ECLI:NL:RBROT:2025:1257

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
10/151918-23 en 83/350851-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiering van terrorisme en mensensmokkel door een verdachte met betrekking tot haar broer

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van terrorismefinanciering en mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1978, heeft haar broer financieel ondersteund terwijl hij betrokken was bij de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS). De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen geldbedragen heeft overgemaakt aan haar broer, die zich in het kamp Yarmouk in Syrië bevond. De verdachte heeft verklaard dat deze overmakingen bedoeld waren om haar broer te helpen bij zijn levensonderhoud en om hem te helpen het kamp te ontvluchten. Echter, uit chatberichten blijkt dat zij op de hoogte was van zijn betrokkenheid bij IS en dat zij bewust de kans heeft aanvaard dat het geld gebruikt zou worden voor terroristische activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het financieren van terrorisme en mensensmokkel, en heeft haar een gevangenisstraf van 90 dagen opgelegd, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uren opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand verworpen, omdat de verdachte niet kon aantonen dat haar handelen noodzakelijk was om een ernstig belangenconflict op te lossen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/151918-23 en 83/350851-24
Datum uitspraak: 16 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
raadsman mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2024. Het onderzoek is op 2 januari 2025 gesloten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vorderingen van de officieren van justitie zijn gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. A.M. Dingley en T.J. Lindhout hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, te weten mensensmokkel, terrorismefinanciering en de overtreding van de sanctiewet;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Op 28 juni 2024 is de broer van de verdachte, genaamd [naam 1] (hierna: [naam 1] ) veroordeeld voor deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (hierna: IS) in de periode 5 juni 2016 tot en met 1 april 2019. [1] Hij heeft gedurende het grootste deel van die periode in het kamp Yarmouk in Syrië verbleven, tot aan zijn vlucht uit Syrië in 2018 en zijn uiteindelijke aankomst in Nederland in het voorjaar van 2019.
In april 2015 hebben IS en Jabhat al-Nusra het kamp Yarmouk veroverd. In november 2017 was 50-60% van Yarmouk in handen van IS. Jabhat al-Nusra had op dat moment 30-40% in handen. Op 19 april 2018 heeft het regeringsleger een offensief ingezet waarbij Yarmouk volledig is verwoest. Het offensief is op 20 mei 2018 geëindigd, waarna de laatste IS-strijders en het regime een akkoord hebben gesloten waarbij de IS-leden en hun families werden geëvacueerd naar Idlib (de burgerroute) of de Syrische woestijn (de strijdersroute).
Uit de telefoon van de verdachte blijkt dat zij vanaf maart 2017 tot en met juni 2018 veelvuldig contact heeft gehad met [naam 1] . Uit de chatgesprekken die de verdachte heeft gevoerd, blijkt onder andere dat zij geld heeft overgemaakt aan [naam 1] of aan smokkelaars om het vertrek van [naam 1] uit het kamp Yarmouk in Syrië en zijn verdere vlucht naar (uiteindelijk) Nederland te faciliteren.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij degene is die de gesprekken op de telefoon heeft gevoerd. Daarnaast heeft zij verklaard dat zij geld heeft overgemaakt aan [naam 1] , zowel om hem in zijn levensonderhoud te voorzien en om kamp Yarmouk te ontvluchten.
4.2.
Bewijswaardering terrorismefinanciering en overtreding Sanctiewet: 83/350851-24
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat haar handelingen zagen op het helpen ontvluchten van haar broer uit Yarmouk. De verdediging heeft niet betwist dat de verdachte geld heeft overgemaakt naar haar broer in de periode van maart 2017 tot en met juni 2018, maar stelt zich op het standpunt dat de verdachte niet wist dat haar broer aangesloten zou zijn bij IS. De berichten waaruit het Openbaar Ministerie afleidt dat de verdachte dit wel wist, moeten anders worden beoordeeld dan wat er letterlijk staat. De letterlijke vertaling kan wellicht kloppen, maar de context en de interpretatie is voorbehouden aan degenen die de berichten sturen en ontvangen. Met “ons” en/of “wij” in de berichten worden medebewoners bedoeld binnen het kamp Yarmouk. Daarnaast heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzet had op het financieren van terroristische misdrijven. Het geld dat zij aan haar broer gaf, zag op de kosten voor zijn levensonderhoud en de vlucht uit het kamp Yarmouk.
