ECLI:NL:RBROT:2025:12000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
11706011 CV EXPL 25-11917
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling huurachterstand met hoofdelijkheid van medehuurders

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een vordering tot betaling van huurachterstand. De eiseres, die de verhuurder is, heeft gesteld dat de gedaagden, die gezamenlijk als medehuurders van de woning zijn aangemerkt, een huurachterstand van € 6.000,- hebben laten ontstaan. De huur was vastgesteld op € 1.500,- per maand en de gedaagden huurden de woning van 22 december 2022 tot medio november 2024. De gedaagde sub 2 heeft verklaard dat hij nooit in de woning heeft gewoond en enkel de huurovereenkomst heeft ondertekend om gedaagde sub 1 te helpen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat, ongeacht het feit dat gedaagde sub 2 niet in de woning heeft gewoond, hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de huurachterstand omdat hij medehuurder is geworden door de ondertekening van de huurovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente, incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11706011 CV EXPL 25-11917
datum uitspraak: 5 september 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. M.P.A. Knol en D.J. Vermeulen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

woonplaats: zonder bekende woonplaats in of buiten Nederland,
gedaagde sub 1,
die niet is verschenen.

2.[gedaagde sub 2] ,

woonplaats: [plaats 2] , [gemeente] ,
gedaagde sub 2,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde sub 1] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde sub 2] ’ genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk als ‘ [gedaagde c.s.] ’ worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 maart 2025, met bijlagen;
  • de aantekeningen van de griffier van het mondelinge antwoord van [gedaagde sub 2] ;
  • de repliek;
1.2.
[gedaagde c.s.] hebben niet meer gereageerd op de repliek van [eiseres] , ondanks dat ze daarvoor wel de gelegenheid hebben gehad.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[gedaagde c.s.] huurden vanaf 22 december 2022 tot medio november 2024 de woning aan [adres] te [plaats 3] van [eiseres] . De huur bedroeg € 1.500,- per maand. Volgens [eiseres] hebben [gedaagde c.s.] een huurachterstand laten ontstaan van € 6.000,-. [eiseres] eist in deze procedure dat [gedaagde c.s.] die achterstand betalen, samen met de wettelijke rente en een vergoeding voor de buitengerechtelijke incassokosten.
2.2.
[gedaagde sub 2] heeft aangegeven dat de vordering klopt. Hij heeft uitgelegd dat hij ongeveer drie jaar geleden de woning samen met [gedaagde sub 1] heeft gehuurd. De huurovereenkomst is toen automatisch verlengd, daar was hij niet van op de hoogte. Hij geeft aan nooit in de woning te hebben gewoond, aangezien hij een eigen woning heeft in [plaats 4] sinds 2005. Hij heeft [gedaagde sub 1] enkel geholpen met het vinden van een huurwoning door de huurovereenkomst te ondertekenen samen met haar.
2.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] toe. Hierna zal worden uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit besluit is gekomen.
Vonnis op tegenspraak
2.4.
Omdat [gedaagde sub 1] niet in het geding is verschenen, heeft de kantonrechter verstek tegen haar verleend. Omdat [gedaagde sub 2] wel is verschenen, wordt op grond van artikel 140 lid 3 Rv één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak geldt.
[gedaagde sub 2] is als medehuurder aansprakelijk voor de huurachterstand
2.5.
[gedaagde sub 2] heeft in zijn antwoord verklaard dat hij nooit in de woning heeft gewoond. Hij stelt dat hij enkel [gedaagde sub 1] heeft willen helpen door samen met haar de huurovereenkomst te ondertekenen, omdat zij zelf moeilijk een woning kon krijgen. Volgens [gedaagde sub 2] is hij in de maanden waarop de huurachterstand betrekking heeft ook niet in de woning geweest. Daarnaast geeft hij dat hij nooit de huur heeft betaald; dit werd steeds door [gedaagde sub 1] gedaan.
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 2] , ongeacht of hij zelf in de woning heeft gewoond, hoofdelijk aansprakelijk is voor de ontstane huurachterstand. [gedaagde sub 2] heeft zijn positie van contractueel medehuurder verkregen door samen met [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst van 22 december 2022 te tekenen. De aan het huurderschap verbonden rechtsgevolgen eindigen niet bij het opgeven van het hoofdverblijf, maar door beëindiging van de huur. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 2] de huurovereenkomst heeft opgezegd. De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat [gedaagde sub 2] samen met [gedaagde sub 1] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst met [eiseres] .
[gedaagde c.s.] worden veroordeeld tot hoofdelijke betaling van € 6.000,-
2.7.
Zowel het bestaan als de hoogte van de huurachterstand zijn door [gedaagde c.s.] niet betwist. [gedaagde c.s.] worden daarom veroordeeld om de openstaande huurachterstand van € 6.000,- te betalen aan [eiseres] .
[gedaagde c.s.] moeten incassokosten van € 695,75 betalen
2.8.
De incassokosten van € 695,75 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde c.s.] moeten rente betalen
2.9.
De rente wordt toegewezen, omdat [eiseres] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde c.s.] dat niet hebben betwist. De rente bedraagt, zoals onbetwist door [eiseres] is gesteld, berekend tot 4 maart 2025 € 179,33.
[gedaagde c.s.] moeten de proceskosten betalen
2.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde c.s.] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgen (artikel 237 Rv). Zij zijn daarvoor hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:7 BW). [1] De kantonrechter begroot de kosten die aan [eiseres] betaald moeten worden op € 288,94 aan dagvaardingskosten, € 257,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal
€ 1.358,94. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
2.11.
Voor € 1.070,- van dit bedrag zijn [gedaagde c.s.] hoofdelijk aansprakelijk. Omdat [gedaagde c.s.] ieder hun eigen dagvaarding hebben ontvangen, zullen de dagvaardingskosten in tweeën worden gesplitst. [gedaagde c.s.] worden ieder veroordeeld in de kosten van hun eigen dagvaarding ter hoogte van € 144,47.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en [gedaagde c.s.] daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk om aan [eiseres] te betalen € 6.875,08 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 6.000,- vanaf 4 maart 2025 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiseres] te betalen € 144,47 aan dagvaardingskosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan [eiseres] te betalen € 144,47 aan dagvaardingskosten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk in de resterende proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.070,-;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
64362

Voetnoten

1.Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942