ECLI:NL:RBROT:2025:11928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/7402
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Varia, woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan over het besluit van de burgemeester van Lansingerland om de woning van eiseres te sluiten voor de duur van zes maanden wegens overtredingen van de Opiumwet. Eiseres, die met haar drie minderjarige kinderen in de woning woont, was het niet eens met de sluiting en heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de grote hoeveelheid hard- en softdrugs die in de woning en de bijbehorende schuur zijn aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was om de woning uit het drugscircuit te onttrekken en dat de burgemeester de belangen van de minderjarige kinderen voldoende had meegewogen in zijn besluit. Eiseres voerde aan dat de sluiting onevenredig was, maar de rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet met een minder ingrijpende maatregel had hoeven volstaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de sluiting van de woning voor zes maanden rechtmatig was.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7402

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit Bergschenhoek, eiseres

(gemachtigde: mr. N. Claassen),
en

de burgemeester van de gemeente Lansingerland, de burgemeester

(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van eiseres gelegen aan de [adres] (de woning) te sluiten voor de duur van zes maanden wegens een overtreding van de Opiumwet. In bezwaar heeft de burgemeester dit besluit in stand gelaten. Eiseres is het er niet mee eens dat de burgemeester het besluit tot woningsluiting in stand heeft gelaten. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit op bezwaar.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester de woning heeft mogen sluiten
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.
2.1.
Met het sluitingsbesluit van 14 december 2023 heeft de burgemeester de woning van eiseres voor de duur van zes maanden gesloten. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
Met de uitspraak van 3 januari 2024 (ROT 23/8306) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Eiseres heeft na deze uitspraak opnieuw een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek met de uitspraak van 15 maart 2024 (ROT 24/1873) afgewezen.
2.3.
Met het besluit op bezwaar van 1 juli 2024 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester de sluiting gehandhaafd. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de burgemeester.
2.5.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 15 juli 2025 geschorst om eiseres de gelegenheid te geven stukken in te dienen die door eiseres al eerder (zouden) zijn toegestuurd, maar niet zijn ontvangen of niet leesbaar waren. Eiseres heeft op 15 augustus 2025 stukken ingediend. Eén stuk bleek nog altijd niet leesbaar te zijn. De rechtbank heeft eiseres op 21 augustus 2025 in de gelegenheid gesteld om dit stuk alsnog in een leesbare versie bij de rechtbank in te dienen. Eiseres heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Partijen hebben aangegeven geen nadere zitting te wensen, waarop de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3.
3.1.
Eiseres is huurder en hoofdbewoner van de woning. Zij woont hier met haar drie minderjarige kinderen. De woning is eigendom van de woningstichting 3B-Wonen (de verhuurder).
3.2.
Uit een bestuurlijke rapportage van 6 november 2023 blijkt het volgende. Op donderdag 26 oktober 2023 werd een verdachte aangehouden voor het bezit van harddrugs, terwijl hij in een personenauto reed. De auto stond op naam van een horecabedrijf van eiseres. Over dit horecabedrijf was in juli 2022 een melding binnen gekomen via Meld Misdaad Anoniem (MMA). Deze melding had betrekking op het dealen van drugs. Hierop heeft met toestemming van de rechter-commissaris in de nacht van vrijdag 27 oktober 2023 een doorzoeking plaatsgevonden van de woning.
3.3.
Bij de doorzoeking zijn blijkens de bestuurlijke rapportage in de woning en de bijbehorende schuur de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen:
Woning
In de gang van de woning werd er in de zak van een jas aan de kapstok 1.600 euro aan contanten aangetroffen.
In de keuken van de woning werden de volgende goederen aangetroffen:
- Bescheiden van de aankoop van een Rolex horloge. Eiseres had het Rolex horloge om haar pols.
- In het middelste keukenkastje: een zakje met witkleurig poeder met een nettogewicht van 128,4 gram, positief getest op amfetamine. En een zakje met wit poeder met een nettogewicht van 53,6 gram, positief getest op cafeïne (een voedingsmiddel dat tevens kan worden gebruikt als versnijdingsmiddel).
