4.3.1.Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen de moord op de ex-man van een medeverdachte, tevens de (schoon)vader van twee andere medeverdachten, voorbereid. Het motief voor dit moordplan lag in problemen in de familiesfeer, die het slachtoffer kwalijk werden genomen door de ex-vrouw, haar zoon en ‘schoondochter’. De verdachte is hierin meegegaan en is nauw betrokken geweest bij het moordplan. De voorbereidingen voor de moord waren al ver gevorderd. Er zijn tags gekocht om het slachtoffer mee te kunnen volgen en een prepaid telefoon waarmee werd geappt over het moordplan. Er werden onder meer foto’s van het slachtoffer en zijn auto gedeeld. Verder lag er een contant geldbedrag klaar voor de schutter. Voor die taak was de verdachte benaderd en hij heeft daarvoor een vuurwapen geregeld.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij voorbereidingen heeft getroffen om het slachtoffer te vermoorden. Moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die onze strafwetgeving kent. De verdachte heeft met zijn handelen de maatschappij en de rechtsorde op ernstige wijze geschokt. Het is in dit geval weliswaar niet zo ver gekomen dat het slachtoffer daadwerkelijk gedood is, maar alsnog zijn de gevolgen voor hem zeer ingrijpend. Hij zal moeten leven met de wetenschap dat zijn ex-vrouw, zoon en schoondochter van plan waren hem te laten vermoorden door de verdachte, en dat zij daarvoor ook concrete voorbereidingen hebben verricht. De grote impact die dit heeft op het slachtoffer bleek uit de indringende slachtofferverklaring die hij op de zitting heeft voorgelezen.
4.3.2.Persoon en persoonlijke omstandigheden
-
Strafblad
Uit het strafblad van de verdachte van 1 september 2025 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Hoewel de verdachte de afgelopen jaren niet voor soortgelijke feiten is veroordeeld, liep hij ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd. Dat betekent dat het strafblad enigszins strafverzwarend werkt.
-
Rapporten psycholoog en reclassering
Het psychologisch onderzoek, opgemaakt op 24 december 2024, houdt onder andere het volgende in. Bij de verdachte is sprake van de andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis. Daarnaast functioneert de verdachte op moeilijk lerend intelligentieniveau. Deze stoornis was aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten en werkte daarin door. De verdachte noemt als motief voor zijn gedragingen zijn rechtvaardigheidsgevoel en impulsiviteit enerzijds, en opportunisme anderzijds. Hij zou zich pas later hebben gerealiseerd wat de potentiële consequenties van zijn gedrag waren. Dit lijkt aan te sluiten bij een historie van impulsief en ondoordacht handelen, waardoor de verdachte al vaker in de problemen is gekomen. Er lijkt een relatie te bestaan tussen de impulsregulatieproblematiek (mogelijk versterkt door de zwakbegaafdheid) en de gedragskeuzes die hij tijdens de bewezenverklaarde feiten heeft gemaakt. Om die reden wordt geadviseerd om de bewezenverklaarde feiten verminderd aan de verdachte toe te rekenen.
Het risico op herhaling wordt laag tot matig ingeschat. Om herhaling in algemene zin te beperken is het wenselijk dat de verdachte leert om te gaan met zijn gebrekkige impulscontrole en beperkte regulatievaardigheden. Toezicht door de reclassering en hem de mogelijkheid geven om verantwoording af te leggen zal daarbij structurerend kunnen werken. Daarnaast wordt ingeschat dat de verdachte gebaat is bij forensische behandeling, gericht op het vergroten van zelfsturing en regulatievaardigheden, het beter leren mentaliseren en het overzien van de gevolgen van zijn handelen en gedragskeuzes.
De reclassering heeft zich in haar rapport van 9 januari 2025 aangesloten bij het advies van de psycholoog en heeft daarbij verwezen naar haar rapport van 21 oktober 2024. Hierin worden ter voorkoming van herhaling, naast toezicht en behandeling, ook nog de bijzondere voorwaarden meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met de medeverdachten en het slachtoffer en een locatieverbod voor [plaats 2] (met elektronische monitoring) geadviseerd. Geadviseerd is om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
-
Toerekenbaarheid
De rechtbank is het eens met de conclusie van de psycholoog. Bij de verdachte bestond de hiervoor genoemde psychische stoornis en die stoornis was van invloed op het gedrag van de verdachte tijdens de bewezenverklaarde feiten. De feiten kunnen aan de verdachte dus in verminderde mate worden toegerekend.
