ECLI:NL:RBROT:2025:1290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
3 februari 2025
Zaaknummer
11398704 VZ VERZ 24-9556
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en wedertewerkstelling van werknemer bij Ikea

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer van Ikea, en zijn werkgever, Ikea B.V. [verzoeker] was op 13 september 2024 op staande voet ontslagen, maar verzocht de kantonrechter om dit ontslag te vernietigen en om wedertewerkstelling. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet geldig was, omdat er geen dringende reden was voor het ontslag. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer, [verzoeker], sinds 15 juni 2016 bij Ikea werkte en dat het ontslag volgde op een incident waarbij hij een collega had geduwd. De kantonrechter concludeerde dat de omstandigheden van het incident, waaronder ongepaste opmerkingen van de collega, meebrachten dat het handelen van [verzoeker] niet de hoge lat van een dringende reden voor ontslag op staande voet haalde. Hierdoor werd de opzegging vernietigd en bleef de arbeidsovereenkomst bestaan. Ikea werd veroordeeld om het loon van [verzoeker] door te betalen en hem weer toe te laten tot zijn werkzaamheden. Tevens werd Ikea veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11398704 VZ VERZ 24-9556
datum uitspraak: 31 januari 2025
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, verweerder in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M.M. Dezfouli, advocaat te Den Haag,
tegen
IKEA B.V.,
gevestigd te Haarlem,
verweerster, verzoekster in het (voorwaardelijk) tegenverzoek,
gemachtigde: mr. E.J. Bernaerts, bedrijfsjurist Ikea.
Partijen worden hierna ‘[verzoeker]’ en ‘Ikea’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift van [verzoeker], met bijlagen;
  • het verweerschrift van Ikea met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
  • de e-mail van Ikea van 10 januari 2025, met één bijlage;
1.2.
Op 16 januari 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was [verzoeker] aanwezig, met [naam 1] (tolk) en bijgestaan door de gemachtigde mr. M.M. Dezfouli. Namens Ikea waren [naam 2] en [naam 3] (beiden P&C Manager) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde mr. E.J. Bernaerts.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] werkt sinds 15 juni 2016 bij de vestiging van Ikea in Barendrecht als Fulfilment operations co-worker. Hij is op 13 september 2024 op staande voet ontslagen. [verzoeker] wil dat deze opzegging wordt vernietigd, dat bepaald wordt dat de arbeidsovereenkomst nog altijd voortduurt en hij weer aan het werk mag alsmede dat Ikea het salaris doorbetaalt met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het te laat betaalde salaris. Ikea stelt dat alle verzoeken van [verzoeker] moeten worden afgewezen en dat [verzoeker] moet worden veroordeeld de gefixeerde schadevergoeding te betalen. Als de opzegging wordt vernietigd, vraagt Ikea de kantonrechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden en - voor het geval daarbij geoordeeld wordt dat [verzoeker] niet ernstig verwijtbaar gehandeld heeft - [verzoeker] alleen de transitievergoeding toe te kennen en geen extra billijke vergoeding.
2.2.
De uitkomst is dat de opzegging wordt vernietigd en dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden. Ikea moet het loon doorbetalen en moet [verzoeker] weer toelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden. [verzoeker] hoeft geen gefixeerde schadevergoeding te betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot deze beslissingen is gekomen.
Het ontslag op staande voet
Het ontslag is niet geldig
2.3.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst wordt vernietigd (artikel 7:681 lid 1 onder a en artikel 7:671 BW). [verzoeker] is namelijk niet akkoord gegaan met de opzegging en er is niet voldaan aan alle voorwaarden voor een ontslag op staande voet. Die voorwaarden zijn kort gezegd (i) een dringende reden, (ii) onverwijld opzeggen en (iii) onverwijld mededelen van de reden (artikel 7:677 lid 1 BW). Hierna wordt dit verder uitgelegd.
Er is geen dringende reden
2.4.
Er is geen dringende reden voor een ontslag op staande voet. Met een dringende reden wordt bedoeld één of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom in deze zaak geen sprake is van een dringende reden.
2.5.
