ECLI:NL:RBROT:2025:12876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
ROT 25/4039
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag parkeervergunning voor bewoner door gemeente Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2025, wordt de afwijzing van een aanvraag voor een parkeervergunning voor een bewoner behandeld. Eiser, een inwoner van Rotterdam, had een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geweigerd de vergunning te verlenen, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden. Eiser had eerder tijdelijke vergunningen ontvangen, maar de aanvraag voor een vaste vergunning werd afgewezen omdat er een bijbehorende parkeervoorziening aan zijn woning was toegewezen. Eiser voerde aan dat het parkeerbeleid onevenredig uitpakte en dat hij niet goed was geïnformeerd over de parkeervoorzieningen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag gerechtvaardigd is en dat de hardheidsclausule niet van toepassing is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank benadrukt dat het college niet verantwoordelijk is voor de privaatrechtelijke relatie tussen eiser en zijn verhuurder, en dat het verlenen van een vergunning aan eiser negatieve gevolgen zou hebben voor het parkeerbeleid in de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4039

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit Rotterdam, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. R. Duivenvoorde).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een parkeervergunning voor een bewoner. Eiser is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de parkeervergunning heeft kunnen weigeren
.Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Het college heeft de aanvraag met een besluit van 16 februari 2025 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 april 2025 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser woont aan [adres] (de woning). Hij heeft sinds de invoering in 2021 van betaald parkeren in de Veldstraat en de omliggende straten, meermalen een parkeervergunning voor een bewoner aangevraagd om zijn auto op straat te kunnen parkeren. Die aanvragen zijn afgewezen omdat volgens de gegevens van het college een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening onderdeel uitmaakt van de woning van eiser dan wel van het gebouwencomplex waarbinnen die woning is gevestigd. Eiser heeft wel meermalen een tijdelijke parkeervergunning gekregen voor de duur van twaalf maanden aangezien zijn verhuurder hem een volverklaring [1] verschafte. Inmiddels geeft de verhuurder deze verklaring niet meer af. Eiser heeft op 16 februari 2025 opnieuw een aanvraag ingediend voor een (vaste) parkeervergunning bewoner. Het college heeft de aanvraag met het besluit van dezelfde datum afgewezen. Door de aanwezigheid van een gekoppelde parkeervoorziening voldoet eiser niet aan de voorwaarden voor een parkeervergunning. Eiser is in bezwaar gegaan tegen de afwijzing. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard en heeft ook geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen.
Toetsingskader
4. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het college de aanvraag kunnen afwijzen?5. Op grond van artikel 13, aanhef en onder a, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025 (het Uitvoeringsbesluit) komt een bewoner niet in aanmerking voor een parkeervergunning als de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw of gebouwencomplex met een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening. Tussen partijen is niet langer in geschil dat er een parkeervoorziening is toegewezen aan de woning van eiser (te weten de parkeergarage van de nabijgelegen Landbouwtoren) en dat eiser daarom niet voldoet aan de vereisten voor het verlenen van een vergunning.
6. Eiser voert aan dat het parkeerbeleid in zijn geval onevenredig uitpakt en dat het college de hardheidsclausule uit artikel 17 van het Uitvoeringsbesluit had moeten toepassen. Zijn verhuurder heeft eiser nooit geïnformeerd over de parkeervoorziening die bij zijn woning hoort en de extra kosten die eiser daarvoor moet maken (thans € 103,- per maand).
Eiser is primair van mening dat hij door het gebrek aan informatie in een onwenselijke en oneerlijke situatie terecht is gekomen die volgens hem alleen door het college kan worden opgelost door hem alsnog een bewonersparkeervergunning te verlenen. Het college heeft inmiddels de plicht aan ontwikkelaars opgelegd om kopers en huurders te informeren over aanwezige parkeervoorzieningen, maar wanneer de ontwikkelaars dit niet doen dan blijven consequenties uit. In een civiele procedure zou eiser een beroep kunnen doen op artikel 6:228 of artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek, maar ontbinding van de overeenkomst zou ertoe leiden dat hij moet verhuizen en daardoor wordt de situatie nog onwenselijker. Daarnaast voert eiser als bijkomende argumenten aan dat de parkeergarage waarin hij wordt geacht te parkeren een stuk verderop is, wat lastig is met laden en lossen, dat hij die parkeergarage onveilig vindt en dat daar geen laadvoorziening voor zijn hybride auto is. Verder draagt het afwijzen van eisers aanvraag volgens eiser niet bij aan het doel van het parkeerbeleid (het verlagen van de parkeerdruk), omdat er voldoende parkeerruimte is op straat nu de meeste andere bewoners (die wel voor het aangaan van de huurovereenkomst deugdelijk zijn geïnformeerd) parkeren in de gekoppelde parkeervoorziening.
7. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat eiser aanspraak kan maken op de parkeervoorziening die bij zijn woning hoort. Eiser heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd waarom dit niet van hem kan worden gevergd. Dat eiser het afgelopen jaar een hybride auto heeft gekocht die opgeladen moet worden, is een keuze die hij zelf heeft gemaakt. Eiser wist op dat moment, althans had kunnen weten, dat de aan zijn woning toegewezen parkeergarage geen laadfaciliteiten heeft. Eiser kan bovendien zijn auto elders opladen en daarna in de parkeergarage parkeren. Dat dit extra kosten meebrengt, is een gevolg van de keuze die eiser heeft gemaakt. Dat eiser de parkeervoorziening als onveilig ervaart (in het bijzonder voor zijn echtgenote), betreft een probleem waarover hij met de verhuurder of eventueel de politie in gesprek moet gaan. Het is niet aan het college om daarvoor een oplossing te bieden. Verder kan eiser voor laden en lossen de auto even voor zijn woning parkeren. Dat het voor eiser en zijn gezin (bijvoorbeeld om medische redenen) bezwaarlijk is naar de verderop gelegen parkeergarage te moeten lopen, is niet gesteld of gebleken.
De omstandigheid dat eiser voor het aangaan van de huurovereenkomst niet goed is geïnformeerd over de parkeermogelijkheden bij zijn woning en die overeenkomst anders wellicht niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn aangegaan, betreft een privaatrechtelijke aangelegenheid tussen huurder en verhuurder waar het college buiten staat. [2] Dat het college (inmiddels) van ontwikkelaars eist dat zij toekomstige eigenaren en gebruikers informeren over de parkeerregels, maakt niet dat die informatieverschaffing geen privaatrechtelijke aangelegenheid meer is en dat het college de gevolgen moet dragen wanneer dit niet is gebeurd. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat het een ongewenst precedent zou scheppen wanneer om deze reden met toepassing van de hardheidsclausule aan eiser een parkeervergunning zou worden verleend, omdat er meer bewoners in dezelfde situatie verkeren als eiser. Eiser noemt zelf dat dit alleen al in zijn straat nog voor acht tot elf andere bewoners geldt. Het is de rechtbank ook ambtshalve bekend dat het in de gemeente Rotterdam vaker voorkomt dat huurders en kopers niet (voldoende) geïnformeerd worden over gekoppelde parkeervoorzieningen. Indien het college eiser om deze reden een parkeervergunning zou geven, dan moet het college de hardheidsclausule ook bij andere bewoners in een dergelijke situatie toepassen, ook in andere parkeersectoren. Dat zou tot de onwenselijke situatie leiden dat een relatief groot deel van de vergunningen niet beschikbaar is voor bewoners van woningen zonder gekoppelde parkeervoorzieningen en dat er minder parkeerplekken op straat overblijven voor anderen dan de bewoners. Het college merkt terecht op dat dit indruist tegen het parkeerbeleid van de gemeente, dat tot uitgangspunt heeft dat bewoners van woningen met een gekoppelde parkeervoorziening daar primair gebruik van moeten maken om de parkeerdruk op straat te verlagen. Het verlenen van een parkeervergunning aan eiser zal daarom wel degelijk gevolgen hebben voor de parkeerdruk op straat. Dat de meeste bewoners parkeren in de gekoppelde parkeervoorziening, maakt dit niet anders. De parkeerplekken op straat zijn mede bedoeld voor bezoekers van de bewoners of van in de wijk gelegen voorzieningen. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat een procedure tegen de verhuurder omdat deze eiser niet heeft geïnformeerd, zal leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. Eiser kan de verhuurder ook vragen om het installeren van een laadpaal in de parkeervoorziening of een schadevergoeding in de vorm van een tariefverlaging.
Daarnaast zijn er volgens het college meer inwoners in Rotterdam die een hybride of elektrische auto hebben in combinatie met een bijbehorende parkeervoorziening, en geen parkeervergunning krijgen. Het college heeft de situatie van eiser ook wat dit betreft kunnen aanmerken als niet bijzonder genoeg om af te wijken van het beleid.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ook in onderling verband en samenhang bezien, heeft verweerder kunnen besluiten de hardheidsclausule niet toe te passen. Ook eisers beroepsgrond dat het afwijzen van de aanvraag onevenredig is, slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen bewonersparkeervergunning krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2025.
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Uitvoeringsbesluit Parkeren Rotterdam 2025
Artikel 2 Bewonersparkeervergunning
1. Het college verleent op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:
[…]
b. de aanvrager woonachtig is op een adres in een gebouw of gebouwen-complex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening en
[…]
Artikel 13 Weigeren van een vergunning
Het college kan een vergunning weigeren indien:
a. de aanvrager niet voldoet aan de aanvraagvereisten, die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld;
[...]
Artikel 17 Hardheidsclausule
Het college kan de artikelen 2 tot en met 16 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de regulering van de parkeerdruk zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Voetnoten

1.Een volverklaring is een verklaring van de beheerder van een parkeervoorziening dat er geen beschikbare parkeerplaatsen meer zijn.
2.Zie ook de uitspraken van deze rechtbank van 2 juni 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:4238 en 31 maart 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:3991.