ECLI:NL:RBROT:2025:1262

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
11253435 CV EXPL 24-19670
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en schadevergoeding in het kader van aanneming van werk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Van Aerdenhout Bouw B.V. (hierna: Aerdenhout) en een aantal gedaagden. Aerdenhout heeft gedaagden aangesproken voor betaling van twee onbetaalde facturen, met een totaalbedrag van € 12.000,00, en heeft daarnaast buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente gevorderd. Gedaagden hebben betwist dat de werkzaamheden door Aerdenhout naar behoren zijn uitgevoerd en hebben compensatie geëist voor de gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat Aerdenhout de werkzaamheden heeft uitgevoerd zoals afgesproken en dat gedaagden in gebreke zijn gebleven met de betaling van de facturen. De rechter heeft geoordeeld dat gedaagden geen recht hebben op vervangende schadevergoeding, omdat zij niet aan de vereisten hebben voldaan die daarvoor gelden. Gedaagden hebben niet aangetoond dat Aerdenhout in verzuim is geraakt, omdat zij geen redelijke termijn heeft gesteld voor herstel van de gebreken.

De kantonrechter heeft de vordering van Aerdenhout tot betaling van de facturen toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. De proceskosten zijn eveneens voor rekening van gedaagden gesteld, omdat zij ongelijk hebben gekregen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Aerdenhout het vonnis direct kan uitvoeren, ook als gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11253435 CV EXPL 24-19670
datum uitspraak: 17 januari 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Van Aerdenhout Bouw B.V.,
vestigingsplaats: Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.C. de Roon (DAS Rechtsbijstand),
tegen
1. [gedaagde 1],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
2. [gedaagde 2],
vennoot van gedaagde sub 1,
woonplaats: [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
vennoot van gedaagde sub 1,
woonplaats: [woonplaats],
gedaagden,
vertegenwoordigd door gedaagde sub 3.
Eiseres wordt hierna ‘Aerdenhout’ genoemd. Gedaagden worden hierna gezamenlijk ‘[gedaagden]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 26 juli 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het antwoord ter zitting van 15 augustus 2024, met het schriftelijke antwoord dat is overhandigd, inclusief bijlagen.
1.2.
Op 17 december 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [naam] namens Aerdenhout met de gemachtigde mr. T.C. de Roon aanwezig. Namens [gedaagden] was [gedaagde 3] (gedaagde sub 3) aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagden] heeft de opdracht gegeven aan Aerdenhout om werkzaamheden uit te voeren in verschillende woningen. [gedaagden] heeft twee facturen met factuurnummers 2023-091 (€ 7.400,00) en 2023-092 (€ 4.600,00) niet betaald. Aerdenhout vordert betaling van deze facturen, buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke handelsrente. Tot slot vordert Aerdenhout dat [gedaagden] veroordeeld wordt in de proceskosten.
2.2.
[gedaagden] heeft het standpunt ingenomen dat de werkzaamheden door Aerdenhout niet goed zijn uitgevoerd. Uit de bijlagen bij de conclusie van antwoord en wat tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, blijkt dat [gedaagden] een compensatie wil van Aerdenhout voor de werkzaamheden die niet goed zijn uitgevoerd. Aerdenhout is het hier niet mee eens. Zij heeft de werkzaamheden wel goed uitgevoerd. Bovendien heeft zij nooit de mogelijkheid gekregen tot herstel, zodat zij niet in verzuim verkeert.
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] de facturen van in totaal € 12.000,00 met kosten en rente moet betalen aan Aerdenhout. Hieronder legt de kantonrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Uitgangspunt: Van Steenbergen is factuurbedragen verschuldigd
2.4.
Het uitgangspunt is dat [gedaagden] de factuurbedragen van € 12.000,00 moet betalen. [gedaagden] heeft opdracht gegeven aan Aerdenhout om werkzaamheden te verrichten in verschillende woningen. [gedaagden] heeft bevestigd dat deze werkzaamheden daadwerkelijk zijn verricht. Het uitgangspunt is dan ook dat [gedaagden] moet betalen voor de werkzaamheden die met Aerdenhout zijn afgesproken en zijn uitgevoerd.
Geen schadevergoeding voor de problemen in de woning
2.5.
