ECLI:NL:RBROT:2025:12186

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
17 oktober 2025
Zaaknummer
10/170466-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding en uitlokking tot moord door oud-politieagente en medeverdachten

In deze zaak stond een oud-politieagente samen met vijf anderen terecht voor de voorbereiding en/of uitlokking tot moord op haar ex-partner. De rechtbank Rotterdam sprak op 17 oktober 2025 haar vonnis uit. De verdachte, samen met haar zoon en diens vriendin, werd veroordeeld voor hun betrokkenheid bij het moordplan. Twee medeverdachten werden vrijgesproken. De rechtbank legde de verdachte de zwaarste straf op van zeven jaar gevangenisstraf, terwijl haar zoon 174 dagen jeugddetentie kreeg, waarvan 150 dagen voorwaardelijk. De vriendin van de zoon kreeg een voorwaardelijke jeugddetentie van 12 maanden. De rechtbank benadrukte dat de voorlopige hechtenis terughoudend moet worden toegepast en dat een veroordelend vonnis op zich geen grond vormt voor voorlopige hechtenis. De zaak omvatte ook een uitgebreid hoofdstuk over de voorlopige hechtenis en de overwegingen van de rechtbank hierover. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan, onder andere door belastende verklaringen van medeverdachten en een WhatsApp-gesprek waarin het plan werd besproken. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die als gevolg van de feiten schade had geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer: 10/170466-24
Datum uitspraak: 17 oktober 2025
Datum zitting: 16 en 17 september 2025
Tegenspraak
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres 1] in [plaats 1] .
Advocaat van de verdachte: R.S. Boonstra
Officieren van justitie: M.L. Goudzwaard en R.E.I. Steen (hierna: officier van justitie)
Benadeelde partij: [slachtoffer]
Advocaat van de benadeelde partij: O.J. Much

1.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij samen met anderen een moord heeft voorbereid, heeft geprobeerd anderen uit te lokken tot moord en een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De volledige tenlastelegging (hierna: beschuldiging) houdt in dat de verdachte:
1.
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Ermelo en/of Harderwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord c.q. doodslag als bedoeld in de artikelen 289 c.q. 287 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten
  • een foto van het [slachtoffer] en/of
  • foto's van de auto van het [slachtoffer] en/of
  • een of meer messen en/of (vuur)wapens(s) en/of patronen en/of
  • een (grote) som contant geld en/of
  • een tag, althans een baken (geschikt om onder een auto te plaatsen om de locatie van de auto te achterhalen) en/of
  • een prepaid telefoon (merk: Samsung), althans een of meer communicatiemiddelen en/of
  • een of meer stuks en/of la(a)g(en) (donkergekleurde) kleding en/of een bivakmuts en/of
  • een damesfiets en/of een herenfiets (geschikt om verschillende vervoermiddelen te kunnen gebruiken en/of geschikt om van vervoermiddel te kunnen wisselen)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in of omstreeks de periode van 1 januari 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Ermelo en/of Harderwijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen (telkens) heeft gepoogd om [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer NN personen, althans een NN persoon door giften en/of beloften en/of door het verschaffen van middelen en/of inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten, het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer] , immers heeft verdachte (telkens) met dat opzet (met) voornoemde [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een of meer NN personen, althans een NN persoon:
  • het idee/plan besproken om [slachtoffer] om het leven te brengen en/of
  • benaderd voor het uitvoeren van dit plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
  • inlichtingen verschaft/verstrekt over de (actuele) verblijfplaats van die [slachtoffer] en/of
  • een bedrag van 4000,00 euro, althans een (groot) geldbedrag, aangeboden / in het vooruitzicht gesteld voor het om het leven brengen van die [slachtoffer] en/of
  • een/het (vuur)wapen aangeboden en/of geleverd en/of overhandigd te
3.
in of omstreeks de periode van 1 april 2024 tot en met 27 juni 2024 te Rotterdam en/of Gorinchem en/of [plaats 5] , althans in Nederland, op één of meer tijdstippen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een (omgebouwde) revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.

2.Bewijs

2.1.
Inleiding
De achtergrond van de beschuldiging ligt in een plan om [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), de ex-partner van de verdachte, te vermoorden. De officier van justitie en de verdediging twisten niet over de vraag of dit plan heeft bestaan, daar gaan zij beiden vanuit. De officier van justitie en de verdediging vinden elkaar alleen niet in het antwoord op de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij dat plan. Het antwoord op die vraag staat in dit hoofdstuk centraal.
2.2.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie ziet concrete betrokkenheid van de verdachte bij het plan en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor alle feiten. De betrokkenheid van de verdachte leidt de officier van justitie met name af uit de belastende verklaringen van de medeverdachten en uit een WhatsAppgesprek waarin het plan voor de moord op [slachtoffer] wordt besproken en georganiseerd. Het standpunt van de officier van justitie zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs nader worden besproken.
2.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak voor alle feiten. De kern van het verweer van de verdediging is dat de verdachte door de drie medeverdachten ten onrechte wordt genoemd als betrokkene bij het moordplan. Voor andere aanwijzingen in de richting van de verdachte heeft zij vanaf het moment van haar aanhouding tot op de zitting een verklaring gegeven en/of gesteld dat de aanwijzingen niet kloppen, niet kunnen kloppen of niet logisch zijn. Ook het standpunt van de verdediging zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het bewijs worden besproken.
2.4.
Oordeel van de rechtbank
2.4.1.
Moordplan
Begin 2024 is er een plan ontstaan voor de moord op [slachtoffer] . Dat plan heeft ook vorm gekregen. Zo is er een prepaid telefoon aangeschaft die vrijwel alleen gebruikt is om te communiceren over het moordplan. Ook zijn tags gekocht die onder de auto van [slachtoffer] zijn geplaatst met als doel om zijn routine en locaties in kaart te brengen. Verder zijn twee potentiële schutters benaderd om tegen betaling de klus te klaren, zijn persoonsgegevens, inlichtingen over de verblijfplaats en foto’s van [slachtoffer] en van zijn auto met hen gedeeld en was een vuurwapen geregeld. Het plan was klaar om uitgevoerd te worden. Daarvan is het niet gekomen omdat één van de verdachten de politie op de hoogte heeft gesteld van het moordplan.
Bij het moordplan zijn (mogelijk) vier medeverdachten betrokken: [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) - de zoon van [slachtoffer] en de verdachte -, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) - de vriendin van [medeverdachte 1] -, [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ).
De beoordeling van het bewijs begint in §2.4.2 met een kernachtige weergave van aanwijzingen in de richting van betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan. In §2.4.3 tot en met en §2.4.5 en §2.4.7 zullen de aanwijzingen feitelijk en bewijsrechtelijk worden belicht en in §2.4.6 en §2.4.8 zullen tussenconclusies worden getrokken. In §2.4.9 zal een totaaloordeel worden gegeven over de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan.
2.4.2.
Aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte
De meest in het oog springende aanwijzingen die de betrokkenheid van de verdachte onderbouwen zijn:
  • de belastende verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
  • de belastende verklaringen van [medeverdachte 3]
  • een WhatsAppgesprek tussen [medeverdachte 3] en ‘ [gebruikersnaam] ’
Deze aanwijzingen zijn hieronder in de kern weergegeven.
