ECLI:NL:RBROT:2025:1278
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wegens verwijtbaar handelen van de werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Head Uitzendbureau B.V. en een werknemer. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van verwijtbaar handelen van de werknemer, die structureel niet meewerkte aan zijn re-integratie na een ziekmelding op 14 augustus 2023. De werknemer was niet verschenen op de zittingen en had niet gereageerd op het ontbindingsverzoek, waardoor de kantonrechter de feiten in het verzoekschrift als onbetwist beschouwde.
De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een redelijke grond voor ontbinding, omdat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet nakwam. De werkgever had de werknemer herhaaldelijk gewaarschuwd en had een deskundigenoordeel van het UWV overgelegd, waaruit bleek dat de werknemer onvoldoende had meegewerkt aan zijn re-integratie. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer niet kon worden herplaatst in een andere functie en dat er geen opzegverbod gold, waardoor de arbeidsovereenkomst per 31 januari 2025 werd ontbonden.
Daarnaast werd bepaald dat de werknemer geen recht had op een transitievergoeding, omdat de ontbinding het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, die in totaal € 808,- moest betalen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd kon worden, ook als de werknemer in hoger beroep ging.