Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker], met bijlagen;
- het verweerschrift van Ikea met (voorwaardelijk) tegenverzoek, met bijlagen;
- de e-mail van Ikea van 10 januari 2025, met één bijlage;
2.De beoordeling
primairdat sprake is van zodanig verwijtbaar handelen van [verzoeker], waardoor van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). De kantonrechter is van oordeel dat die grond zich in dit geval niet voordoet.
subsidiairdat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie zodanig dat van haar in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op deze grond moet sprake zijn van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Ikea heeft aangevoerd dat zij er geen vertrouwen in heeft dat [verzoeker] zijn werkzaamheden op een veilige en collegiale manier kan voortzetten. De kantonrechter volgt Ikea daarin niet. Ook hierbij is van belang dat sprake is van een eenmalig incident en dat door Ikea ter zitting is erkend dat [verzoeker] zijn werkzaamheden altijd naar tevredenheid heeft uitgevoerd. Gelet daarop én op de grote omvang van de organisatie - alleen al in de vestiging van Ikea in Barendrecht zijn meer dan 100 personeelsleden werkzaam - kan naar het oordeel van de kantonrechter niet geconcludeerd worden dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen in de toekomst, al dan niet door middel van herplaatsing, niet meer mogelijk is. Onder de gegeven omstandigheden is dan ook onvoldoende gebleken dat sprake is van een ernstig én duurzaam verstoorde arbeidsrelatie tussen partijen. Dat betekent dat ook dit geen redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst oplevert.
meer subsidiairdat sprake is van een combinatie van ontslaggronden waardoor het niet redelijk is om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren (artikel 7:669 lid 3 onder i BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is ook het verzoek op deze grond niet toewijsbaar. Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 2.17 tot en met 2.19 is overwogen, volgt dat de e-grond noch de g-grond voldragen is. Ikea heeft niet of nauwelijks toegelicht om welke reden de combinatie van de onvoldragen gronden de ontbinding toch rechtvaardigt. Het is daartoe niet voldoende om dezelfde argumenten te herhalen die ook aan de andere gronden ten grondslag zijn gelegd en te stellen dat dit wel voldoende is voor een ontbinding op de i-grond.