-
Verklaringen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] liep al een tijdje rond met het idee om [slachtoffer] te vermoorden. [medeverdachte 2] was daarvan op de hoogte. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wijzen de verdachte aan als de (verdere) initiator van het moordplan. De verdachte heeft hen tegen hun wil in betrokken bij het plan. Zo moesten zij aanwezig zijn bij de aankoop van een prepaid telefoon en tags, die dienden ter uitvoering van het moordplan. Ook moesten zij aanwezig zijn bij ontmoetingen tussen de verdachte en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] heeft in opdracht van de verdachte [medeverdachte 4] benaderd als mogelijke schutter. Zij heeft daarover ook telefonisch contact met hem gehad, hetgeen werd gecoördineerd door de verdachte. De telefoon van [medeverdachte 2] is door de verdachte gebruikt om contact met [medeverdachte 3] te onderhouden.
-
Verklaringen [medeverdachte 3]
is door de verdachte benaderd met het verzoek om [slachtoffer] te vermoorden. Hij heeft haar geadviseerd over het gebruik van een prepaid telefoon en over het aankopen van tags bij bol.com. [medeverdachte 3] heeft ook het vuurwapen voor de verdachte geregeld. De verdachte was aanwezig bij het ophalen van het vuurwapen in [plaats 2] . Het vuurwapen lag eerst bij [medeverdachte 3] en is daarna bij de verdachte terechtgekomen. Via WhatsApp sprak hij met ‘ [gebruikersnaam] ’ over de voorbereiding van de moord. [medeverdachte 3] gaat ervan uit dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is, omdat zij steeds verscheen op de afspraken die hij met ‘ [gebruikersnaam] ’ maakte. Op deze afspraken werd het plan besproken en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren ook steeds aanwezig bij die ontmoetingen.
-
WhatsAppgesprek [medeverdachte 3] en ‘ [gebruikersnaam] ’
Op 28 maart 2024 begint een WhatsAppgesprek tussen [medeverdachte 3] en ‘ [gebruikersnaam] ’ dat eindigt op 13 mei 2024. Het gesprek bestaat uit 321 berichten en gaat in grote lijnen over het moordplan, de afspraken die in dat kader zijn gemaakt, de aanschaf van een vuurwapen en de achtergrond en de privéomstandigheden van de gespreksdeelnemers [medeverdachte 3] en ‘ [gebruikersnaam] ’. Daarbij geldt dat de inhoud van het WhatsAppgesprek in de richting wijst van de verdachte als ‘ [gebruikersnaam] ’.
2.4.3.
Redengevendheid- en betrouwbaarheidstoets van de aanwijzingen
De verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bieden met elkaar al bijna voldoende redengevende basis voor de bewezenverklaring van betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De inhoud van het WhatsAppgesprek is op die basis een belangrijke aanvulling.
Tegenover die aanwijzingen voor betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan staat de uitvoerige en deels onderbouwde ontkennende verklaring van de verdachte. Sterker nog: de verdachte is stellig van mening dat zij er door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wordt ingeluisd. Die stelligheid gaat zo ver dat de verdachte de redengevendheid van de inhoud van het WhatsAppgesprek heeft ontkracht met de stelling dat niet zij de gespreksdeelnemer ‘ [gebruikersnaam] ’ is, maar dat het [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zijn die zich in het gesprek voordoen als de verdachte.
Bij die stand van zaken moet een oordeel worden gegeven over de zelfstandige betrouwbaarheid van de drie verklaringen, alsook over de aannemelijkheid van de stelling van de verdachte dat niet zij, maar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] het gesprek als ‘ [gebruikersnaam] ’ met [medeverdachte 3] hebben gevoerd. Dat laatste is op de eerste plaats van belang omdat de inhoud van het WhatsAppgesprek logischerwijs alleen redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan, als het de verdachte is geweest die het gesprek heeft gevoerd. Verder is die beoordeling van belang voor het eindoordeel over de betrouwbaarheid van de drie verklaringen.
2.4.4.
Zelfstandige betrouwbaarheid verklaringen
-
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren ten tijde van de feiten veel samen, zij opereerden bij wijze van spreken als één geheel en zo moeten hun verklaringen ook worden gelezen. Dit maakt dat enige voorzichtigheid moet worden betracht op het punt van de betrouwbaarheid van die twee verklaringen als zelfstandige bewijsmiddelen. In dit verband moet ook worden opgemerkt dat de verklaringen van zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] , als het gaat over het handelen van de verdachte, soms blijven hangen in algemeenheden. Dit onderstreept de te betrachten voorzichtigheid. Verder moet in het oog worden gehouden - zoals ook de verdediging heeft betoogd - dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de verdachte mogelijk als hoofdschuldige aanwijzen om hun eigen rol te marginaliseren. Ook dit maakt dat voorzichtigheid met deze verklaringen geboden is, alhoewel dit standpunt door de verdediging niet concreet is onderbouwd en in het dossier evenmin veel fundament krijgt.
Al met al zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet aan te merken als onbetrouwbaar, maar dient wel voorzichtigheid te worden betracht in het zelfstandig gebruik van de verklaringen op het punt van het daderschap - lees: betrokkenheid bij het moordplan - van de verdachte.
-
[medeverdachte 3]
De verklaringen van [medeverdachte 3] zijn, net als de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , wat algemeen als het gaat over de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan. Hij wijst met weinig woorden de verdachte aan als de bedenker daarvan. Op de zitting is hem - in zijn eigen zaak - gevraagd zijn verklaring te concretiseren: ‘leg nou eens in tien zinnen uit wat er is besproken tussen u en de verdachte’. [medeverdachte 3] heeft daarop slechts als volgt geantwoord: ‘dat die man omgelegd moest worden’. Het voorgaande maakt de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte een beetje flets. Daar staat tegenover dat de betrouwbaarheid van de verklaringen wordt versterkt doordat de verdachte met zijn verklaringen zichzelf rechtstreeks belast als medeorganisator en uitvoerder van het moordplan en op dat vlak geen baat heeft om de verdachte er ten onrechte bij te lappen.
De verklaringen van [medeverdachte 3] zijn dus wat summier en weinig concreet, maar komen wel uit de koker van een zichzelf belastende medeverdachte. Een en ander heeft in deels negatieve en deels positieve zin invloed op de betrouwbaarheid van de verklaringen. De verklaringen zijn daarom niet onbetrouwbaar, maar de rechtbank zal behoedzaam zijn bij het zelfstandig gebruik van de verklaringen op het punt van het daderschap - betrokkenheid bij het moordplan - van de verdachte.
2.4.5.
Verklaringen in onderling verband
Met die voorzichtigheid in het achterhoofd moet ook weer niet uit het oog worden verloren dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] enerzijds en de verklaringen van [medeverdachte 3] anderzijds elkaar over en weer bevestigen en op die manier versterken in hun betrouwbaarheid. Als gezegd hier en daar wat summier en weinig concreet noemen zij dezelfde betrokkenen bij het moordplan, beschrijven zij min of meer dezelfde rollen van die deelnemers, bespreken zij op dezelfde manier onderdelen van het moordplan en duiden zij afspraken die in het teken daarvan stonden. Deze overeenkomsten en de samenhang tussen de verklaringen die daaruit voortvloeit relativeren en/of compenseren in een zekere mate de wat gemankeerde zelfstandige betrouwbaarheid van de drie verklaringen.
