De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De burgemeester heeft besloten tot sluiting van het pand, omdat daarin tijdens een integrale controle op 11 februari 2022 materialen zijn aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de productie van softdrugs.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van een pand over te gaan als in een lokaal voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk in strijd met artikel 3, aanhef en onder B, van de Opiumwet te handelen, zoals door middel van hennepteelt. In een dergelijk geval heeft betrokkene in strijd met artikel 11a van de Opiumwet gehandeld. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikelen 11a en 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet (Kamerstukken II 2016/17, 34 763, nr. 3, p. 4, en Kamerstukken II 2017/18, 34 763, nr. 6, p. 5) volgt dat de aangetroffen situatie van dien aard moet zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. Dan gaat het bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie en andere uit het opsporingsonderzoek blijkende feitelijkheden zoals resultaten van tapgesprekken of observaties.
De voorzieningenrechter mist in dit dossier een beschrijving van de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. De burgemeester heeft zijn besluit gebaseerd op een Hennepinformatiebericht van de politie eenheid Midden Nederland en een rapport van de toezichthouder van 3 maart 2022. In het rapport van de toezichthouder staat dat de gehele ruimte gevuld was met materialen die hem ambtshalve bekend zijn als materialen die in hennepkwekerijen worden aangetroffen. Hij heeft daarop zijn controle gestaakt en de aanwezige politiemedewerkers verzocht het onderzoek naar deze goederen en de ruimte over te nemen. In het Hennepinformatiebericht van de politie staat een opsomming van een aantal hennepgerelateerde goederen, waarvan de hoeveelheid volgens het bericht een indicatie geeft op de voorbereidingshandelingen op de hennepteelt. Een beschrijving van de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen goederen en eventuele andere relevante feiten ontbreken. Dit maakt een afgewogen bestuurlijke beoordeling van de vraag of verzoeker wist of ernstige redenen had moeten hebben om te vermoeden dat de aangetroffen goederen bestemd zijn om daarmee een hennepkwekerij op te zetten, onmogelijk. Toch is de burgemeester tot deze conclusie gekomen. De enkele mededeling van de politie is hiervoor echter onvoldoende. Dat de politie niet bereid is meer informatie te verstrekken, zoals door de burgemeester op zitting gesteld, is geen reden om er zonder meer vanuit te gaan dat verzoeker bedoelde kennis of vermoedens had of had moeten hebben.
Zoals het er nu voor staat, is het besluit tot sluiting van het pand onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij de unit inmiddels opnieuw heeft verhuurd en bij sluiting mogelijk geconfronteerd wordt met een schadeclaim wegens contractuele wanprestatie. Ook loopt hij dan huurinkomsten mis.
De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij zij ook van belang acht dat verzoeker de huurovereenkomst per direct heeft beëindigd en de opslagunit inmiddels geheel is ontruimd. Het belang van de burgemeester bij het afgeven van een signaal aan – onder andere – de verhuurder dat dit niet geaccepteerd wordt en dat hij beter toezicht moet houden op zijn verhuurde pand(en) weegt hier nu niet tegenop.