Ook voor het overtreden van de Sanctiewet (primaire opzetvariant) is volgens de verdediging onvoldoende bewijs, nu niet kan worden bewezen dat de verdachte op zijn minst bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de door haar overgemaakte geldbedragen terecht zouden komen bij IS. De verdediging refereert zich ten aanzien van de impliciet subsidiair tenlastegelegde overtredingsvariant aan het oordeel van de rechtbank, voor zover de rechtbank vaststelt dat de broer van de verdachte deel uitmaakte van IS.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Door de rechtbank dient te worden beoordeeld of de verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad op het - kort gezegd - financieren van terrorisme in de zin van artikel 421 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Bij de beantwoording van deze vraag is het van belang of de verdachte zich ervan heeft vergewist of haar broer, die zij hielp en financieel ondersteunde, geen deelnemer (meer) was aan, dan wel niet meer was verbonden met IS en/of afstand had genomen van het gedachtegoed van IS.
Juridisch kader
Artikel 421 Sr heeft onder meer als beschermd belang het bestrijden van terrorisme in de meest brede zin van het woord. Zo mag geen financiering plaatsvinden van de terroristische misdrijven als omschreven in het Wetboek van Strafrecht. Ook mag geen financiering plaatsvinden van een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
De financieringshandelingen kunnen een veelheid aan verschijningsvormen aannemen.
Het is een ruim begrip in die zin dat het gaat om alle wijzen waarop in financieel en economisch opzicht steun wordt geboden aan het plegen van daden van terrorisme of feiten die daarmee direct verband houden. Met opneming van de zinsneden “geheel of gedeeltelijk” en “onmiddellijk of middellijk” wordt bewerkstelligd dat ook financiering van slechts een deel van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan, óf financiering die plaatsvindt via andere personen of rechtspersonen, onder de werking van de strafbepaling valt.
Met de term ”opzettelijk” in het wetsartikel is beoogd ook het voorwaardelijk opzet in de strafbaarstelling tot uitdrukking te brengen. De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting bij artikel 421 Sr opgemerkt dat de strafbaarstelling van het verlenen van geldelijke steun ook meer in het algemeen het financieel steunen van een persoon of van organisaties die zich bezighouden met het plegen van daden van terrorisme kan betreffen, indien daarmee door de verdachte bewust de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat de verstrekte gelden worden aangewend voor het plegen van dergelijke daden. De verstrekker van het geld moet wel wetenschap hebben van de betrokkenheid bij terroristische activiteiten van de ontvanger van de geldelijke steun. Voorts speelt voor een bewezenverklaring van een op artikel 421 Sr toegesneden tenlastelegging geen rol of de verdachte heeft gehandeld uit loyaliteitsgevoelens jegens een familielid of (goede) vriend, dan wel uit ideologische overtuiging. Op grond van het bepaalde in artikel 421 Sr aanvaardt de verdachte met het verstrekken van geldelijke steun aan een persoon wiens betrokkenheid bij terrorisme bij de verdachte bekend is, bewust de aanmerkelijke kans dat deze gelden worden aangewend voor het plegen van terroristische misdrijven.
Overmaken van geld
Uit de inhoud van de chatberichten op de telefoon van de verdachte blijkt dat zij meermalen geldbedragen heeft overgemaakt ten behoeve van haar broer [naam 1] . Zij heeft ter zitting ook verklaard dat zij geld naar haar broer heeft overgemaakt.
Wetenschap verdachte aangaande het lidmaatschap van haar broer van IS
In de telefoon van de verdachte zijn chatberichten aangetroffen die zijn uitgewerkt in het rapport van de deskundige [naam 2] (hierna: [naam 2] ). Hieronder zullen een aantal van deze chatberichten worden aangehaald.
Op 8 mei 2017 voeren de verdachte en [naam 1] een chatgesprek. [naam 1] stuurt:
‘Zusje, waar gaan ze ons heenbrengen? Naar Raqqa?’.Op dat moment verschijnen er in Syrische media berichten dat er een akkoord tussen het Syrische regime en IS in Yarmouk gesloten zou kunnen worden, waarbij IS-strijders naar Noord-Syrië zouden worden geëvacueerd. Raqqa, de hoofdstad van het IS-kalifaat in Noord-Syrië, is in mei 2017 nog in handen van IS. De verdachte stuurt:
‘Nee, naar het platteland van Aleppo’.
[naam 1] reageert:
‘Amerika gaat daar niet mee akkoord. Wij hebben daar geen gebieden’.Op het platteland rond Aleppo is IS dan al grotendeels verdreven. De verdachte stuurt vervolgens:
‘Broertje, maak je van hen los. Luister naar me’.[naam 1] stuurt:
‘Ik ga hier niet weg, inshallah.’De verdachte stuurt:
‘Maar broer!!! De zaken staan er slecht voor. Als je kunt vertrekken, doe dat dan.’[naam 1] stuurt vervolgens:
‘Zusje, het is hier beter dan ergens anders.’