2.4.6.
Tussenconclusie I
Er zijn drie verklaringen waarin de verdachte wordt aangewezen als betrokkene bij het moordplan, waarbij op het punt van de betrouwbaarheid de meergenoemde voorzichtigheid voor ogen moet worden gehouden. In onderling verband wordt die gemankeerde betrouwbaarheid gerelativeerd en/of gecompenseerd. Al met al ligt in de verklaringen een behoorlijke basis voor het bewijs van betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan, maar is op het punt van de betrouwbaarheid nog een stap te maken.
2.4.7.
Is de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’?
-
Vooropstelling
Bij het antwoord op de vraag naar de identiteit van ‘ [gebruikersnaam] ’ moet worden vooropgesteld dat slechts twee scenario’s hoeven te worden getoetst. Het scenario dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is en het scenario dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ‘ [gebruikersnaam] ’ zijn en zich voor de verdachte uitgeven. Andere opties voor de identiteit van ‘ [gebruikersnaam] ’ zijn door de verdediging of de officier van justitie niet gepresenteerd en op basis van het dossier is voor andere scenario’s ook geen enkel aanknopingspunt naar voren gekomen. De beantwoording van de in deze subparagraaf gestelde vraag is dus in zekere zin binair: het is het één of het ander. Daarmee zijn aanwijzingen in de richting van het ene scenario discriminerend in de richting van het andere en omgekeerd.
-
Identiteitsfraude ligt niet voor de hand
Verder is bij deze beoordeling van belang dat de stelling van de verdachte dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ‘ [gebruikersnaam] ’ is/zijn en zich dus als de verdachte voordoet/voordoen, een groot voorstellingsvermogen vergt. Voor aanname van die stelling is het namelijk noodzakelijk te aanvaarden dat de 15-jarige zoon van de verdachte en zijn 19-jarige (destijds betrekkelijk nieuwe) vriendin tijdens het organiseren van hun eigen moordplan op [slachtoffer] al in een heel vroeg stadium van dat plan anticiperen op een af te leggen valse verklaring. Een valse verklaring met daarin de verdachte - de moeder van [medeverdachte 1] - als hoofdschuldige. Om dit te organiseren zouden zij zich bij ieder bericht en bij ieder antwoord op berichten van [medeverdachte 3] in het WhatsAppgesprek hebben moeten afvragen hoe dat bericht op te stellen, zodat het hele gesprek - in een later stadium - niet aan hen, maar aan de verdachte zou worden toegeschreven. Dat is op zichzelf beschouwd een niet licht aannemelijk scenario, alleen al omdat dat heel ingewikkeld is om praktisch uit te voeren. Noodzakelijk is dan dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] steeds hun gefingeerde identiteit zuiver zijn blijven doorvoeren gedurende een chat van ruim zes weken met 321 berichten. Maar dat is het niet alleen.
Die uitvoering vergt namelijk ook dat bij een aantal in het gesprek gemaakte afspraken tussen [medeverdachte 3] en ‘ [gebruikersnaam] ’ het noodzakelijk was dat de verdachte op die afspraken wel van de partij was, maar dat zij tijdens die afspraken niet op de hoogte zou raken van het moordplan. Dat is niet gemakkelijk omdat het bespreken van dat moordplan het doel van de afspraken was en dit - gelet op de inhoud van het WhatsAppgesprek - ook daadwerkelijk besproken werd. In dit scenario is daarnaast noodzakelijk dat ook [medeverdachte 3] al in een vroeg stadium een rol had, wat niet vanzelfsprekend is en waarvoor het dossier geen aanknopingspunten biedt. Integendeel, voor de theorie dat [medeverdachte 3] bij de ‘identiteitsfraude’ betrokken is, bestaan belangrijke contra-indicaties.
Een eerste contra-indicatie is de naam ‘ [gebruikersnaam] ’, die [medeverdachte 3] in zijn telefoon toekent aan het contact. Zoals uit sommige berichten blijkt heeft dat een reden; [medeverdachte 3] vond de verdachte leuk. Belangrijker nog is de concrete inhoud van de berichten van [medeverdachte 3] . Daaruit volgt dat hij er 100% vanuit gaat dat hij in het WhatsAppgesprek aan het chatten is met de verdachte. Zo heeft hij het in het in zíjn berichten over het werk van de verdachte bij de politie en de marechaussee, over het verleden en de toekomst van hem en de verdachte en over de rol van de verdachte als moeder. In dit verband valt één berichtenwisseling nog extra op. ‘ [medeverdachte 3] zegt op [geboortedatum] 2024:
‘(…) mocht dit achter de rug zijn neem ik aan dat jij me wel aanhoudt en avondje uitgebreid verhoor toch’waarop ‘ [gebruikersnaam] ’ antwoordt: ‘
Oh ja hoor ik wil je wel onderwerpen aan een kruisverhoor ♀’. Het is nauwelijks voorstelbaar dat [medeverdachte 3] seksuele toespelingen doet aan ‘ [gebruikersnaam] ’ terwijl hij weet dat hij niet met de verdachte aan het chatten is, maar onderdeel uitmaakt van een identiteitsfraude om aan de verdachte een rol in een moordplan in de schoenen te schuiven.
Een andere contra-indicatie is gelegen in de omstandigheid dat personen uit de kring van [medeverdachte 3] , die niets van doen hebben met het moordplan (zijn vriendin, werkgever, vriendin van werkgever en een vriend), hebben verklaard dat [medeverdachte 3] een klus aan het klaren was met een vuurwapen voor een politieagente. Ook uit tapgesprekken en WhatsAppberichten volgt dat zij daarvan uitgaan. Het is moeilijk voor te stellen dat al deze ‘derden’ zijn geïnformeerd over het moordplan én de identiteitsfraude en dat zij vervolgens niet alleen tegenover de politie, maar ook in getapte gesprekken onderling steeds hebben gedaan alsof. Ten slotte moet in dit verband niet worden vergeten dat de inhoud van de berichten van [medeverdachte 3] in het WhatsAppgesprek hem aanzienlijk belasten als deelnemer van het moordplan. Ook dat maakt dat deelname van [medeverdachte 3] aan de identiteitsfraude verre van aannemelijk is.
-
Inhoud van de berichten van ‘ [gebruikersnaam] ’
Dan de beoordeling van de berichten die afkomstig zijn van ‘ [gebruikersnaam] ’. Daarbij zal worden geabstraheerd van de intrinsieke onaannemelijkheid van het identiteitsfraudescenario zoals hiervoor beschreven. Anders gezegd: de intrinsieke onaannemelijkheid van dat scenario mag bij die beoordeling van de inhoud van de berichten zijn schaduw niet vooruitwerpen.
