ECLI:NL:RBROT:2025:12746

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
10/067438-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedenzaak: Veroordeling voor ontuchtige handelingen en aanranding van veertienjarig stiefzusje

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2025 uitspraak gedaan in een zedenzaak waarbij de verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen en aanranding van zijn veertienjarige stiefzusje. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van meerdere seksuele delicten, waaronder het seksueel binnendringen van de aangeefster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 en 25 februari 2024 in Rotterdam ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aangeefster, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster in een situatie heeft gebracht waarin zij zich niet kon verzetten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 40 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 4.000,-- aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en blanco strafblad, maar benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/067438-24
Datum uitspraak: 25 september 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. M.J. van Berlo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K.P. Mandos heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 8 mei 2025;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van (onder andere) het onder 1 primair ten laste gelegde. De officier van justitie is gelet op de bewijsmiddelen van mening dat wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van het met geweld seksueel binnendringen van de aangeefster door de verdachte. Zo verklaren zowel de aangeefster alsook de verdachte dat de verdachte de arm van de aangeefster vastpakte en haar naar hem toetrok. De verdachte heeft zelf verklaard dat de aangeefster meermalen ‘nee’ heeft gezegd, maar dat hij hieraan voorbij is gegaan. Het verrichtte DNA-onderzoek bevestigt dat ook sprake is geweest van (juridisch) seksueel binnendringen, nu uit het onderzoek volgt dat zowel tussen de buitenste als de binnenste schaamlippen DNA van de verdachte is aangetroffen. Daarnaast is diep vaginaal spermavloeistof aangetroffen. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van haar broer, die zij direct na de feiten heeft gebeld. Dit alles maakt dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting. Hiertoe is aangevoerd dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor het seksueel binnendringen. Subsidiair heeft de verdediging vrijspraak bepleit van feit 1 primair en feit 2 primair omdat de vereiste dwang ontbreekt evenals het voorwaardelijk opzet daartoe. Meer subsidiair is ten aanzien van deze feiten betoogd dat partiële vrijspraak dient te volgen voor bepaalde seksuele gedragingen alsmede voor de dwangmiddelen geweld/dreiging met geweld. De verdachte ontkent ten stelligste dat sprake is geweest van geweld en seksueel binnendringen. De handelingen die hebben plaatsgevonden, waren met wederzijdse instemming. De verdachte was ervan overtuigd dat de aangeefster het ook wilde. Hij ontkent niet dat zij ‘nee’ heeft gezegd, maar meent dat sprake is geweest van gemengde signalen vanuit de aangeefster die hij mogelijk verkeerd heeft geïnterpreteerd. Hij heeft nimmer het (voorwaardelijk) opzet gehad de aangeefster te dwingen. Ten aanzien van feit 2 subsidiair heeft de verdediging partiële vrijspraak van het zuigen aan de schaamstreek/borsten gevraagd en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.3.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
Het onder 1 primair tenlastegelegde vereist in ieder geval dat sprake is van dwang door de verdachte. Niet is komen vast te staan dat die dwang zou hebben bestaan uit (dreiging met) geweld. Van dwang kan toch sprake zijn als de verdachte het slachtoffer in een zodanige afhankelijkheidssituatie heeft gebracht, dat het slachtoffer zich daardoor naar redelijke verwachting niet tegen die handelingen heeft kunnen verzetten, of dat de verdachte het slachtoffer heeft gebracht in een zodanige door hem veroorzaakte (bedreigende) situatie dat het slachtoffer zich naar redelijke verwachting niet aan die handelingen heeft kunnen onttrekken. Het gaat dus niet om een verwijt aan de aangeefster dat zij zich had moeten verzetten of had moeten onttrekken. Het gaat erom in wat voor situatie de verdachte de aangeefster heeft gebracht.
Uit het dossier volgt dat seksuele handelingen tussen de verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden waarbij de verdachte is voorbijgegaan aan (mondelinge) protesten van de aangeefster en (niet dwingend) tegen haar heeft gezegd dat zij dit wilde en leuk vond. Hoewel het moreel verwijtbare karakter van dit handelen op zich evident is, is onvoldoende gebleken dat de verdachte daarmee de aangeefster in een situatie heeft gebracht waarin zij redelijkerwijs geen mogelijkheid had om zich te verzetten of aan die situatie te onttrekken.
