ECLI:NL:RBROT:2025:1239
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering door UWV na beoordeling arbeidsvermogen
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1978, had eerder een aanvraag voor een beoordeling van haar arbeidsvermogen ingediend, die door het UWV op 29 augustus 2022 werd afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een bestreden besluit van 15 april 2024. Eiseres stelde beroep in tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerde dat het UWV in strijd met het motiveringsbeginsel had gehandeld en dat zij voor haar achttiende verjaardag al fysieke en psychische klachten had die haar als jonggehandicapte zouden moeten kwalificeren.
De rechtbank heeft de zaak op 30 januari 2025 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigden en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de arbeidsongeschiktheid van eiseres op haar zeventiende verjaardag en in de daaropvolgende 52 weken. De rechtbank wees erop dat de verantwoordelijkheid voor het leveren van bewijs bij de aanvrager ligt, vooral bij laattijdige aanvragen.
De rechtbank heeft ook de beoordeling van het UWV inzake de Wajong 2015 bekeken en vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de strenge criteria voor arbeidsvermogen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op de gevraagde uitkering en ook geen vergoeding van proceskosten ontving. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.