De inhoud van de berichten van en naar ‘ [gebruikersnaam] ’ wijzen één op één direct en inhoudelijk naar de verdachte als gespreksdeelnemer en niet naar [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] . Dat geldt voor veel van de berichten op zichzelf, maar zeker ook als delen van, of de gehele conversatie, worden bezien. Het gaat in de berichten van ‘ [gebruikersnaam] ’ vaker over de rol van de verdachte als moeder, als (voormalig) medewerkster bij de Koninklijke Marechaussee of als politieagente in [plaats 3] . Bij lezing van het WhatsAppgesprek - zonder de stelling van de verdachte in het achterhoofd - bestaat over de identiteit van ‘ [gebruikersnaam] ’ dan ook geen enkele twijfel: dat is de verdachte.
Wordt dat anders als de inhoud van de berichten meer concreet wordt bezien met daarbij de stelling van de verdachte voor ogen? Het antwoord op die vraag is: nee.
  • Een van de onderwerpen die in het WhatsAppgesprek wordt besproken is een verhoor van de verdachte door de politie dat in een andere zaak daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. In berichten op 16 april 2024 typt ‘ [gebruikersnaam] ’: ‘
  • In de berichten van ‘ [gebruikersnaam] ’ komt ook het werk van de verdachte bij de politie en de Koninklijke Marechaussee meerdere keren terug. Ook op dit punt geldt dat die informatie bij [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] mogelijk bekend is. In die zin discrimineren de berichten met deze informatie strikt genomen niet direct tussen de twee scenario’s. Toch is er één bericht van ‘ [gebruikersnaam] ’ van 18 april 2024 dat er uitspringt:
  • Op 22 april 2024 vraagt [medeverdachte 3] ‘ [gebruikersnaam] ’ naar zijn ‘aus’ (Australian trainingsjack) die hij in de auto heeft laten liggen. ‘ [gebruikersnaam] ’ reageert en typt:
-
Andere, meer indirecte, aanwijzingen dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is
Ook zijn er nog indirecte aanwijzingen dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is. Zo is het telefoonnummer van [medeverdachte 3] als WhatsAppcontact in de telefoon van de verdachte aangetroffen, wat erop duidt dat zij geen vreemden van elkaar waren, zoals de verdachte stelt. In de telefoon die bij de tweede aanhouding van de verdachte bij haar in bed is aangetroffen, en waarvan zij erkent dat zij deze op dat moment gebruikte, heeft de prepaid simkaart gezeten die later is overgeplaatst naar de telefoon waarmee het WhatsAppgesprek tussen ‘ [gebruikersnaam] ’ en [medeverdachte 3] is gevoerd. Ten slotte is op de batterij van een tag die onder de auto van [slachtoffer] heeft gezeten het DNA van de verdachte aangetroffen.
Deze aanwijzingen zijn door de verdachte stuk voor stuk ontkracht door daarvoor een verklaring te geven die niet direct is uit te sluiten. Daardoor neemt de bewijskracht van deze aanwijzingen af. Dat neemt niet weg dat deze feiten en omstandigheden ook heel goed (blijven) passen in het scenario dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is.
-
Betwisting van toerekening van inhoud van de berichten van ‘ [gebruikersnaam] ’
De verdachte stelt in het door haar opgestelde verdedigingsdocument dat in het bewuste WhatsAppgesprek het woord ‘waarneer’ wordt gebruikt in plaats van ‘wanneer’ en dat niet zij, maar [medeverdachte 1] dat woord op die manier gebruikt. Zij heeft dit onderbouwd met een chatgesprek waarin [medeverdachte 1] dat woord inderdaad op die manier gebruikt.
Het woord ‘waarneer’ wordt door ‘ [gebruikersnaam] ’ op 21 april 2024 en op 7 mei 2024 gebruikt. Het woord ‘wanneer’ komt in het WhatsAppgesprek echter ook voor, namelijk op 4 april 2024, 18 april 2024 en 20 april 2024. Het gebruik van ‘waarneer’ is dus beperkt en ‘wanneer’ komt vrijwel even vaak terug. De twee keer dat ‘waarneer’ wordt geschreven zijn in lijn met de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij weleens een berichtje voor de verdachte heeft ingetoetst in het WhatsAppgesprek.
Verder stelt de verdachte in het verdedigingsdocument dat zij het woord kids met een kleine letter schrijft, terwijl in het WhatsAppgesprek het woord, ook midden in zinnen, met een hoofdletter wordt geschreven. Deze stelling van de verdachte is een reactie op onderzoek van de politie in het kader van het ontslag van de verdachte (dat geen onderdeel uitmaakt van het dossier). In dat onderzoek schrijft de politie dat de verdachte Kids juist altijd met een hoofdletter schrijft.
Wat er ook zij van deze twee opmerkingen van de verdachte, op grond hiervan kan niets worden gezegd over de te toetsen scenario’s.
2.4.8.
Tussenconclusie II
Het scenario dat het [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zijn geweest die zich in het WhatsAppgesprek als ‘ [gebruikersnaam] ’ hebben uitgegeven voor de verdachte is niet aannemelijk geworden. Dat komt omdat het scenario niet voor de hand ligt, het ingewikkeld is uit te voeren - zeker zonder medewerking van [medeverdachte 3] - en het niet valt te rijmen met de specifieke toon en concrete inhoud van de berichten. De onaannemelijkheid van dit scenario onderschrijft de conclusie dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is, waarbij nog komt dat er ook meerdere, meer indirecte, aanwijzingen zijn dat de verdachte ‘ [gebruikersnaam] ’ is.
2.4.9.
Totaaloordeel betrokkenheid verdachte bij het moordplan
Het is dus de verdachte die het WhatsAppgesprek over het moordplan met [medeverdachte 3] heeft gevoerd. Daarmee is dat gesprek redengevend voor de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan en is het voor de vaststelling van die betrokkenheid een belangrijke pijler. De deelname van de verdachte aan het WhatsAppgesprek is daarnaast de laatste stap voor het aannemen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] over de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan. Een betrouwbaarheid die al deels zelfstandig en deels uit de samenhang tussen die verklaringen volgde. Die verklaringen vormen daarmee de tweede pijler voor het bewijs van de betrokkenheid van de verdachte bij het moordplan.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat er voldoende bewijs is dat de verdachte betrokken is geweest bij het moordplan: samen met anderen heeft zij de moord op [slachtoffer] voorbereid, heeft zij geprobeerd anderen uit te lokken tot die moord en heeft zij daartoe een vuurwapen voorhanden gehad.
2.5.
Bewezenverklaring
De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de in hoofdstuk 3 van dit vonnis opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen [1] en de bovenstaande bewijsmotivering. Bewezen is dat de verdachte:
1.
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord als bedoeld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten
  • een foto van het [slachtoffer] en
  • foto’s van de auto van het [slachtoffer] en
  • een vuurwapen en
  • een tag en
  • een prepaid telefoon (merk: Samsung)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.
2.
in de periode van 1 maart 2024 tot en met 21 mei 2024 te Gorinchem en/of Rotterdam en/of op andere plekken in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen heeft gepoogd om [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] door beloften en door het verschaffen van middelen en inlichtingen te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten, het opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer] , immers heeft verdachte met dat opzet (met) [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]
  • het plan besproken om [slachtoffer] om het leven te brengen en
  • benaderd voor het uitvoeren van dit plan tot het om het leven brengen van die [slachtoffer] en
  • inlichtingen verstrekt over de verblijfplaats van die [slachtoffer] en
  • een bedrag van 4000,00 euro, aangeboden voor het om het leven brengen van die [slachtoffer]
  • een (vuur)wapen aangeboden ten behoeve van de uitvoering van dit levensdelict.
