Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaken tussen
[eiser 1], uit Nieuwerkerk aan den IJssel, eiser in de zaak ROT 25/2999, hierna: [eiser 1],
2.
[eiser 2]h.o.d.n. [naam onderneming], uit Bergen op Zoom, eiser in de zaak ROT 25/3050, hierna: [eiser 2],
de burgemeester van Capelle aan den IJssel, verweerder,
Samenvatting
Procesverloop
Op 31 oktober 2024 heeft verweerder zijn besluit daartoe op schrift gesteld en bekendgemaakt aan [eiser 1] (die eigenaar is van het bedrijfspand) en [eiser 2] (die het bedrijfpand toen huurde ten behoeve van zijn onderneming [naam onderneming], hierna: [naam onderneming]), met de mededeling dat dit is voor 6 maanden. Met besluiten van 28 februari 2025 op de bezwaren van [eiser 2] en [eiser 1] is verweerder bij de onmiddellijke sluiting voor 6 maanden gebleven, dit in afwijking van het advies van de commissie bezwaarschriften (de bestreden besluiten).
Beoordeling door de rechtbank
Uit politieregistraties op 19 januari 2020, 13 juni 2022, 29 maart 2023 en 13 februari 2024 zijn aanwijzingen gebleken voor de aanwezigheid van een growshop in het bedrijfspand. Op 14 april 2023 heeft verweerder [naam 1], die toen in het bedrijfspand het bedrijf [naam bedrijf] ([naam bedrijf]) exploiteerde, gewaarschuwd dat gecontroleerd zal worden op en handhavend opgetreden zal worden tegen het exploiteren van smart- en growshops in de gemeente Capelle aan den IJssel.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met artikel 11a van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang als in een pand voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan gelet op de aard, hoeveelheid en combinatie, al dan niet in samenhang met andere feitelijkheden, kan worden geweten of ernstig kan worden vermoed dat deze bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk te handelen in strijd met artikel 3, aanhef en onder bB, van de Opiumwet, zoals door bedrijfsmatige hennepteelt. Voldoende voor deze per 1 januari 2019 ingevoerde bevoegdheid is dat de aangetroffen situatie de conclusie rechtvaardigt dat de goederen voorhanden zijn met dat doel. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling door de burgemeester die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door onder meer de politie vastgesteld. [1]
Tot slot is niet betwist dat specifiek aan hennepteelt gelieerde apparatuur is aangetroffen, waaronder een irrigatiesysteem, een CO2-booster, een verwarmingsapparaat en een slakkenhuis. Deze goederen, in samenhang met de overige omstandigheden, heeft verweerder terecht gerelateerd aan het faciliteren van bedrijfsmatige hennepteelt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr.M. Lammerse, griffier.