In de slaapkamer van eiseres, op de eerste verdieping van de woning, zijn in
het dressoir de volgende goederen aangetroffen:
- 4.700 euro contant geld en buitenlandse valuta, te weten: 9.700 Zwitserse Franken (met een waarde van 10.053 euro), 8.000 Deense Kronen (met een waarde van 1.072,52 euro) en 11.180 Servische Dinar (met een waarde van 95,41 euro).
- 1 blok crèmekleurig, samengeperst materiaal met een nettogewicht van 979,9 gram, positief getest op cocaïne.
Op de tweede verdieping van de woning werden op de voorzolder briefjes van aankopen van kweekgoederen gevonden in een schoenendoos.
Schuur
- In de koelkast werd een witkleurige pasta-achtige substantie aangetroffen met een nettogewicht van 373 gram, positief getest op amfetamine.
- Een plastic zak met daarin één plastic zak met witkleurig poeder en twee vacuüm verpakte plastic zakjes met witkleurig poeder/brokken. Alles met een nettogewicht van 98,9 gram en positief getest op amfetamine.
- Een dubbele plastic zak met daarin witkleurig poeder/brokken met een nettogewicht van 148,5 gram, positief getest op cocaïne.
- Een plastic zak met daarin witkleurig poeder/brokken met een nettogewicht van 8,2 gram, positief getest op amfetamine.
- Een zwarte vuilniszak met daarin een emmer gevuld met witkleurig kristalvormig materiaal. Het materiaal had een nettogewicht van 1.350 gram en wordt nader onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
- Een zwarte vuilniszak met daarin een emmer gevuld met witkleurig materiaal. Het materiaal had een nettogewicht van 22,2 gram, positief getest op amfetamine.
- Een plastic zakje met bruinkleurig poeder/brokken met een nettogewicht van 952 gram, positief getest op paracetamol (een geneesmiddel dat tevens kan worden gebruikt als versnijdingsmiddel).
- Vier zilveren sealbags gevuld met henneptoppen met een nettogewicht van 4.133,8 gram. Bij het opensnijden van de sealbags herkenden de politieambtenaren door de geur en de groene kleur de inhoud van de sealbags als henneptoppen.
3.4.
De verdovende middelen zijn getest door de Forensische Opsporing van de Politie Eenheid Rotterdam. De testresultaten zijn neergelegd in het Proces-verbaal van ‘onderzoek verdovende middelen’. In het kader van het strafrechtelijk onderzoek zijn de verdovende middelen ook getest door het NFI. Daarbij is vastgesteld dat het (inderdaad) gaat om amfetamine en cocaïne.
3.5.
Op 23 november 2023 heeft de burgemeester aan eiseres en de verhuurder het voornemen kenbaar gemaakt om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van zes maanden te sluiten. Eiseres heeft hierop haar zienswijze gegeven. Op 14 december 2023 heeft de burgemeester het sluitingsbesluit genomen.
3.6.
De woning is feitelijk gesloten geweest van 9 januari 2024 tot 9 juli 2024.
3.7. De burgemeester heeft de sluiting in het bestreden besluit gehandhaafd. De burgemeester heeft daarbij de motivering zoals vermeld in het primaire besluit aangevuld met een nadere motivering over de evenwichtigheid van de sluiting gelet op de belangen van de minderjarige kinderen.
Wat vindt eiseres?