3.
in de periode van 6 april 2024 tot en met 27 juni 2024 te Rotterdam en/of Gorinchem, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR voorhanden heeft gehad.

3.Bewijsmiddelen

1.
Proces-verbaal van politie, verklaring verdachte [2]
Op 29 maart 2024 was ik bij de Korte Brug in Gorinchem. Ik was op 3 april 2024 bij het burgemeester Feitsmapark in [plaats 5] .
2.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 1] [3]
Ik had moordgedachtes over mijn vader. Ik heb verteld dat als ik hem zag, ik hem wilde neersteken. Dit werd twee keer concreet: in februari en maart 2024.
3.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 1] [4]
Het idee dat [slachtoffer] dood moest kwam van mijn moeder. Ik heb de verdachte met de persoon die het ging regelen in Gorinchem horen praten over het moordplan. De verdachte heeft een prepaid telefoon en een tag gekocht. De telefoon lag in het nachtkastje van de verdachte. Zij appte daarmee met de persoon die het ging regelen. [medeverdachte 2] kende [medeverdachte 4] , die niet bang is om te schieten. De verdachte zei, laat [medeverdachte 4] het dan maar doen. [medeverdachte 4] zou 4k kunnen verdienen als hij [slachtoffer] neerschoot. Ik moest contact leggen met [medeverdachte 4] van de verdachte.
4.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 1] [5]
De verdachte was alleen gegaan, het was een parkeerplaats met heel veel auto's, er stapten twee mensen in haar auto en die zeiden dat ze ergens naar een bus ofzo moest gaan, toen kreeg ze van die guy het wapen, toen is ze terug gegaan naar zijn huis en toen is zij naar huis gekomen. Dat heeft zij zelf verteld. Zij sprak de hele tijd af met ‘ [alias] ’. Die man had de verdachte ook toen in Gorinchem ontmoet. Ik was daarbij met [medeverdachte 2] . Hij zou 10k krijgen. Hij moest een tag en een wapen regelen. Wij, [medeverdachte 2] en ik, moesten ook mee om de tag en prepaid telefoon, een Samsung, A nog wat, te kopen bij de Mediamarkt in Alexandrium. Ik heb wel eens een tag onder de auto van [slachtoffer] gehangen. Haar normale telefoon? Een privételefoon en een Samsung Galaxy, met een roze hoesje.
5.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 1] [6]
De verdachte stuurde altijd de berichten via de boeventelefoon. Ik heb één keer een bericht verstuurd. Op 3 april 2024 gingen wij, ik, [medeverdachte 2] en de verdachte, naar het Burgemeester Feitsmapark in [plaats 5] . Toen kwam [medeverdachte 3] . De verdachte gaf geld en een tag aan [medeverdachte 3] .
6.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 2] [7]
[medeverdachte 3] en de verdachte hebben een ontmoeting gehad. Ik was daarbij. [medeverdachte 1] ook. De verdachte wilde dat [medeverdachte 3] een tag en een gun zou regelen. Zij wilde [slachtoffer] laten neerschieten. De verdachte kon de tag volgen via de telefoon die zij samen met de tag had gekocht bij de Mediamarkt. De verdachte zou [medeverdachte 3] 10k betalen. De verdachte kwam met het idee om [medeverdachte 4] te vragen om [slachtoffer] neer te schieten. Zij gebruikte mijn telefoon voor dit contact.
7.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 2] [8]
De verdachte vertelde dat [slachtoffer] omgelegd moest worden. [medeverdachte 3] is via mij in beeld gekomen. [medeverdachte 3] en de verdachte flirtten via de telefoon. Op 3 april 2024 was er een ontmoeting in het burgemeester Feitsmapark in [plaats 5] : de verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en ik waren daarbij aanwezig. Op 21 mei 2024 moesten wij naar de verdachte. Ik heb met haar gezocht naar een gun, maar niet gevonden. Zij heeft de gun in een McDonalds tasje gedaan. Dat tasje heeft ze in de tas van mijn moeder geduwd. Het tasje hebben we zonder er in te kijken afgegeven bij de vriendin van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zou ervoor zorgen dat de gun zou verdwijnen.
8.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 3] [9]
Ik ben door de verdachte tijdens een ontmoeting in Gorinchem gevraagd om [slachtoffer] om te leggen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waren daarbij. De verdachte had ook een tag geregeld. Ik heb haar geadviseerd. Dat je tag kun kopen bij bol.com. Dat met een tag zicht kan worden gekregen op waar hij is. Het contact tussen mij en de verdachte verliep via WhatsApp en ik heb haar ook wel eens gebeld. Er is gesproken over geld. Ik kon 10.000 euro krijgen.
9.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 3] [10]
Ik heb drie ontmoetingen gehad met de verdachte. Zij stond als ‘ [gebruikersnaam] ’ in mijn telefoon. Ik heb op 29 maart 2024 de verdachte ontmoet bij de Korte Brug in Gorinchem. Ik ga er van uit dat zij het is, zij appt, zij komt een paar minuten later. Daar is besproken dat ik het kon regelen. De verdachte had een leidende rol. Ik heb ook met haar afgesproken in het burgemeester Feitsmapark op 3 april 2024. Ik heb geregeld dat de verdachte een vuurwapen kreeg. Wij zijn samen met nog een ander persoon naar [plaats 2] gegaan, daar was het.
10.
Proces-verbaal van politie, verklaring [medeverdachte 3] [11]
Het klopt dat ik via de telefoon van [medeverdachte 2] contact met de verdachte heb gehad.
[afbeelding]
11.
Proces-verbaal van politie, het WhatsAppgesprek [12]
In de telefoon van [medeverdachte 3] is gezocht op “ [naam slachtoffer] ”. Het eerste resultaat was: dat er bij de Instant Messages op 3 april 2024 om 20:41:33 (UTC+O) het volgende bericht werd gestuurd door een contactpersoon [gebruikersnaam] : “ [slachtoffer] ”. Het gesprek vond plaats via WhatsApp van 28 maart 2024 tot en met 13 mei 2024. In totaal zijn 321 berichten gestuurd. Daarnaast werden er 32 bijlagen verzonden. Ik zag dat het gesprek twee deelnemers had namelijk: [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam 2] (owner), hierna [medeverdachte 3] .
Datum
Tijd
Deelnemer
Inhoud
28-3-2024
18:27:12
‘ [gebruikersnaam] ’
Hierbij mijn nr. Je kent de situatie en hebt een mannetje die het probleem kan oplossen
29-3-2024
07:58:41
‘ [gebruikersnaam] ’
Vandaag doen. 12.00 uur?
29-3-2024
08:12:38
[medeverdachte 3]
Afbeelding van een locatie met de tekst ja kom twaalf uur maar hierheen.
Dit betrof de Korte Brug in Gorinchem.
29-3-2024
12:02:15
‘ [gebruikersnaam] ’
Ben er
3-4-2024
11:57:57
[medeverdachte 3]
zou er een mogelijkheid voor jou zijn om die tag vandaag bij mij in [plaats 5] te brengen jongedame?
