In deze zaak vordert de Duitse verzekeraar Württembergische van de gedaagde, die een Porsche 911 Carrera Cabriolet heeft gekocht, de afgifte van de auto. De auto was eerder gestolen en de verzekeraar heeft de schade aan de verzekeringnemer vergoed. De gedaagde beroept zich op artikel 3:86 BW, dat bescherming biedt aan verkrijgers te goeder trouw. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde te goeder trouw is, omdat hij de auto heeft gekocht van een autohandelaar en geen onregelmatigheden in de autopapieren heeft aangetroffen. De rechtbank wijst de vorderingen van Württembergische af, omdat de gedaagde als verkrijger te goeder trouw wordt aangemerkt. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde, en Württembergische wordt veroordeeld tot betaling van deze kosten. In reconventie vordert de gedaagde een verklaring voor recht dat Württembergische onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op de auto. De rechtbank oordeelt dat Württembergische niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij als eigenaar van de auto wordt beschouwd. De vorderingen van de gedaagde in reconventie worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten.