niet ter discussie te willen stellen in het kader van dit verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster stelt dat zij meer tijd nodig heeft dan de geboden drie werkdagen. Omdat zij bereid is de gevraagde informatie te verstrekken en zij dit ook al deels heeft gedaan, acht zij het opleggen en effectueren van een last onder bestuursdwang onzorgvuldig en niet evenredig. Verder stelt verzoekster zich op het standpunt dat effectuering van de last onder bestuursdwang zeer grote schade zal aanbrengen aan de reputatie van verzoekster, terwijl het zeer twijfelachtig is of de staatssecretaris via deze uitvraag wel de informatie zal verkrijgen die zij wenst te ontvangen. Ook omdat de staatssecretaris met een iets langere begunstigingstermijn wel volledige informatie van verzoekster zal kunnen verkrijgen, is die effectuering door een publieksuitvraag volgens verzoekster niet evenredig.
19. Ter zitting is vastgesteld dat van de informatievordering van de NVWA de volgende onderdelen nog relevant zijn met het oog op de effectuering van de last onder bestuursdwang door de staatssecretaris:
 XML Auditfiles Financieel (extensie: .xaf / versie 3.2) vanaf de start van de onderneming in Nederland, zijnde [datum] (onderdeel 1).
 Een export van de factuurregels uit het exact boekhoudpakket, vanaf de start van de onderneming in Nederland, zijnde [datum] (onderdeel 2)
 Een export van de inkopen, verkopen en verzendingen uit het logistieke warehouse managementsysteem Boxture, vanaf de start van gebruik bij Rapid Logistics B.V. tot en met heden (onderdeel 4).
20. De staatsecretaris heeft daarbij toegelicht dat indien verzoekster de onderdelen 1, 2 en 4 volledig en onbewerkt aanlevert, verdere gegevens van een onbewerkt export van de orderhistorie uit Shopify vanaf de start van de onderneming tot en met heden (formaat .xlsx / .csv) (onderdeel 3), achterwege mag blijven. Desgevraagd is van de zijde van de staatssecretaris erkend dat als het bijvoorbeeld gaat om de factuurregels (onderdeel 2) het van belang is dat die worden aangeleverd en dat dit desnoods via een ander programma gebeurt dan het exact boekhoudpakket als die gegevens niet in dat programma staan.
21. Ter zitting is van de zijde van de staatssecretaris enerzijds aangegeven dat zij liever alsnog de beschikking krijgt over de gevorderde gegevens dan dat zij een publieksuitvraag moet doen, maar anderzijds is door haar benadrukt dat verzoekster al zeer veel kansen heeft gekregen om de gegevens te verstrekken en dat zij die kansen niet of onvoldoende heeft aangegrepen. NVWA heeft er daarbij op gewezen dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van de benodigde stukken bij verzoekster ligt en dat gelet op de verschillende gegeven toelichtingen van de NVWA op de aan te leveren stukken er voor verzoekster geen onduidelijkheid meer zou kunnen bestaan over de nog aan te leveren stukken. Van de kant van de staatssecretaris is daarom het voorstel om ter plaatste bij verzoekster inzage te krijgen verworpen. Ook wil de toezichthouder van de NVWA niet digitaal meekijken. Wel verklaart de NVWA zich bereid nogmaals eventuele vragen van verzoekster over de volledigheid van de aanlevering van bestanden te beantwoorden.
22. Ter zitting zijn met partijen afspraken gemaakt over het aanleveren van nadere stukken door verzoekster en de beoordeling daarvan door de staatssecretaris. Voorts is ter zitting toegezegd dat de staatssecretaris een daags voor de zitting door verzoekster aangeleverd stuk zal beoordelen.
23. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter op 28 oktober 2025 bericht dat verzoekster inmiddels heeft voldaan aan een deel van de informatievordering. Uit de bijlagen die daarbij zijn geleverd begrijpt de voorzieningenrechter dat de staatssecretaris hierbij doelt op de onderdelen 1 en 4. Met betrekking tot onderdeel 2 heeft de staatssecretaris erop gewezen dat het doel van de informatievordering is dat vastgesteld moet kunnen worden welke fiets waar naar toe is gegaan. Met de gevorderde informatie moet inzichtelijk worden of, en zo ja welke elektrische fietsen van het merk van verzoekster zijn verkocht en of deze elektrische fietsen betrokken waren bij de meldingen van […]. Dat is volgens de staatssecretaris niet mogelijk aan de hand van de tot nu toe verstrekte gegevens, omdat:
 voor wat betreft […] Q1 van 2025 de factuurnummers 1 tot en met 15 van 2025 niet zijn geleverd.