4. Eiseres voert aan dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten. Volgens eiseres was er geen sprake van een verboden situatie aangezien niet is aangetoond dat de drugs in de woning aanwezig waren met het oogmerk om deze te verhandelen. Er is niet gebleken van handel of overlast. Een deel van de aangetroffen contante geldbedragen is van eiseres en is afkomstig van haar ondernemingen en van leningen. Haar is geen handel in verdovende middelen ten laste gelegd en zij is door de strafrechter vrijgesproken van het voorhanden hebben van verdovende middelen. Eiseres vindt het onbegrijpelijk dat in het bestuursrecht handel wordt aangenomen wanneer meer dan de “handelshoeveelheid” drugs wordt aangetroffen. Dit is een maatstaf die afkomstig is van het Openbaar Ministerie, maar die kan in het strafrecht nooit tot een bewezenverklaring leiden. Eiseres voert aan dat de woningsluiting in dit geval geen geschikte maatregel is. Zij is van mening dat een last onder dwangsom of een waarschuwing gezien de omstandigheden veel geschikter zijn. De burgemeester heeft erg lang gewacht na het aantreffen van de drugs met het besluit om de woning te gaan sluiten. Eiseres voert aan dat haar ex-vriend de drugs vermoedelijk heeft opgeslagen en dat zij daar geen wetenschap van had en ook geen toestemming voor heeft gegeven. Zij had destijds veel aan haar hoofd en had een burn-out. De drugs waren niet waarneembaar maar verstopt in de woning dan wel opgeslagen in de afgesloten schuur bij de woning. Ten aanzien van de signaalwerking merkt eiseres op dat haar ex-vriend is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden en dat daar al een enorme signaalwerking van uitgaat. Ook tracht eiseres een locatieverbod opgelegd te krijgen aan haar ex-vriend. Eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat de coffeeshop waarmee zij stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) inmiddels is uitgeschreven uit het handelsregister. De coffeeshop kan daardoor niet meewegen bij de beoordeling van de noodzaak. Zij heeft zich ooit georiënteerd op het openen van een coffeeshop waardoor op haar adres een coffeeshop te vinden was in het handelsregister. De verhuurder heeft aanvankelijk kenbaar gemaakt de huurovereenkomst te willen beëindigen en haar uiteindelijk een laatste kans huurovereenkomst aangeboden. Verder is het besluit onevenredig omdat de gevolgen voor haar minderjarige kinderen niet worden meegewogen. Ook heeft eiseres veel moeite gehad om een vervangende woonruimte te vinden. Zij heeft veel instanties en personen benaderd om opvang te verkrijgen, maar niemand heeft haar kunnen of willen helpen. Van de burgemeester mocht worden verwacht dat hij voor tijdelijke opvang zou zorgen, zoals bijvoorbeeld de burgemeester van Helmond wel doet. Dit zijn omstandigheden die de burgemeester had moeten meewegen bij het besluit.
Wat vindt de burgemeester?
5. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat hij bevoegd was om de woning te sluiten. In de woning en de bijbehorende schuur zijn in totaal ruim meer dan de gebruikershoeveelheden soft- en harddrugs aangetroffen en daarnaast ook stoffen waarvan wordt vermoed dat ze voorhanden waren om harddrugs te versnijden en te vervaardigen. Dit levert de bevoegdheid op om de woning te sluiten. Ook was de sluiting noodzakelijk om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Er is sprake van een ernstige situatie waarbij het aannemelijk is dat de woning een schakel in de drugsketen vervulde. Zelfs wanneer de woning slechts als opslaglocatie werd gebruikt kan een sluiting noodzakelijk zijn, de woning speelt dan immers een rol binnen de keten van drugshandel. Ook stond er een coffeeshop op het adres ingeschreven, dit toont aan dat het adres bekend is binnen het drugscircuit. Eiseres is als hoofdgebruiker van de woning verantwoordelijk voor wat er in de woning gebeurt. Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat eiseres onvoldoende toezicht heeft gehouden op de woning. Eiseres heeft aangegeven dat zij de zaken zelf zou regelen en dat familie haar eventueel kon opvangen. In het bestreden besluit heeft de burgemeester nader toegelicht hoe de belangen van de kinderen zijn meegewogen en dat het Crisis- en Interventieteam eventueel met Veilig Thuis opvang voor de kinderen had kunnen regelen indien dit noodzakelijk was geweest.
