In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van Aerdenhout Bouw B.V. (hierna: Aerdenhout) en een aantal gedaagden. Aerdenhout heeft gedaagden aangesproken voor betaling van twee onbetaalde facturen, met een totaalbedrag van € 12.000,00, en heeft daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente gevorderd. Gedaagden hebben betwist dat de werkzaamheden door Aerdenhout naar behoren zijn uitgevoerd en hebben compensatie geëist voor de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Aerdenhout de werkzaamheden heeft uitgevoerd zoals afgesproken en dat gedaagden in gebreke zijn gebleven met de betaling van de facturen. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagden geen recht hebben op vervangende schadevergoeding, omdat zij niet aan de vereisten hebben voldaan die daarvoor gelden. Gedaagden hebben niet aangetoond dat Aerdenhout in verzuim is geraakt, omdat zij geen redelijke termijn heeft gesteld voor herstel van de gebreken.
De kantonrechter heeft de vordering van Aerdenhout tot betaling van de facturen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagden gesteld, omdat zij ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Aerdenhout het vonnis direct kan uitvoeren, ook als gedaagden in hoger beroep gaan.