Op 12 februari 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] :
‘Ik wil maar een woord van jou horen. Zeg me wanneer je weggaat uit de ellende waar je in zit, broertje. Omwille van God, ga daar weg (...). Je weet dat je daar weg kunt.’[naam 1] stuurt:
‘Zusje, de kinderen van je oom (van moederszijde) zijn burgers. (Zelfs) zij kunnen niet vertrekken. Als je wilt dat ik word gepakt, zul je je hele leven ellendig voelen over mij’.
Op 14 april 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] : “
Over [naam 3] en degenen die met
hem vertrokken zijn. De mensen hebben dingen over hen naar buiten gebracht op Facebook (...). Eerlijk, ze komen te weten wie ze zijn. En ze gaan ze uitleveren. In elk land is een veiligheidsdienst (...). Luister, waag het niet iemand te vertellen wat je bent”.
Op 23 april 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] :
‘De groep van [naam familie] is (al) in Jarablus (Rb: Noord-Syrië). Ze hebben het nu op facebook gezet’. [naam 1] antwoordt daarop:
‘Nee zusje, ze zijn hier. Zusje, het lukt niet. Omdat wij de Tanzim zijn, Daesh’. De verdachte reageert:
‘Broertje. Ze laten die van Daesh er wel uit.’[naam 1] stuurt naar de verdachte:
‘Ik heb de drol gesproken.’Waarop de verdachte stuurt:
‘Wat zei hij tegen jou?’[naam 1] stuurt vervolgens:
‘Ben jij van de Staat?’en
‘Ik zei tegen hem ja. Hij zei tegen mij dat ik een checkpoint moet vinden. En hij laat de beschieting daarvan stopzetten, (zodat) je daar eruit kunt.’ ‘De organisatie’ (Tanzim), ‘de Staat’ en ‘Daesh’ zijn – ambtshalve bekende –
veelgebruikte benamingen voor IS, hetgeen ook wordt beschreven door deskundige [naam 2] .
Op dezelfde dag stuurt [naam 1] een geluidsopname naar de verdachte:
‘Zoals ik je al zei, zodra de man wist dat ik van de Staat ben, zei hij: “Ik kan niet voor je veiligheid zorgen in Yelda. Ik kan de beschieting laten stoppen bij het punt waar je eruit moet en dan kun je eruit.” Ik ga als God het wil. Ik zie je, zus.’
Op 28 mei 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] :
“Vandaag naar Suweida?”[naam 1] bevestigt:
“Vandaag is het de bedoeling dat we naar Suweida gaan. En daar wachten we op onze beurt. In de namiddag of het begin van de avond”. De deskundige [naam 2] heeft in dit kader opgemerkt dat hiermee duidelijk is dat de verdachte geen gebruik zou maken van de ‘burgerroute’ naar Idlib, maar van de ‘strijdersroute’ naar de woestijn, via de provincie Suweida.
Op 4 juni 2018 stuurt [naam 1] naar de verdachte een aantal berichten:
‘Zusje, in het kamp voor (het ingaan van) het staakt-het-vuren heb ik de laatste twee van mijn jongens begraven’en
‘Mijn sector was Talateen Street’. Ook stuurt [naam 1]
‘Voor de (militaire) campagne waren daar 250 man. Maar toen de campagne begon bleven wij met 16 over. De laatste twee stierven op de dag van het staakt-het-vuren. En ondanks dat konden ze niet binnenkomen. We hebben het ze moeilijk gemaakt. (...) De tanks verbranden we met sponzen. We nemen de soldaten hun munitie af en vechten ermee. (...) Bij God, het hoofdkwartier van de Staat (IS), daar vond geen aanval op mij plaats’.Het laatste offensief van de regering bij de inname van Yarmouk vond plaats in de periode van 19 april tot en met 20 mei 2018.
[naam 1] stuurt voorts op 4 juni 2018:
‘Wij werden omsingeld door tanks. Het leger naderde. Ze kwamen van drie kanten op ons af. We bleven in de tunnels totdat we in gevecht raakten met het leger. (We verbleven in de tunnels) vanwege de vliegtuigen en tanks. Maar toen ze er waren, moesten we uit (de tunnels) komen en raakten we met ze in gevecht. Ze waren door het dolle heen. We doden, we doden. Ze keren niet terug. Ieder van ons had nog maar weinig kogels over’.
[naam 1] stuurt voorts diezelfde dag aan de verdachte:
‘Het leger nam het gebouw dat aan de weg staat over. Ik richtte een slachting onder hen aan. Totdat ik het gebouw overnam. Iets van twintig lijken’.