De overige 7 van de in dit kader aan de verdachte verweten 9 handelingen zijn onvoldoende komen vast te staan. Voor die overige handelingen lopen de verklaringen van de verdachte en de aangeefster namelijk te veel uiteen, ontbreekt steunbewijs of is het steunbewijs onvoldoende overtuigend. Bijvoorbeeld het vastpakken van en/of knijpen in het gezicht/kaken dat zou zijn gebeurd bij het eveneens tenlastegelegde duwen van aangeefsters hoofd richting verdachtes penis (en het houden van zijn penis in haar mond), weerspreekt de verdachte met klem en strookt niet met de resultaten van het DNA-onderzoek.
Nu niet is gebleken dat sprake is geweest van dwang, zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde vereist niet dat sprake is van het uitoefenen van dwang door de verdachte. Dat de hierna vermelde subsidiair tenlastegelegde handelingen hebben plaatsgevonden op de wijze zoals hierna vermeld, volgt overtuigend uit de verklaringen van de verdachte, de aangeefster en de resultaten van het DNA-onderzoek. Niet bewezen wordt verklaard dat de verdachte heeft gelikt of gezogen aan de schaamstreek van de aangeefster, zijn tong in haar vagina of tussen haar schaamlippen heeft gebracht en dat hij zijn penis in haar mond heeft gebracht. Deze handelingen weerspreekt de verdachte en worden onvoldoende ondersteund door DNA-onderzoek.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 2 primair
Zoals hiervoor reeds ten aanzien van feit 1 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat op 25 februari 2024 geen sprake is geweest van dwang in juridische zin. De verdachte zal daarom ook partieel worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit, voor zover het 25 februari 2024 betreft.
Dit ligt echter anders ten aanzien van de gebeurtenissen op 24 februari 2024. Over die avond hebben zowel de aangeefster alsook de verdachte verklaard dat sprake is geweest van ontuchtige handelingen die onder meer bestonden uit het betasten van de borsten, billen en schaamstreek en tongzoenen. Uit de verklaring van de aangeefster leidt de rechtbank af dat de verdachte haar die avond heeft vastgepakt bij haar arm en vervolgens naar de bank heeft getrokken. Ook zou de verdachte zijn hand onder de kleding van de aangeefster hebben geplaatst. Deze handelingen worden door de verdachte op zichzelf niet ontkend. De verdachte heeft echter verklaard dat dit niet dwingend was bedoeld.
De rechtbank is van oordeel dat door het vastpakken van de arm van aangeefster de verdachte haar belette om weg te gaan. Door die handeling bracht hij haar in zijn macht. Vrij snel daarop plaatste de verdachte zijn hand onder de kleding van de aangeefster. Mede gelet op de leeftijd van de verdachte destijds (19 jaar) en die van de aangeefster (14 jaar) leverde deze onverhoedse handeling een situatie op waaraan de aangeefster zich als veertienjarig meisje redelijkerwijs niet kon onttrekken.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de onder feit 2 primair ten laste gelegde dwang door feitelijkheden ten aanzien van de gebeurtenissen op 24 februari 2024 wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Aangezien de rechtbank de verdachte voor 25 februari 2024 vrijspreekt van het onder feit 2 primair ten laste gelegde, komt de rechtbank voor die datum toe aan beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde omdat onder feit 2 meerdere strafbare feiten (op verschillende dagen) ten laste zijn gelegd [1] .