Wat is het toetsingskader?
6.1.
Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a en b van de Opiumwet is een burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning hard- en/of softdrugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De last onder bestuursdwang (zoals een sluiting, een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing) is een herstelmaatregel, in dit geval met als doel het beëindigen van de geconstateerde overtreding van de Opiumwet, het tenietdoen van de gevolgen daarvan en/of het voorkomen van verdere overtredingen van de Opiumwet, steeds in of vanuit de woning. Als een burgemeester in een concreet geval bevoegd is om op te treden met een last onder bestuursdwang en hij overweegt om een woning te sluiten, zal hij moeten beoordelen of dat in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is, en zo ja, voor hoe lang. Wanneer hij daarvoor beleid heeft geformuleerd, zal hij dat beleid in de regel moeten toepassen en ook moeten bezien of er grond bestaat om daarvan af te wijken. Steeds zal hij daarbij moeten beoordelen of zijn optreden in een concreet geval evenredig is. Een burgemeester moet zich in dat kader ervan vergewissen dat de sluiting van een woning en de duur ervan met het oog op de hiervoor genoemde doelen geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [1] In bezwaar dient een burgemeester in de eerste plaats te bezien of hij op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het primaire besluit destijds terecht zijn besluit tot sluiting heeft genomen. In de tweede plaats dient een burgemeester feiten en omstandigheden die zich na het besluit tot sluiting hebben voorgedaan bij zijn heroverweging te betrekken. [2]
6.2.
De bevoegdheid tot het toepassen van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het aan een burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken.
In dit geval heeft de burgemeester voor de uitoefening van zijn bevoegdheid beleidsregels opgesteld, die zijn neergelegd in het Damoclesbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Lansingerland 2024 (Damoclesbeleid). Doelen van dit beleid zijn het bestrijden van drugscriminaliteit, bescherming van de volksgezondheid, handhaving van de openbare orde en veiligheid, en preventie en ontmoediging van drugscriminaliteit. De bestuursrechter toetst aan de hand van de beroepsgronden of de burgemeester bij de uitoefening van zijn handhavingsbevoegdheid op basis van het Damoclesbeleid binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid is gebleven. [3]
6.3
De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of de burgemeester op 14 december 2023 mocht besluiten tot sluiting over te gaan en of de burgemeester redelijkerwijs op basis van de feiten en omstandigheden die zich na het besluit van 14 december 2023 hebben voorgedaan, het besluit tot sluiting in stand heeft mogen laten.
Wat vindt de rechtbank?
7. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op 14 december 2023 op goede gronden heeft besloten over te gaan tot sluiting van de woning en die beslissing in het bestreden besluit in stand heeft kunnen laten onder aanvulling van de motivering. Daartoe overweegt zij het volgende.
Bevoegdheid
7.1.
Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat zij de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting over te gaan niet langer bestrijdt. De rechtbank zal de bevoegdheid daarom niet bespreken.
Geschiktheid en noodzaak
7.2.