Op 6 juni 2018 stuurt de verdachte aan [naam 1] : “
Broer, als God het wil, is het geld morgenochtend om 10 uur bij de man. Okay? Zodat je 's middags kunt vertrekken. Okay? Maar je moet ons wel laten weten hoelang de reis gaat duren, bijvoorbeeld een dag of twee dagen, zodat we ervan op de hoogte zijn. Geef ons ook een noodnummer zodat we je kunnen bereiken in geval van nood. Okay? Moge God jullie zaken makkelijker maken. Luister, het geld zal bij [naam 7] zijn. [naam 7] gaat naar de man en laat hem het geld zien. Dan zegt hij tegen de man: "Ik zal het geld bewaren tot de jongen er is. Wanneer hij het volbracht heeft, krijg jij het geld vanmij". Zo gaat het in zijn werk. Ok?'
De hiervoor weergegeven berichten duiden naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op lidmaatschap van IS van de broer van de verdachte, waarbij hij tevens heeft deelgenomen aan de gewapende strijd en aldus een aandeel heeft gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de terroristische organisatie IS. Naast deze berichten is in dit kader van belang dat uit de gesprekken blijkt dat de verdachte bang was dat [naam 1] (de rechtbank begrijpt: als IS deelnemer) bekend zou worden bij veiligheidsdiensten en dat [naam 1] gebruik heeft gemaakt van de ‘strijdersroute’ (de voor IS-strijders gebruikelijke route uit dat gebied) om uit Yarmouk te vluchten.
Op basis van de voorgaande chatberichten stelt de rechtbank verder vast dat de verdachte ten tijde van het sturen van de berichten – en daarmee tevens ten tijde van het overmaken van geldbedragen – wist dat [naam 1] lid was van IS en dat hij namens deze organisatie deelnam aan de gewapende strijd. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de vertalingen en de deskundige duiding van de (grote hoeveelheid) chatberichten, audioberichten en telefoongesprekken. De diverse chatberichten zijn door de deskundige [naam 2] (tevens beëdigd vertaler Arabisch) vertaald en in een context geplaatst. De rechtbank ziet geen reden om aan de interpretatie hiervan te twijfelen. De verdediging heeft overigens ook geen concrete redenen aangedragen waarom daaraan zou moeten worden getwijfeld.
Concluderend stelt de rechtbank op basis van het voorgaande vast dat de broer van de verdachte deelnemer was aan IS en dat de verdachte dit ook wist. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachte meermalen geldbedragen aan hem heeft overgemaakt, ook voordat hij kenbaar had gemaakt weg te willen uit Syrië en – zo volgt bijvoorbeeld uit het hiervoor weergegeven bericht van 8 mei 2017 – zelfs toen hij expliciet duidelijk maakte niet ergens anders heen te willen. Door het overmaken van de geldbedragen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld direct dan wel indirect ten gunste van IS zou kunnen komen en dat zij daarmee aldus geldelijke steun verleende aan de gewapende Jihadstrijd in Syrië.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte hiermee opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het financieren van terrorisme.
Overtreding van de Sanctiewet
De verdachte wordt onder feit 3 verweten - kort gezegd - dat zij door geldelijke steun te verlenen aan een strijder die in Syrië deelneemt aan de gewapende strijd tevens geldelijke steun heeft verleend aan IS, welke terroristische organisatie valt onder de Sanctiewet.
IS is als zijnde gelieerd aan Al-Qaida, opgenomen in Bijlage I van de EG Verordening 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002. Het is verboden om geld ter beschikking te stellen aan deze organisatie. Ook is het verboden om indirect, bijvoorbeeld aan een persoon die strijdt voor IS, geld ter beschikking te stellen. Overtreding van deze bepaling is strafbaar gesteld in de Sanctiewet.
Nu de verdachte meerdere keren, soms door tussenkomst van derden, geld heeft overgemaakt ten behoeve van haar broer, van wie de verdachte wist dat hij deelnemer was aan IS, heeft zij gehandeld in strijd met de artikelen 2 en 3 van de Sanctiewet.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het financieren van terrorisme en overtreding van de Sanctiewet.
4.3.
Bewijswaardering mensensmokkel: 10/151918-23
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van mensensmokkel van haar broer. De handelingen van de verdachte zagen op het mogelijk maken van de vlucht van haar broer uit het kamp in Yarmouk naar een andere plek in Syrië. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat zij zelf behulpzaam is geweest bij het uitreizen naar Turkije of de verdere doorreis naar Nederland. Het gedrag van de verdachte zag enkel op het tonen van interesse en het helpen met het voorzien in levensonderhoud, maar niet op behulpzaamheid bij de smokkel.