 voor wat betreft de winkelverkoop van 2025 (Cyclesoftware) op 28 oktober 2025 een exportbestand van verkopen is ontvangen, waar uitsluitend het factuurtype ‘bike’ is ingevuld. Bij eerder ontvangen exporten stond echter ook het factuurtype ‘normal’ ingevuld. Bij 83 facturen met factuurtype ‘normal’ staan bedragen > € 500,-, hetgeen gelet op de hoogte van het bedrag kan duiden op een verkoop van een fiets en niet per definitie van een onderdeel. Van deze verkopen zijn nog altijd geen contactgegevens en factuurregels beschikbaar.
Gelet hierop wil de staatssecretaris overgaan tot effectuering van de bestuursdwang.
24. Verzoekster heeft in haar berichtgeving van 29 oktober 2025 betwist dat zij niet alle gevraagde informatie heeft verstrekt. Met betrekking tot de stelling van de staatssecretaris dat factuurregels van het eerste kwartaal van 2025 ontbreken, heeft verzoekster opgemerkt dat haar ook is opgevallen dat de nummering van de facturen niet goed aansloot. Na intern onderzoek is haar gebleken dat er niet meer facturen waren, wat ook aan de staatssecretaris is meegedeeld. Met betrekking tot de stelling van de staatssecretaris dat bij de winkelverkoop van 2025 (anders dan voor 2024) alleen informatie over de naam en het bedrag is gestuurd en adres, productgegevens en te relateren factuurnummer ontbreken, heeft verzoekster in antwoord op de vermeende omissie een export overgelegd uit Cyclesoftware voor alle drie de winkels tezamen, waarin ook het adres, de productgegevens en de te relateren factuurnummers zijn opgenomen.
25. Op 30 oktober 2025 heeft verzoekster een aanvullend bericht verstuurd met de 15 ontbrekende facturen. Daarbij is onder meer vermeld dat verzoekster nog geen duidelijke verklaring heeft waarom de facturen thans door haar administrateur aan verzoekster zijn verstrekt terwijl deze er eerst niet waren. Mogelijk is de reden gelegen in het feit dat de facturen dateren van april 2025 (en dus het tweede kwartaal van dit jaar betreffen).
26. De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter op 3 november 2025 bericht dat de ontbrekende facturen met nummers 1 tot en met 15 over 2025 nu wel zijn ingediend, maar dat de informatie uit Cyclesoftware nog steeds onvolledig is, omdat nadere informatie (adres, productgegevens, factuurnummers) voor het factuurtype ‘normal’ nog altijd niet is aangeleverd. Op het bericht van verzoekster van 3 november 2025 dat zij nog nadere stukken zal indienen, is van de zijde van de staatssecretaris aangegeven dat uitvoeriger analyse van die bestanden door de NVWA nog moet plaatsvinden. Wanneer de gevraagde gegevens op deze manier volledig en compleet worden aangeleverd, lijkt het er volgens de staatssecretaris op dat daarmee aan de vordering is voldaan. Daarbij merkt de staatssecretaris op dat uit de eerste analyse blijkt dat in de aangeleverde bestanden ten opzichte van de eerder, op 29 oktober 2025, aangeleverde informatie (‘Cyclesoft sales by invoice’) nu een business factuur (factuurnummer 10043) ontbreekt. Dat wekt de verbazing. De staatssecretaris hecht er daarbij aan om te benadrukken dat zij de voorzieningenrechter uitdrukkelijk verzoekt om uitspraak te doen naar aanleiding van de aanhangig gemaakte voorlopige voorziening, indien de op 4 november 2025 aangeleverde bestanden niet volledig en/of niet compleet zijn aangeleverd. Daarmee is dan immers nog steeds niet aan de vordering voldaan, terwijl verzoekster ook gedurende de procedure bij de voorzieningenrechter meer dan voldoende ruimte en laatste kansen is gegund om aan de vordering te voldoen.
27. Verzoekster heeft op 4 november 2025 bestanden toegestuurd en in de loop van de middag bericht dat die inmiddels handmatig zijn gecontroleerd. Daaruit blijkt volgens verzoekster dat in totaal 42 facturen om niet-verklaarbare redenen niet in de exports zijn terechtkomen. Volgens verzoekster lijkt dit een softwarematig probleem, zonder logische verklaring. Zo blijkt bijvoorbeeld dat in het Cyclesoftware-bestand dat verzoekster op vrijdag 24 oktober heeft gedeeld (ook dat is inmiddels handmatig gecontroleerd) 13 facturen misten. Er is vooralsnog geen logische verklaring te geven waarom de gegevens niet één-op-één in de export mee gaan, noch waarom er bij de eerste export 13 facturen misten, en bij export in andere vorm 42 facturen misten. Verzoekster wacht nog op antwoord van de Helpdesk van Cyclesoftware. Naast deze 42 facturen, zijn er zes factuurnummers in Cyclesoftware die lijken te zijn ‘overgeslagen’, dat wil zeggen dat er geen corresponderende factuur is. Dit betreft de nummers 10001, 10011, 10359, 10360, 10361 en 10362. Het veld in Cyclesoftware is dus leeg. Ook hiervoor is de reden onduidelijk, de Helpdesk heeft ook hier vooralsnog geen antwoord op. Verzoekster heeft de 42 ontbrekende facturen handmatig in een bestand gezet, welke zijn bijgevoegd. Zo zijn volgens verzoekster alle facturen nu in het bezit van de NVWA.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

28. Verzoeker heeft een spoedeisend belang, omdat de effectuering van de last door middel van een uitvraag aan het Nederlandse publiek naar verwachting zal leiden tot (verdere) reputatieschade voor verzoekster. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter zich buigen over de vraag of een voorlopige voorziening dient te worden getroffen.
29. Het antwoord op die vraag is bevestigend. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter moet een belangenafweging in het voordeel van verzoekster uitpakken. In dit verband overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
30. Het belang van de informatievordering is er in gelegen dat de toezichthouder van de NVWA kan vaststellen of, en zo ja welke elektrische fietsen van het merk van verzoekster zijn verkocht en of deze elektrische fietsen betrokken waren bij de meldingen van […]. Slechts indien verzoekster niet alsnog (volledig) aan de last onder bestuursdwang heeft voldaan, heeft de staatssecretaris (mogelijk) een belang bij de tenuitvoerlegging van de bestuursdwang door middel van een publieksuitvraag. Ter zitting is van de zijde van de staatssecretaris in dit verband enerzijds aangegeven dat zij liever alsnog de beschikking krijgt over de gevorderde gegevens dan dat zij een publieksuitvraag moet doen, maar anderzijds is door haar benadrukt dat verzoekster al zeer veel kansen heeft gekregen om de gegevens te verstrekken en dat zij die kansen niet of onvoldoende heeft aangegrepen.
31. Hoewel verzoekster zeer laat in actie is gekomen, lijkt zij inmiddels wel de nodige inspanningen te hebben verricht om de gevorderde gegevens over te leggen. De staatssecretaris beschikt hiermee inmiddels – op een beperkt aantal facturen na – over alle gevorderde gegevens. Verzoekster heeft ten aanzien van de ontbrekende facturen te kennen gegeven dat zij hierover niet beschikt. Gelet op de informatie die verzoekster inmiddels heeft aangeleverd, heeft de voorzieningenrechter de nodige twijfels dat een uitvraag door de staatssecretaris aan het Nederlandse publiek ertoe zal leiden dat de staatssecretaris alsnog over de (beperkte) informatie zal komen te beschikken waarop de informatievordering ziet en die verzoekster volgens de staatssecretaris nog niet heeft overgelegd. Het belang van de staatssecretaris om alsnog de bestuursdwang te kunnen effectueren acht de voorzieningenrechter daarom gering. Dit terwijl aannemelijk is dat de voorgenomen publieksuitvraag naar verwachting tot (verdere) reputatieschade voor verzoekster zal leiden.
32. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het bestreden besluit van 19 september 2025 te schorsen tot zes weken nadat de door de staatssecretaris te nemen beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
33. De toewijzing van het verzoek leidt er voor verzoekster niet automatisch toe dat het door haar betaalde griffierecht en de door haar gemaakte proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het gaat hier gelet op artikel 8:82, vijfde lid, en artikel 8:84, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:75, eerste lid, van de Awb om een discretionaire bevoegdheid van de voorzieningenrechter.