Ikea heeft [verzoeker] op 13 september 2024 op staande voet ontslagen, omdat hij op 25 augustus 2024 een collega - coördinator [naam 4] - meerdere keren heeft geduwd en zich daardoor agressief heeft gedragen richting deze collega. Dit incident is vastgelegd op camerabeelden, die door Ikea in het geding zijn gebracht en die ter zitting in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden zijn afgespeeld en bekeken. Op die beelden is - kort samengevat – te zien dat [verzoeker] en [naam 4] in het magazijn, naast de heftruck van [verzoeker], circa vijf minuten druk met elkaar in gesprek zijn en dat dit gesprek in een discussie uitmondt, gelet op het feit dat partijen druk gebarend tegenover elkaar staan. Vervolgens is zichtbaar dat [verzoeker] pogingen doet in zijn heftruck te stappen en weg te rijden, maar dat [naam 4] de heftruck vasthoudt. Nadat [verzoeker] uit de heftruck is gestapt, duwt hij [naam 4] meerdere keren. Ook is op de beelden te zien dat een collega, die getuige is van het voorval tussen [verzoeker] en [naam 4], tussenbeide komt in een poging verdere escalatie te voorkomen.
2.6.
De kantonrechter is het met Ikea eens dat [verzoeker] niet correct heeft gehandeld door zijn collega [naam 4] meerdere malen te duwen. Voor de vraag of dit handelen een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert, is echter ook de context waarbinnen dit handelen heeft plaatsgevonden van belang, meer in het bijzonder hetgeen aan het duwen door [verzoeker] is voorafgegaan. In dat verband wordt uit de camerabeelden niet duidelijk wat [verzoeker] en [naam 4] in het vijf minuten durende gesprek voorafgaand aan het duwen met elkaar hebben besproken. [verzoeker] heeft ter zitting uiteengezet dat [naam 4] hem aansprak omdat [verzoeker] op een eerder moment een grap met [naam 4] had uitgehaald. Volgens [verzoeker] heeft [naam 4] hem gezegd dat hij geen grappen met hem moest uithalen en heeft [naam 4] - ondanks dat [verzoeker] meermaals zijn excuses aanbood voor de betreffende grap - bepaalde ongepaste opmerkingen over de afkomst van [verzoeker] gemaakt. [verzoeker] heeft daarnaast toegelicht dat hij steeds aan [naam 4] te kennen heeft gegeven verder te willen gaan met zijn werkzaamheden met de heftruck en dat hij [naam 4] meerdere keren heeft geprobeerd weg te duwen omdat [naam 4] zijn heftruck bleef vasthouden. Die uitleg sluit ook aan op de camerabeelden van het incident.
2.7.
Ikea heeft niet duidelijk gemaakt wat er volgens haar tussen [verzoeker] en [naam 4] voorafgaand aan het duwen is besproken. Naar het oordeel van de kantonrechter had het, gelet op de omstandigheden van het geval, wel op de weg van Ikea gelegen om daar helderheid over te geven door in dat kader ten minste een verklaring van zowel [naam 4] als de bij het voorval aanwezige getuige in het geding te brengen. Dat heeft Ikea echter niet gedaan. Omdat zij daarnaast ook hetgeen [verzoeker] ter zitting heeft uiteengezet over de toedracht van het incident en over de inhoud van het gesprek tussen [verzoeker] en [naam 4] niet gemotiveerd heeft betwist, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [verzoeker].
2.8.
Gelet op het voorgaande gaat de kantonrechter uit van de lezing van [verzoeker] over de toedracht van het incident en de rol van [naam 4] daarin. Uit die lezing in combinatie met de inhoud van de camerabeelden van het incident volgt naar het oordeel van de kantonrechter in voldoende mate dat [verzoeker] voorafgaand aan het duwen in zekere mate is uitgedaagd door [naam 4], gelet op de ongepaste opmerkingen over de afkomst van [verzoeker] en het feit dat [naam 4] de heftruck bleef vasthouden toen [verzoeker] trachtte zijn werkzaamheden weer te hervatten. Dat geldt nog meer nu [verzoeker] eveneens onweersproken heeft gesteld dat [naam 4] [verzoeker] tijdens hun discussie heeft uitgedaagd hem na werktijd buiten op te wachten om ‘het uit te vechten’. Gelet daarop kan bepaald niet worden gezegd dat [naam 4] de-escalerend heeft gehandeld. Zeker gezien zijn functie van coördinator had van [naam 4] verwacht mogen worden dat hij anders zou handelen. Zo had hij weg kunnen lopen toen hij merkte dat [verzoeker] boos werd en pas daarna zijn leidinggevende kunnen inlichten, waarna [verzoeker] op een later moment had kunnen worden opgeroepen om over het voorval in gesprek te gaan. Door niet weg te lopen, de heftruck steeds vast te houden en zelfs in de onmiddellijke aanwezigheid van [verzoeker] telefonisch contact op te nemen met diens leidinggevende, heeft [naam 4] echter juist meer ‘olie op het vuur’ gegooid.