-
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte heeft sinds maart 2025 een fulltime baan als stratenmaker en zal op korte termijn worden gepromoveerd tot uitvoerend voorman. Dit weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee. Dat geldt ook voor het feit dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in het moordplan, dat hij hiervoor spijt heeft betuigd en dat hij zich goed aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden.
4.3.3.Op te leggen straf
-
Mate van toerekening en verwijtbaarheid: algemeen
Gelet op de ernst van de feiten is, vanuit het oogpunt van vergelding, oplegging van een gevangenisstraf passend. Omdat de feiten in verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend, heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf gebruik gemaakt van de ‘oriëntatiepunten toerekening’.In zijn algemeenheid kan over het gebruik hiervan het volgende worden gezegd.
Allereerst stelt de strafrechter vast welke wegingsfactoren voor de hoogte van de straf van belang zijn. Die wegingsfactoren zijn: de ernst van het feit, de mate waarin de rechtsorde is geschokt, de omvang van het aan de slachtoffers toegebrachte leed, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, mogelijke recidive in het verleden, het recidiverisico in de toekomst en de (overige) persoonlijke omstandigheden van de verdachte (hierna: wegingsfactoren).
Aan de hand van die wegingsfactoren bepaalt de strafrechter de hoogte van de straf. Daarbij gaat de strafrechter uit van de ‘normale mens’ in die zin dat van een volledig toerekenbare verdachte wordt uitgegaan. Vervolgens wordt de door de strafrechter vastgestelde mate van toerekening in het concrete geval één op één doorgetrokken in de mate van verwijtbaarheid. Wanneer wordt uitgegaan van de buitencategorieën niet toerekenen (0%) en volledig toerekenen (100%) zouden de vijf gradaties van mate van toerekening zich in de volgende procentuele schalen kunnen laten verdelen:
Cat.
Mate van toerekening
Procentuele verdeling toerekening
1.
Toerekenen
100% (geen stoornis of geen verband tussen stoornis en delict)
2.
Licht verminderd toerekenen
67% – 100% (beperkt verband tussen stoornis en delict)
3.
Verminderd toerekenen
33% – 67% (substantieel verband stoornis en delict)
4.
Sterk verminderd toerekenen
0% – 33% (sterk verband tussen stoornis en delict)
5.
Niet toerekenen
0% (volledig verband tussen stoornis en delict)
Binnen de bandbreedte in de middelste drie categorieën zit dan nog ruimte voor de fine-tuning van de mate verwijtbaarheid.
-
Mate van toerekening en verwijtbaarheid: toegepast in deze zaak
Rekening houdend met de specifieke invulling van de wegingsfactoren in de zaak van de verdachte, die hierboven is beschreven, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij een verdachte aan wie de bewezenverklaarde feiten volledig kunnen worden toegerekend zou de rechtbank, gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, uitkomen op een gevangenisstraf rond de vijf jaren.
In het geval van de verdachte geldt dat de feiten in een verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. Concreet betekent dit dat de mate van toerekening - en daarmee de mate van verwijtbaarheid - binnen de bandbreedte van 33% en 67% valt. Afgezet tegen een gevangenisstraf van vijf jaren voor een volledig toerekenbare verdachte, komt dat in het geval van de verdachte neer op een gevangenisstraf binnen de bandbreedte van (ongeveer) 20 en 40 maanden. De problematiek van de verdachte, waarbij de rechtbank ook uitdrukkelijk gewicht toekent aan de (versterkende rol van de) zwakbegaafdheid, maakt dat de rechtbank het noodzakelijk vindt dat aan de verdachte ook een voorwaardelijk strafdeel zal worden opgelegd. Middels bijzondere voorwaarden kan de verdachte dan voor zijn problematiek de nodige begeleiding en behandeling krijgen om zo het gevaar op herhaling in de toekomst te beperken.
Gelet op al het voorgaande vindt de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole, een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor [plaats 2] , passend en geboden. Deze voorwaarden zullen dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een contactverbod met de medeverdachten en elektronische monitoring bij het locatieverbod op te leggen.