4.3.2.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft verklaard dat zij geld naar [naam 1] heeft overgemaakt, zodat hij het kamp Yarmouk in Syrië kon ontvluchten. Verder heeft zij verklaard dat zij haar broer heeft aangemoedigd om kamp Yarmouk te ontvluchten, maar ontkent zij zich schuldig te hebben gemaakt aan mensensmokkel. Uit de chatberichten in de telefoon van de verdachte met [naam 1] , maar ook uit de chatgesprekken tussen de verdachte en [naam 6] (die blijkens de inhoud van de chatberichten een smokkelaar is), blijkt echter dat haar rol bij het vluchten uit Syrië verder ging dan alleen het overmaken van geldbedragen en hem aanmoedigen om te vertrekken.
Op 15 april 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] :
‘Goed. Maak hem lekker met geld. Geeft het nu. Honderd euro. Zeg hem: ‘dit is van jou’. Het belangrijkste is dat niemand je (her)kent. Je naam is [naam 4] . En zeg je naam niet. En scheer je. Pas je zaken aan. Je zoon is [naam 5] . Verwijder de gesprekken. Laat niets op je telefoon achter.’Verder stuurt zij op diezelfde datum naar [naam 1] :
‘Jij gaat naar Nederland, broertje.’
Op 16 april 2018 stuurt [naam 6] naar de verdachte:
‘Ik ben een Palestijn en afkomstig uit het kamp. Ik neem zijn zaak ter harte. Als de route niet veilig is, begin ik er niet aan.’De verdachte stuurt:
‘Wij hebben een broer die martelaar is.’[naam 6] stuurt vervolgens:
‘Maak je geen zorgen. Er zijn mensen die uit het kamp vertrokken zijn naar hier, naar Istanbul. En als je wilt kan ik hem per vliegtuig naar jou huis sturen.’De verdachte stuurt op dezelfde datum naar [naam 6] :
‘Je wordt onmiddellijk betaald ! ! ! Maak je geen zorgen. Waar moet worden betaald? Bij jou? Of ginds? Ik ben degene die zal betalen.’
Op 4 mei 2018 zegt de verdachte tegen [naam 1] :
‘Hup, morgen kom je naar Nederland.’Ze zegt dat zij en haar zussen plannen aan het maken zijn om hem te ontvangen. [naam 1] stuurt:
‘Allereerst, hoe zal ik bij jou komen? Er is geen smokkel vanuit Turkije.’ De verdachte stuurt:
‘Ja, die is er wel.’ [naam 1] stuurt daarop:
‘Ze zeggen dat het erg moeilijk is.’Daarop antwoordt de verdachte:
‘Ik haal je wel.’
Op 22 mei 2018 stuurt de verdachte naar [naam 1] :
‘Het is noodzakelijk dat je praat met [naam 7] . Jij blijft [naam 8] heten.’En later die dag stuurt zij:
‘Broertje, het belangrijkste is dat je zegt dat je een burger bent. Wanneer de jongens jou spreken. En vergeet alles met betrekking tot Yarmouk.’
Op 26 mei 2018 vindt er weer een gesprek plaats tussen de verdachte en [naam 1] . De verdachte stuurt:
‘Je geld is er. Maar je hebt me niet verteld hoe groot het bedrag is.’[naam 1] antwoordt:
‘Vierduizend per persoon. Ik ben weg. Maken jullie het geld in orde?’De verdachte stuurt:
‘Het staat klaar, broertje.’[naam 1] stuurt vervolgens:
‘Regel ik met dezelfde smokkelaar de reis naar Turkije? Of laat ik [naam 7] verder met mij gaan. Met de smokkelaar is het 4000 voor Turkije.’
De verdachte stuurt een audiobericht:
‘Maak een pasfoto zodat ik die aan de man kan geven voor de ID-kaart. Ik heb zelf geen pasfoto van je.’De verdachte stuurt vervolgens de gegevens van het identiteitsbewijs, waarop [naam 1] antwoordt:
‘Fantastisch.’
Op 8 juni 2018 stuurt [naam 1] naar de verdachte:
‘Maar ze zegen me dat het heel moeilijk is om te vertrekken vanuit Turkije.’Daarop antwoordt de verdachte:
‘Dat is moeilijk, inderdaad, maar voor jou niet. Omdat mijn man zal komen om je te halen.’[naam 1] stuurt:
‘Wie kan mijn situatie en papieren regelen in Turkije? Kent jouw man mensen?’De verdachte reageert:
‘Wij zijn mensen aan het regelen.’
