In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2025, in de zaak ROT 23/1078, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden ongegrond verklaard. Eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen een agrarisch bedrijf, [maatschap], dat zich aan de toegangsweg van zijn perceel bevindt. Eiser stelde dat er sprake was van overtredingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, met name door een te hoog aantal verkeersbewegingen met tractors. Het college had het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar een advies van de commissie bezwaarschriften, en stelde dat er geen overtredingen waren geconstateerd.
De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden het handhavingsverzoek had afgewezen. De rechtbank wees erop dat het Activiteitenbesluit, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024, van toepassing bleef op het verzoek van eiser. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was voor het college om handhavend op te treden, omdat de door eiser gestelde overtredingen niet waren aangetoond. Eiser had ook geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over indirecte hinder en overschrijding van de geluidsnormen.
Daarnaast werd het verzoek van eiser om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat in een andere zaak al een schadevergoeding was toegekend. De rechtbank besloot dat het bestreden besluit in stand bleef, maar dat het college wel het griffierecht aan eiser moest vergoeden, gezien het gebrek in de ondertekening van het besluit. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming door bestuursorganen en de rechten van burgers in handhavingsprocedures.