De burgemeester moet zowel in het primaire besluit, de beslissing op bezwaar als een eventueel nader genomen besluit beoordelen of sluiting op het tijdstip dat hem ingevolge deze besluitvorming voor ogen staat, gelet op het tijdsverloop in samenhang bezien met de overige omstandigheden van het geval, een geschikt middel is en zo ja, of sluiting noodzakelijk is. Als de burgemeester de beoogde doelen niet meer kan bereiken omdat de situatie al is hersteld, is sluiting ongeschikt. In het geval een burgemeester zijn doelen nog wel kan bereiken, dient hij de noodzaak van de sluiting te beoordelen. Bij de beoordeling van de noodzaak van een woningsluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang. Bijvoorbeeld de aard en de hoeveelheid aangetroffen drugs en de daarmee mogelijk gepaard gaande risico’s op verdere criminaliteit, wat gevolgen heeft voor de veiligheid en de openbare orde in de omgeving. Ook is relevant of de drugs feitelijk in of vanuit de woning worden verhandeld en of de woning feitelijke bekendheid heeft als drugspand. Wanneer sprake is van toeloop, overlast of (gevoelens van) onveiligheid in de omgeving, kan het noodzakelijk zijn om die met sluiting van de woning ongedaan te maken. Hierbij kan mede van belang zijn of in de nabije omgeving van de woning in het recente verleden al vaker sprake is geweest van drugsovertredingen of drugsgerelateerde criminaliteit. Verder kan sluiting van de woning noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel als professionele teeltlocatie, handelslocatie, opslaglocatie voor handel elders of omdat toegang tot de woning wordt verschaft aan derden om er te gebruiken. Met de sluiting wordt de woning aan de keten van drugshandel onttrokken. Wanneer een woning eerder betrokken is geweest bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet en dus sprake is van een situatie van herhaling, kan ook dit relevant zijn bij de beslissing om tot sluiting van de woning over te gaan, met het oog op het structureel beëindigen van de overtreding en de effecten ervan en op voorkomen van nieuwe overtredingen. Bij al het voorgaande dient de burgemeester ook rekening te houden met het tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop hij ingevolge zijn besluitvorming tot sluiting overgaat. Als het samenstel van omstandigheden meebrengt dat sluiting niet noodzakelijk is, dan dient de burgemeester hiervan af te zien. [4]
7.3.
De Afdeling heeft in de hiervoor al genoemde uitspraak van 16 juli 2025 (die dateert van na de zitting in deze zaak) de geschiktheid en noodzaak uitdrukkelijk als te beoordelen elementen onderscheiden. De burgemeester heeft in zijn besluiten het toetsingskader toegepast zoals dit ten tijde van de besluiten door de Afdeling was geformuleerd, en aspecten die een rol spelen in het kader van de geschiktheid geschaard onder de noodzaak. De rechtbank zal in haar beoordeling hierbij aansluiten.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester in dit geval sluiting noodzakelijk mogen vinden. In de woning en de bijbehorende schuur is in totaal 630,7 gram amfetamine (harddrugs), 1.128,4 gram cocaïne (harddrugs) en 4.133,8 gram hennep (softdrugs) aangetroffen. Naast de verdovende middelen zijn in de schuur ook 53,6 gram cafeïne en 952 gram paracetamol aangetroffen, waarvan een redelijk vermoeden bestaat dat deze stoffen voorhanden waren om harddrugs te versnijden en te vervaardigen. Het gaat hier om een hoeveelheid verdovende middelen die de toegestane gebruikershoeveelheden zeer fors overschrijdt. Dat is op zichzelf al een aanwijzing dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor de handel in verdovende middelen. In de woning zijn daarnaast ook versnijdingsmiddelen en een grote hoeveelheid contant geld (euro’s en buitenlandse valuta) aangetroffen. Voor een deel van het geld (euro’s) heeft eiseres een verklaring gegeven, maar de buitenlandse valuta behoorden volgens haar toe aan haar ex-partner. Dit contante geld in combinatie met de grote hoeveelheid verdovende middelen en versnijdingsmiddelen vormt eveneens een aanwijzing dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, om de woning uit de keten van drugshandel en de bekendheid van de woning binnen het drugscircuit weg te nemen. Dat de woning enkel als bewaarlocatie zou worden gebruikt, wat daar ook van zij, maakt niet dat er geen belang is bij sluiting. Ook dan is de woning een schakel in de keten van drugshandel. Daar komt bij dat in dit geval ten tijde van het besluit op het adres van de woning ook op naam van eiseres een coffeeshop was ingeschreven in het openbare handelsregister van de KvK. [5] De burgemeester wijst er terecht op dat een bewaarlocatie van verdovende middelen risico’s met zich brengt voor ripdeals en liquidaties, wat risico’s oplevert voor zowel omwonenden als eiseres en haar kinderen. De burgemeester heeft verder kunnen overwegen dat de aanwezigheid van de drugs en andere aangetroffen goederen binnen handbereik van de minderjarige kinderen van eiseres, de situatie nog ernstiger maakt en de noodzaak tot sluiting groter.