[gedaagden] neemt het standpunt in dat Aerdenhout een compensatie moet betalen voor de werkzaamheden die Aerdenhout niet goed heeft verricht en die [gedaagden] zelf heeft moeten uitvoeren. De kantonrechter begrijpt de stellingen van [gedaagden] zo dat zij aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW).
2.6.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagden] geen aanspraak heeft op vervangende schadevergoeding. [gedaagden] moet aan twee voorwaarden voldoen om aanspraak op een vervangende schadevergoeding te kunnen maken:
  • Aerdenhout moet in verzuim verkeren. Dit betekent dat [gedaagden] Aerdenhout heeft moeten informeren over wat er volgens haar niet goed is gegaan en daarbij een redelijke termijn heeft moeten stellen waarbinnen Aerdenhout alsnog aan haar verplichtingen moest voldoen. Als Aerdenhout die termijn vervolgens laat verstrijken zonder alsnog (volledig) aan haar verplichtingen te voldoen, raakt zij in verzuim.
  • Nadat Aerdenhout in verzuim zou zijn geraakt, had [gedaagden] aan Aerdenhout moeten laten weten dat zij geen herstel van de gebreken meer vordert, maar vergoeding van de kosten die worden gemaakt om de gebreken te laten herstellen (een zogenoemde omzettingsverklaring uitbrengen).
2.7.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagden] gesteld dat zij aan Aerdenhout en een werknemer van Aerdenhout heeft laten weten dat er problemen zijn met de werkzaamheden die zijn uitgevoerd en dat zij Aerdenhout de gelegenheid heeft gegeven om het op te lossen. Deze stelling is, gelet op de betwisting van Aerdenhout, echter niet concreet genoeg. Het is onduidelijk of [gedaagden] Aerdenhout een concrete termijn heeft gegeven waarbinnen de problemen hersteld moesten zijn en zo ja, of dit voor Aerdenhout voldoende duidelijk was en of die termijn redelijk was. Dit blijkt ook niet uit de stukken die door beide partijen zijn ingediend. [gedaagden] heeft dus onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij een (redelijke) termijn heeft gegeven waarbinnen Aerdenhout de problemen had moeten herstellen.
2.8.
Omdat [gedaagden] geen (redelijke) termijn heeft gegeven aan Aerdenhout om de problemen te herstellen, is Aerdenhout niet in verzuim geraakt. Zonder verzuim kan geen aanspraak worden gemaakt op een vervangende schadevergoeding.
2.9.
Er zijn geen andere omstandigheden door [gedaagden] genoemd waaruit de kantonrechter kan afleiden dat Aerdenhout in verzuim verkeert en wel aan alle vereisten voor het vorderen van vervangende schadevergoeding is voldaan.
2.10.
Aerdenhout stelt dat zij de werkzaamheden wel goed heeft uitgevoerd. [gedaagden] heeft daarom aangeboden getuigen te horen die kunnen verklaren dat dit niet het geval is geweest. Omdat [gedaagden] echter geen aanspraak kan maken op vervangende schadevergoeding, is het niet nodig om te beoordelen of de werkzaamheden goed zijn uitgevoerd. Het horen van getuigen zal het oordeel van de kantonrechter over de gevorderde schadevergoeding niet kunnen wijzigen.
[gedaagden] moet incassokosten van € 895,00 betalen
2.11.
De incassokosten van € 895,00 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagden] moet rente betalen
2.12.
De rente wordt toegewezen, omdat Aerdenhout genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagden] dat niet heeft betwist.
[gedaagden] moet de proceskosten betalen
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagden], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). [gedaagden] is daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). [1] De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagden] aan Aerdenhout moet betalen op € 349,38 (3 x € 116,46) aan dagvaardingskosten, € 1.409,00 aan griffierecht, € 812,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,00) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.705,38. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Aerdenhout dat eist en [gedaagden] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan Aerdenhout te betalen € 12.523,57 met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 12.000,00 vanaf 6 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan Aerdenhout te betalen € 895,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente vanaf 26 juli 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt [gedaagden], hoofdelijk, in de proceskosten, die aan de kant van Aerdenhout worden begroot op € 2.705,38 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
64363

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942