Hetgeen hiervoor bij het bespreken van feit 1 is overwogen over de gebeurtenissen op 25 februari 2024 brengt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde plegen van ontuchtige handelingen op 25 februari 2024.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair (ten aanzien van 24 februari 2024) en subsidiair (ten aanzien van 25 februari 2024) ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks25 februari 2024 te Rotterdam, met [slachtoffer], geboren op 30 juli 2009, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het
(meermalen
)
- brengen
/houdenvan zijn penis tussen haar schaamlippen,
althans tegen haar schaamstreeken
/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen
/houdenvan zijn vinger(s) in haar vagina,
althans tussen haar schaamlippen,en
/of
-
brengen/houden van zijn tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen, en/of
- betasten van
en/ of knijpen inhaar borst
(en
)en
/ofbillen en
/ofschaamstreek en
/of
- likken en/ of zuigen aan haar schaamstreek en/ of borsten en/ of
-
(tong
)zoenen van haar;
2. primair
hij op
of omstreeks24 februari 2024
en/of 25 februari 2024te Rotterdam,
(meermalen
)(telkens) door
geweld of (een) anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe (i)d(en)[slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het
(meermalen
)
- brengen/houden van zijn penis tegen haar schaamstreek en/of
- betasten van
en/of knijpen inhaar borst(en) en/of billen en/of schaamstreek en
/of
- likken en/of zuigen aan haar schaamstreek en/of borsten en/of
-
(tong
)zoenen van haar,
en bestaande
dat geweld ofdie
anderefeitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d (en)uit het
(meermalen) (onverhoeds
)
- vastpakken en
/ofvasthouden van
en/ of trekken aanhaar arm
/polsen
/of
- plaatsen van zijn hand onder
/inhaar kleding
en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ontkleden van haar en/of zichzelf en/of
- (dwingend) zeggen tegen haar dat zij dit wilde en/of dat zij het leuk vond, althans woorden van gelijke aard/strekking, en/of
- (dwingend) positioneren van haar en/of
- op haar gaan en/ of blijven zitten,
waardoor hij
(telkens) een situatie van fysiek en/of geestelijk/psychologisch overwicht en/ofeen voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
en
subsidiair,
hij op
of omstreeks 24 februari 2024 en/of25 februari 2024 te Rotterdam,
(meermalen
) (telkens
)met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
(meermalen
)
- brengen
/houdenvan zijn penis tegen haar schaamstreek en
/of
- betasten van
en/of knijpen inhaar borst(en) en
/ofbillen en
/ofschaamstreek en
/of
- likken en/of zuigen aan haar schaamstreek en/of borsten en /of
-
(tong
)zoenen van haar;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Subsidiair,

met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;

2.primair (ten aanzien van 24 februari 2024),

feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

en

2.subsidiair (ten aanzien van 25 februari 2024),

met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich twee dagen achter elkaar schuldig gemaakt aan aanranding van zijn veertienjarige stiefzusje. Ook heeft hij bij haar ontuchtige handelingen gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De verdachte woonde pas een week samen in huis met zijn stiefzusje. Op een avond na een uitje naar de bioscoop heeft hij haar bij haar arm vastgepakt en bij hem op de bank getrokken. Hij heeft haar toen betast en gezoend. De volgende dag heeft de verdachte zijn stiefzusje wederom betast en gezoend, waarbij de verdachte vervolgens verder is gegaan dan de dag daarvoor, namelijk door die dag met zijn vingers seksueel binnen te dringen in het lichaam van zijn stiefzusje. Ook heeft hij geprobeerd zijn penis in haar vagina te doen. Dit lukte niet, maar de verdachte heeft wel zijn penis tussen haar schaamlippen gehouden.
Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het jonge slachtoffer. De feiten hebben bij het slachtoffer gevoelens van schaamte, onveiligheid en wantrouwen opgeroepen, temeer nu deze in huiselijke setting hebben plaatsgevonden; een plek waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke zedendelicten nog lang kunnen lijden onder de psychische gevolgen ervan. Dat daarvan ook in dit geval sprake is, blijkt uit de authentieke en indrukwekkende slachtofferverklaring die door de raadsvrouw van het slachtoffer is voorgelezen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 mei 2025. Dit rapport houdt het volgende in.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte verlopen deels met en deels zonder problematiek. Zo heeft hij een instabiele opgroei gekend waarin sprake was van fysieke mishandeling en meerdere wisselingen van leefomgeving op jonge leeftijd. Anderzijds heeft hij een goedlopend opleidingstraject. Wel is onduidelijk in hoeverre dit voortgezet kan worden. De verdachte heeft, naast enkele familiecontacten, slechts een sterk beperkt tot nagenoeg afwezig sociaal netwerk. Daarentegen lijkt zich geen problematiek af te spelen qua financiën noch qua middelengebruik. Het psychosociaal functioneren van de verdachte behoort wel tot een risicofactor. Gelet hierop is de reclassering van mening dat, ondanks het lage recidiverisico, het voortzetten van de ambulante behandeling bij De Waag noodzakelijk is. Met betrekking tot de houding van de verdachte wordt opgemerkt dat hij niet goed om lijkt te kunnen gaan met het schuldgevoel dat hij heeft over onderhavige kwestie.
