In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het UWV behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelt dat het UWV de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft het UWV in gebreke gesteld, maar er is geen besluit genomen binnen de gestelde termijn. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens moet het UWV het door eiser betaalde griffierecht van € 53,- vergoeden en de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het UWV om tijdig beslissingen te nemen en de gevolgen van het niet naleven van de wettelijke termijnen.