Uit de bovenstaande chatberichten blijkt dat de betrokkenheid van de verdachte bij de smokkel van [naam 1] verder ging dan enkel geld overmaken. De verdachte heeft haar broer in contact gebracht met mensensmokkelaar [naam 6] . Zij bemoeide zich actief met zowel het moment als ook de wijze waarop en met welke smokkelaar [naam 1] uit Syrië moest vertrekken. Zij heeft veelvuldig rechtstreeks contact gehad met de smokkelaar [naam 6] en [naam 1] en is vervolgens actief en nauw betrokken gebleven bij de gehele reis van [naam 1] naar Nederland, waarbij zij hem voorzag van advies, instructies en/of inlichtingen met betrekking tot het verdere verloop van de reis.
Op basis van wat de verdachte ter zitting heeft verklaard, in combinatie met de inhoud van de chatgesprekken, acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat zij [naam 1] - die op dat moment vreemdeling was - behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland en de EU en de overige in de tenlastelegging genoemde tot het protocol toegetreden staten. Eveneens blijkt uit deze bewijsmiddelen dat de verdachte haar broer gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en zodoende handelingen heeft verricht die kunnen worden beschouwd als mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a, eerste lid, Sr.
Naar het oordeel van de rechtbank wist de verdachte dat de toegang tot en doorreis van die landen door [naam 1] wederrechtelijk was. Zij heeft dan ook opzettelijk gehandeld, wetende dat haar broer geen rechtmatig verblijf had in Nederland. De verdachte heeft [naam 1] uiteindelijk zelf in Ter Apel afgezet, hetgeen zij ook heeft bekend.
Gelet op de veelvuldige contacten tussen de verdachte en [naam 6] over de uitreis van [naam 1] , is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Ook het medeplegen is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van haar broer [naam 1] .
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
10/151918-23
zij,
in de periode van 15 april 2018 tot 1 april
2019 te Ede en/of Nijmegen, althans in Nederland,
een ander, te weten [naam 1] ,
meermaals,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang of doorreis tot
Griekenland en/of Kroatië en/of Nederland, althans een of meer lidsta(a)t(en) van
de Europese Unie, en/of Turkije en/of Albanië en/of Servië en/of Bosnië en/of
Macedonië, (allen) zijnde een staat die is/zijn toegetreden tot het op 15 november
2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over
land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en
genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- ( telefonisch) contact te onderhouden met voornoemde persoon en aan
voornoemde persoon (telefonisch) instructies en aanwijzingen te geven voor het
uitreizen naar Europa en/of Nederland en
- voornoemde persoon (telefonisch) instructies en aanwijzingen te geven over
hoe hij zich diende te gedragen tijdens de doorreis en/of toegang tot Europa
en/of Nederland, door
o te instrueren welke naam en/of identiteit [naam 1] zich tijdens de doorreis
en/of toegang tot Europa diende aan te nemen , te weten de naam
[naam 4] met als zoon [naam 5] en
o te instrueren dat [naam 1] zich moest scheren en
o te instrueren dat [naam 1] gesprekken diende te verwijderen (op zijn telefoon)
en niets op zijn telefoon moest achterlaten en
- met een mededader (telefonisch) informatie uit te wisselen en afspraken te
maken met betrekking tot de doorreis en/of toegang van voernoemde persoon
tot Europa en/of Nederland en
- ( vervolgens) afspraken te maken over de (hoogte van de) prijs verbonden aan de
(start van de) doorreis en/of toegang van voernoemde persoon tot Europa
en/of Nederland en
- ( vervolgens) (de) betaling(en) te verrichten aan de mededader,
en (aldus) tezamen en in vereniging met een ander,
de doorreis en/of toegang tot Europa en/of Nederland heeft georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader, wisten dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.
83/350851-24
1
zij
in de periode 22 maart 2017 tot en met 14
juni 2018 te Ede en/of Nijmegen en/of (elders) in Nederland en/of Syrië,
meermaals,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een ander, te weten :
- [naam 1] ,
opzettelijk middelen heeft verschaft ,
te weten:
- ( een gedeelte van) (in totaal) 4.350 Dollar, en
- ( een gedeelte van) (in totaal) 150.000 Syrische pond, ,
althans één of meerdere geldbedragen,
die (telkens) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk dienden om geldelijke
steun te verlenen aan het plegen van één of meerdere terroristische misdrij(f)(ven)
en/of (een) misdrij(f)(ven) ter voorbereiding of vergemakkelijking van een
terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 en/of artikel 83b van het Wetboek van
Strafrecht en/of aan het plegen van één van de misdrijven omschreven in artikel 421
lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht;
2
zij,
op één of meer tijdstippen in de periode van 22 maart 2017 tot en met
14 juni 2018 te Ede en/of Nijmegen en/of (elders) in Nederland en/of Syrië,
meermaals,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
(telkens) opzettelijk
en in strijd met het met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 van de Sanctieregeling ISIS en AL-Qa’ida 2016 jo.
artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de
Europese Unie van 27 mei 2002 heeft/hebben gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamitische Staat (IS) dan wel Islamic State of Iraq and
Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), dan wel een groep of entiteit
die hieraan is gelieerd, zijnde een groep of entiteit als bedoeld in artikel 2 lid 2 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002,
direct of indirect tegoeden ter beschikking te stellen, te weten:
- ( een gedeelte van) (in totaal) 4.350 Dollar, en/of enig geldbedrag, en
- ( een gedeelte van) (in totaal) 150.000 Syrische pond, en/of enig geldbedrag,
althans één of meer geldbedrag(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit onder parketnummer 10/151918-23
mensensmokkel, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen
en de eendaadse samenloop van
feiten onder parketnummer 83/350851-24
feit 1: medeplegen van het financieren van terrorisme, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 2 van de Sanctiewet 1977, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
Indien de rechtbank oordeelt dat ten aanzien van de mensensmokkel tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, dan stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Haar komt namelijk een beroep toe op de strafuitsluitingsgrond van ‘humanitair handelen’ (overmacht in noodtoestand).
6.2.
Beoordeling door de rechtbank
Overmacht in de zin van noodtoestand heeft betrekking op gevallen waarin sprake is van een ernstig belangenconflict waarin het maken van een keuze onvermijdelijk is. De verdachte moet daarbij zijn genoodzaakt te kiezen uit onderling strijdige plichten en belangen en de zwaarstwegende hebben laten prevaleren.
Bij de beoordeling van een beroep op overmacht in de zin van noodtoestand spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een belangrijke rol: stond het belang dat door het handelen van de verdachte wordt beschermd wel in redelijke verhouding tot het belang dat door de wetsovertreding wordt geschaad (proportionaliteit) en stond er niet een minder ingrijpende weg voor de verdachte open om een bepaald belang te beschermen, zonder de wet te overtreden (subsidiariteit).
Van een noodtoestand is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken. De rechtbank is zich bewust van het feit dat Syrië een oorlogsgebied was, dus een beroep op overmacht zou dan hooguit kunnen zien op het over de grens brengen van [naam 1] naar (bijvoorbeeld) Turkije. Uit het dossier blijkt echter duidelijk dat het de bedoeling van de verdachte is geweest om haar broer naar Nederland te krijgen, hetgeen ook is gelukt. Het beroep op overmacht in de zin van noodtoestand wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft meermalen geldbedragen overgemaakt naar haar broer, waarvan de verdachte wist dat hij aanhanger was van IS en zich in IS-gebied in Syrië bevond. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het financieren van terrorisme.
Door het overmaken van de bedragen heeft de verdachte zowel de Europese als de nationale wetgeving die strekt tot bestrijding van terrorisme geschonden. Deze regelgeving is internationaal gezien van groot belang, omdat het doel ervan is te komen tot een gezamenlijke handhaving of herstel van de internationale vrede en veiligheid alsmede de internationale rechtsorde en de bestrijding van terrorisme te bevorderen. Door de in deze wet- en regelgeving neergelegde verboden te overtreden, heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de (verdergaande) destabilisering en onveiligheid in (de regio van) Syrië.
