ECLI:NL:RBROT:2025:12570

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
C/10/706041 / KG ZA 25-890
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over preferent geneesmiddel door zorgverzekeraar in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben Mylan Healthcare B.V. en Mylan B.V. (hierna: Mylan c.s.) een kort geding aangespannen tegen Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. en Stad Holland Zorgverzekeraar Onderlinge Waarborgmaatschappij U.A. (hierna: DSW c.s.) en Nordmark Pharma GmbH. Mylan c.s. brengen het geneesmiddel Creon 25.000 op de markt en zijn van mening dat DSW c.s. onrechtmatig handelen door het geneesmiddel Pantriozyme van Nordmark aan te wijzen als preferent geneesmiddel, terwijl Creon met ingang van 1 januari 2026 wordt uitgesloten van vergoeding voor patiënten verzekerd bij DSW c.s. Mylan c.s. vorderen dat DSW c.s. onder druk van een dwangsom worden bevolen om af te zien van het exclusief aanwijzen van Pantriozyme als vergoed geneesmiddel met pancreatine.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van Mylan c.s. afgewezen. De rechter oordeelde dat DSW c.s. een preferentiebeleid mogen voeren met betrekking tot pancreatine-bevattende geneesmiddelen, omdat beide geneesmiddelen dezelfde werkzame stof bevatten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen onrechtmatig handelen is door DSW c.s. en dat Mylan c.s. niet hebben aangetoond dat de aanwijzing van Pantriozyme nadelige effecten heeft voor grote groepen patiënten. Mylan c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van DSW c.s. en Nordmark betalen, die zijn begroot op € 1.999,00. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/706041 / KG ZA 25-890
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2025
in de zaak van

1.MYLAN HEALTHCARE B.V.,2. MYLAN B.V.,

kantoorhoudende in Amstelveen,
eiseressen,
advocaten: mrs. H.J. van den Bos en M.J. Tuijp,
tegen

1.ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ DSW ZORGVERZEKERAAR U.A.,

2. STAD HOLLAND ZORGVERZEKERAAR ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ U.A.,
kantoorhoudende in Schiedam,
gedaagden,
advocaat: mr. M.F. Lameris,
en in welke zaak aan de zijde van gedaagden is gevoegd
NORDMARK PHARMA GMBH,
gevestigd in Uetersen (Duitsland),
gevoegde partij,
advocaten: mrs. E.J.H. Gielen en B. Kool.
Partijen worden hierna Mylan c.s., DSW c.s. en Nordmark genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
Mylan c.s. brengen een geneesmiddel op de markt: Creon 25.000 (Creon). DSW c.s. hebben Mylan c.s. bericht dat Creon met ingang van 1 januari 2026 wordt uitgesloten van vergoeding voor patiënten die verzekerd zijn bij DSW c.s. en dat een geneesmiddel van Nordmark (Pantriozyme) met ingang van 1 januari 2026 als preferent geneesmiddel wordt aangewezen. Mylan c.s. zijn van mening dat DSW c.s. onrechtmatig handelen door Pantriozyme aan te wijzen als preferent geneesmiddel. Daarom vorderen zij – kort gezegd – dat DSW c.s. onder druk van een dwangsom worden bevolen om af te zien van het exclusief aanwijzen van Pantriozyme als vergoed geneesmiddel met pancreatine, althans de uitsluiting van vergoeding van Creon te staken en gestaakt te houden, althans Creon aan te wijzen als geneesmiddel dat voor verzekerden van DSW c.s. wordt vergoed. DSW c.s. en Nordmark voeren verweer tegen de vordering van Mylan c.s. De voorzieningenrechter wijst de vordering van Mylan c.s. af. Dit oordeel wordt hierna uitgelegd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 oktober 2025, met bijlagen 1 tot en met 4;
  • de bijlagen 1 tot en met 9 van DSW c.s.;
  • de incidentele conclusie tot voeging van Nordmark, met bijlagen 1 tot en met 3;
  • de aanvullende bijlagen 4 tot en met 17 van Nordmark;
  • de mondelinge behandeling op 10 oktober 2025;
  • de spreekaantekeningen van mr. Tuijp;
  • de pleitnota van mr. Lameris;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kool.