2.9.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan de kantonrechter zich voorstellen dat voor [verzoeker] op zeker moment de maat vol was. Dat rechtvaardigt nog niet dat hij [naam 4] vervolgens meermaals duwt, maar leidt wel tot het oordeel dat het handelen van [verzoeker] onder de gegeven omstandigheden niet de hoge lat van een dringende reden voor ontslag op staande voet haalt. Ontslag op staande voet is immers een ultimum remedium, dat slechts gegeven mag worden als van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren. Een minder verstrekkende maatregel zoals een ernstige waarschuwing met daaraan verbonden consequenties had hier met het oog op de omstandigheden van het geval meer voor hand gelegen, zeker nu vast staat dat [verzoeker] nooit eerder bij een dergelijk incident betrokken is geweest.
2.10.
Omdat er geen sprake is van een dringende reden is het gegeven ontslag op staande voet niet geldig. Daarom wordt die opzegging vernietigd.
2.11.
Omdat het ontslag alleen al hierdoor niet geldig is, hoeft niet meer te worden beoordeeld of aan de andere twee voorwaarden voor een ontslag op staande voet is voldaan. Of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, zoals door [verzoeker] is betwist, kan dan ook verder in het midden blijven, zij het dat het wel opvallend is dat Ikea verzuimd heeft enig inzicht te verschaffen in de inhoud en resultaten van het onderzoek dat zij zegt te hebben verricht in de periode tussen het incident van 25 augustus 2024 en het ontslag op staande voet op 13 september 2024.
Ikea moet het loon van [verzoeker] doorbetalen
2.12.
Doordat de opzegging wordt vernietigd, is de arbeidsovereenkomst blijven bestaan. Ikea moet daarom het loon van [verzoeker] doorbetalen vanaf 13 september 2024.
Ikea moet de wettelijke verhoging en rente over het te laat betaalde loon betalen
2.13.
De wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) over het te laat betaalde loon vanaf 13 september 2024 tot en met 31 januari 2025 wordt toegewezen, zij het dat de kantonrechter aanleiding vindt de wettelijke verhoging te matigen tot 15%, gezien het feit dat [verzoeker] niet correct gehandeld heeft, zoals hiervoor ook al overwogen. De wettelijke rente (artikel 6:119 BW) wordt toegewezen, zoals hierna in de beslissing vermeld.
[verzoeker] hoeft geen gefixeerde schadevergoeding te betalen
2.14.
Ikea heeft geen recht op een gefixeerde schadevergoeding (artikel 7:677 lid 2 BW) omdat het ontslag op staande voet niet geldig is. Dit verzoek van Ikea wordt dus afgewezen.
Het ontbindingsverzoek
2.15.
Zoals gezegd is de arbeidsovereenkomst door de vernietiging van het ontslag op staande voet blijven bestaan. Ikea heeft voor dat geval verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Zij baseert haar ontbindingsverzoek primair op hetzelfde incident als waarop zij het ontslag op staande voet heeft gebaseerd.
De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden
2.16.
De arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan namelijk alleen worden ontbonden als aan de voorwaarden voor opzegging is voldaan (artikel 7:671b lid 2 BW). Één van die voorwaarden is dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:669 lid 1 BW). Dat is hier niet het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom dat niet zo is.
2.17.
Ikea stelt
primairdat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van [verzoeker], waardoor van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter is van oordeel dat die grond zich in dit geval niet voordoet.
2.18.