Het geld was (onder meer) bestemd voor de vlucht van haar broer vanuit Syrië naar Nederland. Bij die vlucht is de verdachte actief betrokken geweest. Door haar handelen heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan mensensmokkel van haar broer. Mensensmokkel is een ernstig feit, waarmee niet alleen een inbreuk wordt gemaakt op de (internationale) rechtsorde, maar ook een bijdrage wordt geleverd aan de instandhouding van een illegaal en crimineel circuit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
18 november 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld in Nederland voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij wordt voor de volledigheid opgemerkt dat het
nietde bedoeling is dat de verdachte in het kader van dit vonnis teruggaat naar de gevangenis, anders dan in het geval dat zij de voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijk strafdeel niet zou nakomen. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het dossier geen aanwijzing bevat dat de verdachte zelf welbewust op enige wijze IS heeft willen steunen. De verdachte heeft ogenschijnlijk gehandeld vanuit de zorgen die zij om haar broer had en niet uit ideologische motieven. Het vorenstaande doet als zodanig niet af aan de strafbaarheid van deze feiten, maar weegt wel mee bij het beoordelen van de strafmaat. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55, 197a, 421 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 3 van de Sanctiewet 1977 en de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 74 (vierenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/151918-23
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 april 2018 tot 1 april
2019 te Ede en/of Nijmegen, althans in Nederland,
een ander, te weten [naam 1] ,
meermaals, althans eenmaal,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang of doorreis tot
Griekenland en/of Kroatië en/of Nederland, althans een of meer lidsta(a)t(en) van
de Europese Unie, en/of Turkije en/of Albanië en/of Servië en/of Bosnië en/of
Macedonië, (allen) zijnde een staat die is/zijn toegetreden tot het op 15 november
2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over
land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, en/of
genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
door
- ( telefonisch) contact te onderhouden met voornoemde persoon en/of aan
voornoemde persoon (telefonisch) instructies en/of aanwijzingen te geven voor het
uitreizen naar Europa en/of Nederland en/of
- voornoemde persoon (telefonisch) instructies en/of aanwijzingen te geven over
hoe hij zich diende(n) te gedragen tijdens de doorreis en/of toegang tot Europa
en/of Nederland, door
o te instrueren welke naam en/of identiteit [naam 1] zich tijdens de doorreis
en/of toegang tot Europa diende aan te nemen en/of te meten, te weten de naam
[naam 4] met als zoon [naam 5] en/of
o te instrueren dat [naam 1] zich moest scheren en/of
o te instrueren dat [naam 1] gesprekken diende te verwijderen (op zijn telefoon)
en/of niets op zijn telefoon moest achterlaten en/of
- met (een) mededader(s) (telefonisch) informatie uit te wisselen en/of afspraken te
maken met betrekking tot de doorreis en/of toegang van voernoemde perso(o)n(en)
tot Europa en/of Nederland en/of
- ( vervolgens) afspraken te maken over de (hoogte van de) prijs verbonden aan de
(start van de) doorreis en/of toegang van voernoemde perso(o)n(en) tot Europa
en/of Nederland en/of
- ( vervolgens) (de) betaling(en) te verrichten aan de mededader(s),
en (aldus) tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
de doorreis en/of toegang tot Europa en/of Nederland en/of het verblijf in
Nederland heeft/hebben georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den)
te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was.
83/350851-24
1
zij
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 22 maart 2017 tot en met 14
juni 2018 te Ede en/of Nijmegen en/of (elders) in Nederland en/of Syrië,
meermaals, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) zich en/of (een) ander(en), te weten (onder andere):
- [naam 1] ,
opzettelijk middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft en/of opzettelijk
(een) voorwerp(en) heeft/hebben verzameld en/of heeft/hebben verworven en/of
voorhanden heeft/hebben gehad en/of aan (een) ander(en) heeft/hebben verschaft,
te weten:
- ( een gedeelte van) (in totaal) 4.350 Dollar, en/of enig geldbedrag, en/of
- ( een gedeelte van) (in totaal) 150.000 Syrische pond, en/of enig geldbedrag,
althans één of meerdere geldbedragen,
die (telkens) geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk dienden om geldelijke
steun te verlenen aan het plegen van één of meerdere terroristische misdrij(f)(ven)
en/of (een) misdrij(f)(ven) ter voorbereiding of vergemakkelijking van een
terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 en/of artikel 83b van het Wetboek van
Strafrecht en/of aan het plegen van één van de misdrijven omschreven in artikel 421
lid 1 onder b van het Wetboek van Strafrecht;
2
zij,
op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 maart 2017 tot en met
14 juni 2018 te Ede en/of Nijmegen en/of (elders) in Nederland en/of Syrië,
meermaals, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
en in strijd met het met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977
vastgestelde verbod van artikel 2 van de Sanctieregeling ISIS en AL-Qa’ida 2016 jo.
artikel 2, tweede lid van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de
Europese Unie van 27 mei 2002 heeft/hebben gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamitische Staat (IS) dan wel Islamic State of Iraq and
Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), dan wel een groep of entiteit
die hieraan is gelieerd, zijnde een groep of entiteit als bedoeld in artikel 2 lid 2 van
Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002,
direct of indirect tegoeden ter beschikking te stellen, te weten:
- ( een gedeelte van) (in totaal) 4.350 Dollar, en/of enig geldbedrag, en/of
- ( een gedeelte van) (in totaal) 150.000 Syrische pond, en/of enig geldbedrag,
althans één of meer geldbedrag(en).