3.De beoordeling

Het toetsingskader in een kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of Mylan c.s. ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Verder moet de voorzieningenrechter in dit kort geding beoordelen of de vordering in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt tot slot dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
HetGoodlife-arrest
3.2.
In de kern draait deze zaak om de vraag of DSW c.s. met betrekking tot de betreffende geneesmiddelen van Mylan c.s. (Creon) en Nordmark (Pantriozyme) een preferentiebeleid mogen voeren. Voor het antwoord op die vraag is het zogenaamde
Goodlife-arrest van belang. In dat arrest is – voor zover van belang – geoordeeld dat als in de zogenoemde lijst van het Geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS) geneesmiddelen met verschillende sterktes van dezelfde werkzame stof voorkomen, de zorgverzekeraar de bevoegdheid heeft om een of meer geneesmiddelen met een of enkele van de verschillende sterktes van deze werkzame stof aan te wijzen. De verzekerde kan alleen aanspraak maken op (vergoeding van de kosten van) de aldus door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddelen. [1] Voor individuele gevallen of kleinere groepen geldt dat een verzekerde aanspraak kan maken op datzelfde geneesmiddel in een andere sterkte als behandeling met het door de zorgverzekeraar aangewezen geneesmiddel voor de verzekerde medisch niet verantwoord is (artikel 2.8 lid 4 Besluit zorgverzekering). Een preferentiebeleid ten aanzien van geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof is alleen dan niet gerechtvaardigd, als kan worden aangetoond dat de aanwijzing van slechts één variant van een geneesmiddel nadelige effecten heeft voor grote groepen patiënten. In zo’n geval zou het steeds volgen van de weg van artikel 2.8 lid 4 Besluit zorgverzekering de terhandstelling van geneesmiddelen teveel bemoeilijken.
DSW c.s. mogen een preferentiebeleid voeren
3.3.
De stellingen van Mylan c.s. dat (a) Creon en Pantriozyme via verschillende procedures een handelsvergunning hebben verkregen, (b) niet is aangetoond dat Creon en Pantriozyme bio-equivalent en/of biosimilar zijn, (c) Creon en Pantriozyme niet uitwisselbaar zijn, (d) het proces waarmee Creon wordt vervaardigd uniek is en (e) de producteigenschappen van Creon uniek zijn, zijn gelet op de overwegingen van de Hoge Raad in het
Goodlife-arrest onjuist dan wel irrelevant. In de kern is er slechts één criterium om te bepalen of een zorgverzekeraar ten aanzien van geneesmiddelen een preferentiebeleid mag voeren: het moet gaan om dezelfde werkzame stof. Dat Creon en Pantriozyme dezelfde werkzame stof (pancreatine) bevatten, is door Mylan c.s. erkend en volgt bovendien uit wat DSW c.s. en Nordmark op dat punt onweersproken hebben aangevoerd. [2] Daarnaast wordt dit onderstreept door het feit dat Mylan c.s. bij hun inschrijving voor de gunningsprocedure van DSW c.s. het volgende hebben verklaard: “
Door in te schrijven op een Productcluster verklaart de Registratiehouder dat het Product uitwisselbaar is met andere Producten in het Productcluster”. [3] Deze verklaring staat lijnrecht tegenover het standpunt dat Mylan c.s. in deze zaak innemen dat Creon en Pantriozyme niet uitwisselbaar zijn, althans dat die uitwisselbaarheid (nog) niet is aangetoond. Voor de situatie waarin het voor een verzekerde van DSW c.s. medisch niet verantwoord is om behandeld te worden met Pantriozyme, staat het een arts vrij om – bijvoorbeeld – dwingend Creon voor te schrijven. DSW c.s. zijn in dat geval verplicht om voor die specifieke verzekerde Creon te vergoeden. Mylan c.s. hebben niet gesteld, laat staan aangetoond, dat de aanwijzing van Pantriozyme nadelige effecten heeft voor grote groepen patiënten. De voorzieningenrechter gaat er in het kader van dit kort geding van uit dat beide producten in de hier relevante zin uitwisselbaar zijn.
3.4.
De conclusie is dat de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding van oordeel is dat DSW c.s. een preferentiebeleid mogen voeren met betrekking tot pancreatine-bevattende geneesmiddelen en dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen door DSW c.s. door Pantriozyme aan te wijzen als preferent geneesmiddel met pancreatine. De vorderingen van Mylan c.s. moeten dan ook worden afgewezen.
Mylan c.s. moet de proceskosten van DSW c.s. en Nordmark betalen
3.5.
Mylan c.s. is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DSW c.s. en Nordmark worden voor ieder begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00 (tarief gemiddeld complexe zaak)
- nakosten €
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.999,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
3.6.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt Mylan c.s. in de proceskosten van DSW c.s. à € 1.999,00 en de proceskosten van Nordmark à € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Mylan c.s. de proceskosten niet op tijd betalen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Mylan c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
4.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2025.
[3349 / 1729]

Voetnoten

1.HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1111, overweging 3.2.4.
2.Spreekaantekeningen mr. Tuijp, randnummer 2.4, pleitnota mr. Lameris, randnummers 2.1. tot en met 2.10., en spreekaantekeningen mr. Kool, randnummers 2.7 tot en met 2.19.
3.Bijlage 1 van Mylan c.s. en bijlage 2 van Nordmark.