3-4-2024
12:00:07
‘ [gebruikersnaam] ’
Ja hoor ga ik regelen. Waar en hoelaat?
3-4-2024
12:01:24
[medeverdachte 3]
zeg tussen zes en zeven als het uitkomt burgemeester feitsmapark
3-4-2024
17:37:12
‘ [gebruikersnaam] ’
ik ben er al
3-4-2024
20:10:29
[medeverdachte 3]
tijden waar en hoe laat hij op de voetbal is
hoe laat op gesprek morgen
adres van gesprek nog foto of meerdere van zijn auto als het kan?
3-4-2024
21:38:51
‘ [gebruikersnaam] ’
Gesprek morgen van 15.30 tot 16.30 uur. [adres 2] .
Voetbal a.s zaterdag middag. Om 10.30 uur eerste wedstrijd fluiten. Tweede wedstrijd om 13.30 uur fluiten. Zijn 80 min wedstrijden + rust.
Zoon moet om 11.45 een wedstrijd spelen. [voetbalvereniging] .
3-4-2024
..
‘ [gebruikersnaam] ’
Afbeelding *
3-4-2024
22:39:35
‘ [gebruikersnaam] ’
Afbeelding Recente Facebook / WhatsApp foto *
3-4-2024
22:41:06
[medeverdachte 3]
naam op facebook?
3-4-2024
22:41:33
‘ [gebruikersnaam] ’
[naam slachtoffer]
4-4-2024
11:19:23
‘ [gebruikersnaam] ’
Zijn contract word niet verlengd en start 1 mei ergens anders. Dan is die auto weg
4-4-2024
11:20:05
[medeverdachte 3]
gelukkig maakt ie dat niet meer mee
5-4-2024
18:06:21
[medeverdachte 3]
als het mogelijk is kan je me dan bellen met [medeverdachte 2] haar tel ik vanaf 7 bereikbaar
5-4-2024
18:08:28
‘ [gebruikersnaam] ’
Ja is goed
6-4-2024
17:13:45
[medeverdachte 3]
ik over uurtje klaar dan ga ik richting gorinchem even snel wat eten zou je daarna eventueel tijd hebben om alvast dat ding op te halen de jongens hebben hem klaar liggen
6-4-2024
17:15:47
‘ [gebruikersnaam] ’
Ja dat kan hoelaat en waar?
6-4-2024
17:17:11
[medeverdachte 3]
ik bel je rond uur of 7 dan rij ik met jou even me maat ophalen en halen we dat ding op is in rotterdam als ik goed begreep
6-4-2024
17:18:40
‘ [gebruikersnaam] ’
Dat is goed hoor
6-4-2024
17:19:33
‘ [gebruikersnaam] ’
Hoeveel ?
6-4-2024
17:28:46
[medeverdachte 3]
twee kop hij is namelijk schoon en ongebruikt zeer belangrijk zeker als ik het zelf ga doen
6-4-2024
19:23:19
[medeverdachte 3]
waar sta je dan
6-4-2024
19:24:02
‘ [gebruikersnaam] ’
Hoekje hoge torenstraat, ik rij wel ff terug
8-4-2024
09:26:00
[medeverdachte 3]
hoe heet dat bedrijf waar hij binnenkort ga beginnen in [plaats 4] ?
8-4-2024
16:30:51
‘ [gebruikersnaam] ’
[naam bedrijf]
[adres 3] [plaats 4]
8-4-2024
18:21:19
‘ [gebruikersnaam] ’
Tag is ook gefixt
12-4-2024
07:12:49
[gebruikersnaam]
Hey kan ik dat ding bij jou ophalen? 1.5 week loopt contact verbod af. Tijd dringt
14-4-2024
10:38:11
‘ [gebruikersnaam] ’
Kan ik vandaag of morgen dat ding ophalen?
15-4-2024
11:00:40
[medeverdachte 3]
ik ben vandaag uiterlijk zeven uur [adres 4] in [plaats 5] laat maar weten als je er ben dan kom ik beneden toe
15-4-2024
19:02:51
‘ [gebruikersnaam] ’
Ben er
16-4-2024
21:06:42
[gebruikersnaam]
Ik ben vandaag van 13.00 tot 17.30 u verhoord als verdachte, pfff was echt zwaar klote. Maar wat een hoop bla bla weer. Hij heeft niks geen bewijs alleen maar mij zwart lopen maken
16-4-2024
21:07:10
‘ [gebruikersnaam] ’
Wij gaan proberen om te tag donderdag te plaatsen en dan kijken waar die uithangt
16-4-2024
21:15:45
‘ [gebruikersnaam] ’
Ja is de omgekeerde wereld hé. Hij speelt nu het slachtoffer. Advocaat vond het ook belachelijk dat het zo hoog word opgepakt en ik daar als verdachte zat. En ik blijf vechten voor mij en de Kids. Als die tag er donderdag onder zit dat weten we misschien meer van waar die verblijft. En als die een nieuwe auto heeft dan komt daar ook weer een tag onder. Voorlopig zijn de bezoeken op donderdag middag nog bij het wijkteam.
16-4-2024
21:57:21
‘ [gebruikersnaam] ’
Maar goed nu word het dus weer afwachten wat het OM hiervan gaat vinden. Ben voorlopig nog niet van de stress en onzekerheid af. Hoever iemand kan gaan om je zoveel pijn te doen en kapot te maken.
18-4-2024
22:44:33
[medeverdachte 3]
en 1 ding mocht alles opgelost zijn ga je weg bij de politie en bij de marachouse ofzo je kan beter als dit
18-4-2024
22:44:59
‘ [gebruikersnaam] ’
Ik heb voor de politie bij de marechaussee gezeten
18-4-2024
22:46:22
‘ [gebruikersnaam] ’
Weet je het werk is gewoon echt leuk, de organisatie is kut
18-4-2024
22:54:59
‘ [gebruikersnaam] ’
Dat is goed om te horen. Maar proberen dat ik zelf bij de Kids kan blijven. Enige bewijs is app en tel. Dat moet worden gewist en vernietigd
18-4-2024
23:03:59
[medeverdachte 3]
das niet eens nodig onder de flat in de ochtend opwachting en pop ik hem
18-4-2024
23:17:45
‘ [gebruikersnaam] ’
Ik werk op [plaats 3]
18-4-2024
23:24:02
‘ [gebruikersnaam] ’
Dus ook een agente in nood mag je niet helpen?
