In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 27 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden behandeld. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen een agrarisch bedrijf, [maatschap], dat een veehouderij exploiteert. Eiser, die aan de toegangsweg van het bedrijf woont, ervaart overlast en is van mening dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het handhavingsverzoek is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, maar constateert wel een motiveringsgebrek in de afwijzing van het college. Dit gebrek wordt echter gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden, maar wijst een proceskostenveroordeling af, omdat eiser deze kosten maar één keer heeft gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.