In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door het UWV behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een herbeoordeling van de aan een ex-werkneemster verleende uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De rechtbank oordeelt dat het UWV de wettelijke beslistermijn heeft overschreden. Eiseres had het UWV in gebreke gesteld, maar er was geen beslissing genomen binnen de gestelde termijn. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank wijst erop dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een betrokkene een bestuursorgaan in gebreke moet stellen voordat hij beroep kan instellen. In dit geval was de ingebrekestelling gedaan en was de termijn van twee weken verstreken zonder dat het UWV had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op 19 augustus 2025 een dwangsombeslissing had genomen, maar dat dit niet relevant was voor de hoogte van de verbeurde dwangsom in deze zaak.
Vanwege een tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV, heeft de rechtbank besloten dat het UWV binnen 40 weken na de ontvangst van het beroep op 26 augustus 2025 een beslissing moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 385,- vergoeden en de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 453,50, betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.