34. De voorzieningenrechter stelt vast dat de NVWA inmiddels ruim vijf maanden probeert verzoekster te bewegen om de nodige informatie te verstrekken over de door haar in Nederland in de handel gebrachte elektrische fietsen om het (mogelijke) brandgevaar van de fietsen en de accu’s te kunnen onderzoeken. De voorzieningenrechter stelt daarnaast vast dat verzoekster gedurende deze maanden telkens nieuwe en aanvullende argumenten heeft aangedragen waarom zij de informatie niet of niet volledig kan verstrekken, waarbij zij telkens om uitstel heeft gevraagd. Pas na indiening van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoekster het merendeel van de gevorderde informatie verstrekt. Ook de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening heeft door toedoen van verzoekster langer geduurd. Verzoekster heeft niet gereageerd op verzoeken van de griffie om verhinderdata voor een zitting op te geven, waarna de voorzieningenrechter uiteindelijk zonder verdere afstemming met verzoekster een zittingsdatum heeft bepaald. Vervolgens heeft verzoekster, nadat de ter zitting besproken termijnen voor het indienen van stukken al was verstreken, nog diverse aanvullende bestanden aangeleverd ter voldoening aan de last. Indien verzoekster eerder in actie was gekomen naar aanleiding van de informatievordering was deze procedure niet nodig geweest.
35. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ondanks de toewijzing van het verzoek niet te bepalen dat de staatssecretaris het door verzoekster betaalde griffierecht dient te vergoeden (vgl. ECLI:NL:RBROT:2012:BV6089). Om dezelfde reden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling (vgl. ECLI:NL:CRVB:2005:AS8218).

Conclusie en gevolgen

36. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar daartegen is beslist. Dat betekent dat de staatssecretaris voorlopig niet de last onder bestuursdwang kan effectueren.
37. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat in dit geval geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit van 19 september 2025 tot zes weken nadat het door de staatssecretaris te nemen besluit op bezwaar bekend is gemaakt, tenzij het bezwaar wordt ingetrokken, want in dat geval vervalt de voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E.C. Debets, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 6 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:17
1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
(…)
Artikel 5:20
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
(…)
3. Het bestuursorgaan onder verantwoordelijkheid waarvan de toezichthouder werkzaam is, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van het eerste lid.
(…)
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:24
1. De last onder bestuursdwang omschrijft de te nemen herstelmaatregelen.
2. De last onder bestuursdwang vermeldt de termijn waarbinnen zij moet worden uitgevoerd.
3. De last onder bestuursdwang wordt bekendgemaakt aan de overtreder, aan de rechthebbenden op het gebruik van de zaak waarop de last betrekking heeft en aan de aanvrager.
(…)
Warenwet
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
c. technisch voortbrengsel: iedere technisch voortgebrachte waar, niet zijnde een eet- of drinkwaar;
(…)
Artikel 4
1. Ten behoeve van het weren van waren
(…)
b. die, indien het technische voortbrengselen betreft, een gevaar kunnen opleveren voor de gezondheid van de mens of de veiligheid van zaken, of (…)
kan bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te verhandelen of voor een bij het verbod aangegeven doel te verwerken of te bezigen, die niet voldoen aan de eisen, bij de maatregel gesteld met betrekking tot hun samenstelling of uitvoering of met betrekking tot hun hoedanigheid of eigenschappen.
(…)
Warenwetbesluit machines
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
– machine:
a. samenstel, voorzien van of bestemd om te worden voorzien van een aandrijfsysteem, maar niet op basis van rechtstreeks gebruikte menselijke of dierlijke spierkracht, van onderling verbonden onderdelen of componenten waarvan er ten minste één kan bewegen, en die samengevoegd worden voor een bepaalde toepassing;
(…)
Artikel 2
1. Het is verboden machines en niet voltooide machines die niet voldoen aan de vervaardigingsvoorschriften bij of krachtens dit besluit gesteld in de handel te brengen of in bedrijf te stellen.
(…)
Artikel 3a
1. De fabrikant of diens gemachtigde:
a. zorgt dat de machine voldoet aan de essentiële veiligheids- en gezondheidseisen, bedoeld in bijlage I bij de richtlijn nr. 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van richtlijn 95/16/EG (PbEU L 157).
(…)