Concluderend is de reclassering van mening dat reclasseringstoezicht middels voorwaarden passend is. Op die manier kan worden ingezet op het behoud van de stabiele leefgebieden en kan daarnaast gewerkt worden aan verdere recidiveverlaging en meer inzicht omtrent het psychosociaal functioneren van de verdachte. Ook dient er aandacht te zijn voor de huisvesting en het beperkte sociale netwerk van de verdachte.
De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling, meewerken aan een vorm van begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een contactverbod met de aangeefster.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte heeft op de terechtzitting inzicht getoond in de ernst van de door hem begane feiten en heeft daarvoor verantwoordelijkheid genomen. Mogelijk heeft de verdachte de situatie in zijn speelsheid en onervarenheid totaal verkeerd ingeschat. Echter, gezien het verschil in leeftijd tussen de verdachte en het slachtoffer, had de verdachte beter moeten weten. Daarbij komt dat het twee keer is gebeurd, waarbij de verdachte kennelijk ook na een nacht slapen nog niet tot dat besef was gekomen. De rechtbank rekent hem dit aan.
Gezien de ernst van de feiten kan dan ook niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op zijn jonge leeftijd en blanco strafblad. De tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht heeft een behoorlijke impact op zijn persoonlijk leven gehad. Daarbij is de verdachte inmiddels doordrongen van de strafwaardigheid van de feiten die hij heeft gepleegd en welke gevolgen die voor het slachtoffer hebben gehad en nog altijd hebben. Dat blijkt zowel uit het reclasseringsadvies als uit het gesprek met de verdachte op zitting. De verdachte komt oprecht over in de door hem getoonde gevoelens van schuld, schaamte en spijt en lijkt daar zelfs onder gebukt te gaan.
De rechtbank is, mede gelet hierop, met alle partijen van oordeel dat de verdachte gebaat is bij begeleiding door en ondersteuning van de reclassering. De rechtbank zal daarom het onvoorwaardelijke deel van de voorgenomen gevangenisstraf beperken tot de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarbij zal aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd, met de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd. De verdachte heeft verklaard open te staan voor hulp en behandeling en zijn medewerking hieraan te zullen verlenen. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank zal daarnaast een taakstraf van aanzienlijke duur aan de verdachte opleggen om recht te doen aan het ernst van de feiten.
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele oplegging van een straf rekening te houden met de gevolgen die het opleggen van een straf kan hebben voor de verblijfsstatus van de verdachte in Nederland. Met deze gestelde gevolgen houdt de rechtbank echter geen rekening. De verdachte heeft niet gesteld (en onderbouwd) wat de aard van zijn verblijfsvergunning is (regulier, asiel, verblijfstitel) noch wat verder de voor het vreemdelingenrecht relevante feiten zijn. Gelet hierop gaat de rechtbank hieraan voorbij.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank is echter van oordeel dat niet voldaan is aan de daarvoor in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden. De reclassering heeft gerapporteerd dat het recidiverisico laag wordt geschat. Ook overigens is de rechtbank niet gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd de hoogte van de vordering van de benadeelde partij te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 4.000,--. De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij de bedragen die de gerechten en hoven in vergelijkbare zaken hebben toegekend. Ook is gekeken naar de bandbreedtes die genoemd worden in de Rotterdamse Schaal. De benadeelde partij zal voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 februari 2024.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoeding storten op rekening met BEM-clausule
De rechtbank zal, zoals gevorderd, bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van deze benadeelde partij te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 245, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
1. verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair en onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan,
2. verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
3. stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
4. verklaart de verdachte strafbaar;
5. veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
5.1.
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
40 (veertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
5.2.
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
5.3.
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
5.4.