22-4-2024
21:35:20
[medeverdachte 3]
das mooi haha maar me groene aus lig nog in je rolschaats
22-4-2024
21:39:48
‘ [gebruikersnaam] ’
Nostalgie zo'n aus
Voor mij jeugdsentiment
22-4-2024
21:45:46
‘ [gebruikersnaam] ’
Ik droeg ze vroeger ook hoor, en wilde mijn haren scheren en staartje bovenop. Nou mijn
moeder werd echt lijp dus dat maar niet gedaan
23-4-2024
17:16:23
‘ [gebruikersnaam] ’
De omgang voor a.s donderdag is van 16.00 tot 17.00 uur misschien dat dan het moment is om actie te doen. Meestal gaat die 10 a 15 min later naar buiten. Dan is 't ook rond etenstijd dus rustiger op straat
23-4-2024
21:56:01
‘ [gebruikersnaam] ’
Hij is net gaan rijden we gssn nu achter hem aan richting schoonhoven vandaag gaat niet meer lukken morgen breng ik die tel wel
23-4-2024
23:27:56
[medeverdachte 3]
okidoki maar mocht dit achter de rug zijn neem ik aan dat jij me wel aanhoudt en avondje uitgebreid verhoord toch
23-4-2024
23:59:42
‘ [gebruikersnaam] ’
Oh ja hoor ik wil je wel onderwerpen aan een kruisverhoor ♀
24-4-2024
00:00:44
‘ [gebruikersnaam] ’
Auto niet aangetroffen helaas. Morgenochtend haal ik voor de zekerheid een nieuwe tag. Donderdag gaat die eronder en zorg ik dat jij deze tel zo snel mogelijk in je bezit krijgt.
24-4-2024
00:05:08
[medeverdachte 3]
komt goed en het is voor het eerst dat ik dit ooit zeg maar ik kan niet wachten tot ik verhoord word ik meld me vrijwillig
24-4-2024
00:05:56
‘ [gebruikersnaam] ’
Wahaha heeft deze agent zo'n indruk op je gemaakt
24-4-2024
00:06:47
[medeverdachte 3]
jazeker een echte strijdster
24-4-2024
00:08:04
‘ [gebruikersnaam] ’
Ja ik vecht wel om mijn Kids te beschermen. Maar ik denk dat iedere moeder dat wel doet
12.
Eigen waarneming van de rechtbank [13]
* De rechtbank neemt waar dat op de foto’s die op 3 april 2024 door ‘ [gebruikersnaam] ’ aan [medeverdachte 3] zijn gestuurd, het [slachtoffer] en zijn auto te zien zijn.
13.
Proces-verbaal van politie [14]
In de slaapkamer van de woning aan [adres 4] in [plaats 5] is een vuurwapen aangetroffen ( [proces-verbaalnummer 1] ).
14.
Proces-verbaal van politie [15]
De slaapkamer van de woning aan [adres 4] was volgens de [getuige] (de bewoner van de woning) sinds enkele maanden in gebruik bij [medeverdachte 3] . In de kamer werden diverse goederen aangetroffen op naam van [medeverdachte 3] .
15.
Proces-verbaal van de politie, vuurwapen [16]
Vuurwapen [proces-verbaalnummer 1] , is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een omgebouwde revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .22LR.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
1. medeplegen van voorbereiding van moord
2. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
3. medeplegen van poging tot uitlokking van moord.
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 10 jaar.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Ernst en gevolgen van de feiten
De verdachte heeft samen met anderen de moord op haar ex-partner, tevens de vader van haar kinderen en de (schoon)vader van twee medeverdachten voorbereid en gepoogd om anderen uit te lokken om de moord te plegen. Het motief voor dit moordplan lag in problemen in de familiaire sfeer, die het slachtoffer kwalijk werden genomen door de verdachte, haar zoon en ‘schoondochter’. De voorbereidingen voor de moord waren al ver gevorderd. De routine van het slachtoffer was, via de daarvoor aangeschafte en geplaatste tags, inzichtelijk gemaakt. Er was een prepaid telefoon waarmee werd geappt over de voorbereidingen voor het moordplan. Zo werden er onder meer foto’s van het slachtoffer en zijn auto gedeeld. Het vuurwapen was ook al geregeld. De schutter was benaderd en een contant geldbedrag lag klaar voor de schutter. De verdachte heeft een initiërende, coördinerende en uitvoerende rol gehad in het moordplan.
De rechtbank rekent het de verdachte bijzonder zwaar aan dat zij voorbereidingen heeft getroffen om het slachtoffer te vermoorden, anderen heeft geprobeerd hiertoe uit te lokken en hiervoor een wapen te regelen. Moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die onze strafwetgeving kent. De verdachte heeft met haar handelen de maatschappij en de rechtsorde op ernstige wijze geschokt. Het is in dit geval weliswaar niet zo ver gekomen dat het slachtoffer daadwerkelijk gedood is, maar alsnog zijn de gevolgen voor hem zeer ingrijpend. Hij zal moeten leven met de wetenschap dat zijn ex-vrouw, samen met zijn zoon en ‘schoondochter’, van plan waren hem te laten vermoorden en dat zij daarvoor ook concrete voorbereidingen hebben verricht. De grote impact die dit heeft op het slachtoffer bleek uit de indringende slachtofferverklaring die hij op de zitting heeft voorgelezen.
5.3.2.
Persoon en persoonlijke omstandigheden
-
Strafblad
De verdachte heeft geen relevant strafblad. Dat betekent dat het strafblad niet strafverzwarend meeweegt.
-
Rapport psycholoog
De verdachte is psychologisch onderzocht, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport dat op 9 april 2025 is opgemaakt. Bij de verdachte zijn geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een psychische stoornis of verstandelijke handicap. Daarom wordt geadviseerd de feiten volledig aan de verdachte toe te rekenen. Gelet op de afwezigheid van een psychische stoornis is er geen gedragskundige risicoanalyse gemaakt. Er zijn geen gronden om een advies voor begeleiding en/of behandeling uit te brengen.
-
Toerekenbaarheid
De rechtbank is het eens met de conclusie van de psycholoog. Bij de verdachte is geen psychische stoornis of verstandelijke handicap geconstateerd, zodat de feiten volledig aan haar kunnen worden toegerekend.
-
Overige persoonlijke omstandigheden
De verdachte is samen met haar oudste dochter verhuisd naar de andere kant van het land. Zij heeft daar een nieuwe baan gevonden.
5.3.3.
Op te leggen straf
De rol die de verdachte heeft gehad bij de bewezenverklaarde feiten en de bijzondere ernst daarvan rechtvaardigen zonder meer oplegging van een lange gevangenisstraf.
Bij het bepalen van de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank hanteert bij de strafoplegging als uitgangspunt een gevangenisstraf van vijf jaren voor de feiten 1 en 3. Daar komt feit 2 nog bij, waarbij de rechtbank er wel rekening mee houdt dat dit feit in het verlengde van feit 1 ligt en deze feiten deels overlappen. De rechtbank ziet, gelet op de volledige toerekenbaarheid van de verdachte, geen aanleiding om het uitgangspunt te matigen.
Verder weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat zij tijdens het proces op geen enkel moment heeft laten merken dat zij enig besef van schuld heeft. Integendeel. Zij heeft geprobeerd haar straatje schoon te vegen door de schuld volledig bij anderen, waaronder haar eigen kind, te leggen. Anderzijds is de rechtbank ook niet blind voor de omstandigheid dat de verdachte de feiten niet alleen heeft gepleegd. De aan de verdachte op te leggen straf moet in verhouding staan tot de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd.
In een zaak als deze is vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en met haar handelen teweeg heeft gebracht het belangrijkste doel voor de rechtbank bij de strafoplegging. De rechtbank heeft met de oplegging van de straf ook voor ogen dat anderen ervan worden weerhouden om dit soort misdrijven te plegen. De rechtbank ziet, mede gelet op de door de verdachte gekozen processtrategie, weinig ruimte voor het op de voorgrond stellen van één van de andere strafdoelen. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zeven jaren passend en geboden.