Zoals hiervoor al is overwogen heeft [verzoeker] niet correct gehandeld door zijn collega [naam 4] meerdere malen te duwen. Er valt [verzoeker] dus zeker een verwijt te maken van zijn handelen. Vast staat echter dat het hier gaat om een eenmalig incident, ten aanzien waarvan voldoende gebleken is dat ook [naam 4] een aandeel heeft in het ontstaan daarvan, een en ander zoals hiervoor al bij r.o. 2.8 en 2.9 nader is overwogen. Gelet daarop is het handelen van [verzoeker] naar het oordeel van de kantonrechter in de gegeven omstandigheden van onvoldoende gewicht om het te kwalificeren als een voldragen e-grond. Van zodanig verwijtbaar handelen dat van Ikea niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren, is dan ook geen sprake.
2.19.
Ikea stelt
subsidiairdat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie zodanig dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond moet sprake zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Ikea heeft aangevoerd dat zij er geen vertrouwen in heeft dat [verzoeker] zijn werkzaamheden op een veilige en collegiale manier kan voortzetten. De kantonrechter volgt Ikea daarin niet. Ook hierbij is van belang dat sprake is van een eenmalig incident en dat door Ikea ter zitting is erkend dat [verzoeker] zijn werkzaamheden altijd naar tevredenheid heeft uitgevoerd. Gelet daarop én op de grote omvang van de organisatie - alleen al in de vestiging van Ikea in Barendrecht zijn meer dan 100 personeelsleden werkzaam - kan naar het oordeel van de kantonrechter niet geconcludeerd worden dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen in de toekomst, al dan niet door middel van herplaatsing, niet meer mogelijk is. Onder de gegeven omstandigheden is dan ook onvoldoende gebleken dat sprake is van een ernstig én duurzaam verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Dat betekent dat ook dit geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
2.20.
Ten slotte stelt Ikea
meer subsidiairdat sprake is van een combinatie van ontslaggronden waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder i BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is ook het verzoek op deze grond niet toewijsbaar. Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 2.17 tot en met 2.19 is overwogen, volgt dat de e-grond noch de g-grond voldragen is. Ikea heeft niet of nauwelijks toegelicht om welke reden de combinatie van de onvoldragen gronden de ontbinding toch rechtvaardigt. Het is daartoe niet voldoende om dezelfde argumenten te herhalen die ook aan de andere gronden ten grondslag zijn gelegd en te stellen dat dit wel voldoende is voor een ontbinding op de i-grond.
Ikea moet [verzoeker] weer toelaten tot zijn werkzaamheden
2.21.
Omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst ook niet wordt ontbonden moet Ikea [verzoeker] weer toelaten tot het verrichten van zijn werkzaamheden. Anders dan [verzoeker] heeft verzocht, ziet de kantonrechter geen aanleiding om die tewerkstelling te gelasten binnen twee dagen na betekening van deze beschikking. Het is voorstelbaar dat Ikea de terugkeer van [verzoeker] op de werkvloer zal moeten voorbereiden. De kantonrechter stelt de termijn waarbinnen Ikea [verzoeker] weer tot zijn werkzaamheden moet toelaten dan ook in redelijkheid vast op twee weken na de betekening van deze beschikking.
Ikea moet de proceskosten betalen
2.22.
De proceskosten komen voor rekening van Ikea, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot de kosten die Ikea aan [verzoeker] moet betalen op € 87,- aan griffierecht, € 814,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dit is totaal € 1.036,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als de uitspraak wordt betekend.
Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad
2.23.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
vernietigt de opzegging;
3.2.
bepaalt dat de arbeidsovereenkomst nog immer voortduurt en dat Ikea het gebruikelijke loon van [verzoeker] vanaf 13 september 2024 moet doorbetalen aan hem;
3.3.
veroordeelt Ikea om aan [verzoeker] het achterstallige loon te betalen over de periode van 13 september 2024 tot en met 31 januari 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW vanaf de vervaltermijn van iedere salaristermijn tot de dag van volledige betaling en de wettelijke verhoging in de zin van artikel 7:625 BW ter hoogte van 15% voor zover van toepassing volgens de systematiek van dat artikel;
3.4.
veroordeelt Ikea om [verzoeker] binnen twee weken nadat deze beschikking is betekend weer toe te laten tot het verrichten van zijn werkzaamheden;
3.5.
veroordeelt Ikea in de proceskosten, die aan de kant van [verzoeker] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.036,-;
3.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
44487