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
5.5.
stelt als bijzondere voorwaarden:
5.5.1.
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 2009), gedurende de proeftijd, of zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt;
5.5.2.
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
5.5.3.
de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling;
5.5.4.
de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen/ maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd na heden, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
5.5.5.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
5.5.6.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
5.6.
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
6. veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
6.1.
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
7. heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
8. veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de [benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 4.000,-- (zegge: vierduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
8.1.
verklaart de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
8.2.
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de [benadeelde partij] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de [benadeelde partij] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
8.3.
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 4.000,-- (zegge: vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.000,-- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
8.4.
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
8.5.
bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding aan [benadeelde partij] zal worden gestort op een ten behoeve van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2009, te openen rekening met een BEM-clausule.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. de Veld, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en L.F.M. Venderbos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rotterdam
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld
en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het ondergaan van
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam,
namelijk het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis tussen haar schaamlippen, althans tegen haar
schaamstreek en/ of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar
schaamlippen, en/of
- brengen/houden van zijn tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen,
en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of billen en/of schaamstreek
en/of
- likken en/ of zuigen aan haar schaamstreek en/ of borsten en / of
- ( tong)zoenen van haar,
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben
bestaan uit het (meermalen) (onverhoeds)
- vastpakken van en/of knijpen in haar gezicht/kaken en/of
- vastpakken en/of vasthouden van en/ of trekken aan haar arm/pols en/of
- plaatsen van zijn hand onder/in haar kleding en/of
- duwen van haar hoofd richting zijn penis en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ontkleden van haar en/of zichzelf en /of
- ( dwingend) zeggen tegen haar dat zij dit wilde en/of dat zij het leuk vond, althans
woorden van gelijke aard/strekking, en/of
- ( dwingend) positioneren van haar en/of
- op haar gaan en/ of blijven zitten,
waardoor hij (telkens) een situatie van fysiek en/of geestelijk/psychologisch
overwicht en/of een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 februari 2024 te Rotterdam,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer],
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis tussen haar schaamlippen, althans tegen haar
schaamstreek en/of
- brengen/houden van zijn penis in haar mond en/of
- brengen/houden van zijn vinger(s) in haar vagina, althans tussen haar
schaamlippen, en/of
- brengen/houden van zijn tong in haar vagina, althans tussen haar schaamlippen,
en/of
- betasten van en/ of knijpen in haar borst(en) en/ of billen en / of schaamstreek
en/of
- likken en/ of zuigen aan haar schaamstreek en/ of borsten en/ of
- ( tong)zoenen van haar;
(art 245 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 24 februari 2024 en/of 25 februari 2024 te Rotterdam,
(meermalen) (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe (i)d(en)
[slachtoffer] (geboren [geboortedatum 2] 2009) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van
een of meer ontuchtige handeling(en),
bestaande uit het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis tegen haar schaamstreek en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en/of billen en/of schaamstreek
en/of
- likken en/of zuigen aan haar schaamstreek en/of borsten en/of
- ( tong)zoenen van haar,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe (i)d(en) en/of die bedreiging met
geweld of die andere feitelijkhe(i)d (en) uit het (meermalen) (onverhoeds)
- vastpakken en/of vasthouden van en/ of trekken aan haar arm/pols en/ of
- plaatsen van zijn hand onder/in haar kleding en/of
- voorbijgaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- ontkleden van haar en/of zichzelf en/of
- ( dwingend) zeggen tegen haar dat zij dit wilde en/of dat zij het leuk vond, althans
woorden van gelijke aard/strekking, en/of
- ( dwingend) positioneren van haar en/of
- op haar gaan en/ of blijven zitten,
waardoor hij (telkens) een situatie van fysiek en/of geestelijk/psychologisch
overwicht en/of een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
(art 246 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 februari 2024 en /of 25 februari 2024 te Rotterdam,
(meermalen) (telkens) met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 2009, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis tegen haar schaamstreek en/of
- betasten van en/of knijpen in haar borst(en) en /of billen en/of schaamstreek
en/of
- likken en/of zuigen aan haar schaamstreek en/of borsten en /of
- ( tong)zoenen van haar;
(art 247 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Zie ook Hoge Raad 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187