6.Vordering van de benadeelde partij

6.1.
Vordering [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 4.382,36 aan materiële schade, € 5.000,- aan toekomstige schade en € 40.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft zich uitgelaten over de vordering. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de vordering.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
6.3.1.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft rechtstreeks materiële schade geleden als gevolg van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten. De gevorderde materiële schade is voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. De vordering wordt daarom op dit punt toegewezen. Dit betekent dat de verdachte € 4.382,36 als vergoeding van materiële schade aan de benadeelde partij moet betalen.
6.3.2.
Toekomstige schade
De benadeelde heeft een bedrag van € 5.000,- gevorderd in verband met toekomstige kosten. De benadeelde zal, nu op dit moment niet is vast te stellen dat sprake is van schade, niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van zijn vordering. Dit deel van de vordering kan daarom bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
6.3.3.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft als gevolg van de door de verdachte gepleegde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade geleden. Bij de benadeelde partij is namelijk sprake van forse PTSS klachten.
De immateriële schade wordt begroot op € 15.000,-. Hierbij is enerzijds rekening gehouden met het feit dat de klachten de afgelopen periode zijn toegenomen en dat de benadeelde partij hierdoor is uitgevallen op zijn werk. Anderzijds is rekening gehouden met het feit dat de psychotherapeutische behandeling voortgezet wordt en dat de prognose van de arbo-arts is dat de benadeelde partij hierdoor binnen enkele maanden weer volledig aan het werk kan. Verder is bij de begroting rekening gehouden met bedragen die door rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
De verdachte moet een bedrag van € 15.000,- als vergoeding van immateriële schade aan de benadeelde partij betalen. De benadeelde partij is in het resterende deel van de vordering van de immateriële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan daarom bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
6.3.4.
Hoofdelijke veroordeling
De verdachte heeft de strafbare feiten waarvoor de schadevergoeding wordt toegekend samen met een mededader gepleegd. Zij zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk voor deze schadevergoeding. Als de mededader de schadevergoeding (voor een deel) heeft betaald, hoeft de verdachte (dat deel) niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
6.3.5.
Wettelijke rente, proceskosten en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft gevorderd de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank wijst de wettelijke rente toe vanaf 21 mei 2024.
Omdat de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel wordt toegewezen, veroordeelt de rechtbank de verdachte in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en die hij bij de tenuitvoerlegging nog zal maken. Deze kosten worden tot vandaag begroot op € 0.
De rechtbank legt de schadevergoedingsmaatregel op. Dit betekent dat de verdachte de schadevergoeding aan de staat moet betalen en de staat het bedrag uitkeert aan de benadeelde partij.

7.Voorlopige hechtenis

De rechtbank stelt vast dat de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
31 januari 2025 is geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De officier van justitie heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen bij einduitspraak. De verdediging heeft gevraagd om de verdachte opnieuw te schorsen bij einduitspraak.
De rechtbank stelt vast dat de schorsing van de voorlopige hechtenis in beginsel ten einde komt na het wijzen van deze uitspraak. Opheffing van deze schorsing, zoals door de officier van justitie is gevraagd, is daarom niet aan de orde. De rechtbank moet echter op grond van de actuele situatie beoordelen of dit aflopen van de schorsing van de voorlopige hechtenis nog steeds noodzakelijk is, of dat hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. Daarbij moet een belangenafweging worden gemaakt tussen de belangen van strafvordering en de belangen van de verdachte. [17]
Enerzijds komt met dit veroordelend vonnis een groter gewicht toe aan de gronden die aan het bevel voorlopige hechtenis ten grondslag liggen. Dat geldt in het bijzonder voor de grond van de geschokte rechtsorde, die zich in beginsel moeilijk verhoudt tot een schorsing van de voorlopige hechtenis. Al in een eerder stadium is deze grond echter door de rechtbank enigszins gerelativeerd, nu het niet om een voltooid delict gaat. Daar komt bij dat de verdachte inmiddels al geruime tijd is geschorst in verband met haar persoonlijke omstandigheden. Tijdens de schorsing heeft de verdachte zich goed aan de schorsingsvoorwaarden (toezicht en meewerken aan de totstandkoming van een psychologisch rapport) gehouden. Hierdoor wordt beperking van het recidivegevaar, die ook ten grondslag ligt aan de voorlopige hechtenis, gerealiseerd. Daarnaast heeft de verdachte inmiddels haar leven, zo goed als dat mogelijk was, weer opnieuw opgebouwd. Zij is verhuisd naar de andere kant van het land, heeft daar een huis gekocht waar zij met haar oudste dochter woont en heeft een nieuwe baan gevonden.
Met in het achterhoofd het uitgangspunt dat de voorlopige hechtenis als ingrijpend dwangmiddel terughoudend moet worden toegepast, ziet de rechtbank gelet op het voorgaande aanleiding om het verzoek tot hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen Deze beslissing is opgenomen in een afzonderlijk bevel schorsing voorlopige hechtenis.

8.Wettelijke voorschriften

De oplegging van deze straf en de maatregel is gebaseerd op de artikelen 36f, 46, 46a, 47, 55 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1, 2 en 3, zoals in hoofdstuk 2 is omschreven, heeft begaan;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Vordering benadeelde partij
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met haar mededader, aan de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 19.382,36, bestaande uit € 4.382,36 als vergoeding van materiële schade en € 15.000,- als vergoeding van immateriële schade, en de wettelijke rente hierover vanaf 21 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte proceskosten, tot op vandaag begroot op € 0 en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit vonnis;
legt aan de verdachte voor
de maatregel tot schadevergoedingop, wat inhoudt dat de verdachte de verplichting heeft om ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] aan de Staat
€ 19.382,36, te betalen, en de wettelijke rente vanaf 21 mei 2024 tot aan de dag van de gehele betaling. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
131 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij of haar mededader de schade aan de benadeelde partij of aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
E. IJspeerd en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Soeteman, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 17 oktober 2025.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het einddossier met nummer [dossiernummer 1] .
2.Verklaard tijdens de zitting van 16 september 2025.
3.P. 26 – 36 van [dossiernummer 2] .
4.P. 61 – 69 van [dossiernummer 3] .
5.P. 187 – 210 van [dossiernummer 4] .
6.P. 402 – 425 van [dossiernummer 5] .
7.p. 275 - 283 van [dossiernummer 6] .
8.p. 430 - 444 van [dossiernummer 7] .
9.P. 223 – 234 van [dossiernummer 8] .
10.P. 300 – 316 van [dossiernummer 9] .
11.P. 318 – 351 van [dossiernummer 10] .
12.P. 244 – 266 van [dossiernummer 11] en het daaronder liggende extractierapport van al de WhatsAppberichten.
13.Waargenomen op de zitting van 16 september 2025.
14.[proces-verbaalnummer 2] , p. 1110.
15.[dossiernummer 12] , p.426.
16.P. 781 – 783 van [proces-verbaalnummer 3] .
17.Hoge Raad, 24 juni 2025: ECLI:NL:HR:2025:987 [