7.5.
Eiseres heeft in bezwaar in het kader van de noodzaak tot sluiting in wezen hetzelfde aangevoerd als in haar zienswijze. Dit heeft verweerder dan ook niet tot een ander oordeel over de noodzaak tot sluiting hoeven brengen. De verklaringen van de buren (die overigens op één na dezelfde door eiseres opgestelde tekst bevatten) dat zij geen (drugs)overlast hebben ondervonden van eiseres en haar kinderen, maken – gelet op wat hiervoor is overwogen - niet dat verweerder in het bestreden besluit de sluiting niet noodzakelijk heeft mogen achten.
7.6.
Het betoog van eiseres in bezwaar en beroep dat al voldoende signaalwerking uitgaat van het feit dat haar ex-vriend is veroordeeld tot een gevangenisstraf, slaagt niet. Daargelaten dat de ex-partner van eiseres niet in de woning woonde, is – zoals de burgemeester ook heeft overwogen in het bestreden besluit - een fysieke sluiting waarbij zichtbaar is dat de woning op grond van de Opiumwet is gesloten, voor zowel de woonomgeving als het criminele circuit een duidelijker signaal dan een gevangenisstraf die niet openbaar bekend hoeft te zijn.
7.7.
Dat er op het moment dat het primaire besluit werd genomen anderhalve maand was verstreken sinds de doorzoeking van de woning, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de burgemeester onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en na het aantreffen van de drugs erg lang heeft gewacht met het besluit de woning te sluiten. De politie heeft de bestuurlijke rapportage anderhalve week na de inval opgesteld en veertien dagen na het opstellen aan de burgemeester gestuurd. De burgemeester heeft drie dagen na de ontvangst van de bestuurlijke rapportage het voornemen tot sluiting aan eiseres kenbaar gemaakt en om haar zienswijze verzocht, eiseres heeft dertien dagen daarna haar zienswijze bekend gemaakt en die een dag later nog aangevuld. De burgemeester heeft een week daarna het sluitingsbesluit genomen, waarin was voorzien in een feitelijke sluiting op een termijn van vijf dagen na het besluit. De tijd tussen de inval (op 27 oktober 2023) en het nemen van het besluit (op 14 december 2023) is niet dusdanig lang dat de burgemeester een sluiting niet langer geschikt en noodzakelijk heeft mogen achten. De rechtbank neemt in aanmerking dat de burgemeester hierbij heeft gewezen op de grote hoeveelheid harddrugs die is aangetroffen, samen met attributen die te relateren zijn aan drugshandel en een grote hoeveelheid contant geld.
Voor zover de stelling van eiseres dat de sluiting mosterd na de maaltijd is, ook ziet op de feitelijke sluiting, overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft enkele dagen na het primaire besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De burgemeester heeft daarop besloten te wachten met de effectuering van de sluiting tot de voorzieningenrechter uitspraak had gedaan. De voorlopige voorzieningenrechter heeft op 3 januari 2024 uitspraak gedaan en de woning is feitelijk gesloten op 9 januari 2024. De woning is dus binnen twee en een halve maand na het aantreffen van de drugs gesloten. Die periode is niet zodanig lang dat de feitelijke sluiting niet meer geschikt was om de daarmee beoogde doelen te bereiken en niet meer noodzakelijk was.
7.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft de burgemeester niet met een minder verstrekkende maatregel of een sluiting van kortere duur hoeven volstaan. Er is sprake van een ernstig geval in de zin van het Damoclesbeleid, waarbij onder meer een grote hoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Volgens het Damoclesbeleid is in een dergelijk geval de noodzaak tot sluiting gegeven en is uitgangspunt dat bij een eerste constatering wordt overgegaan tot een sluiting van de woning van zes maanden. Wat eiseres heeft aangevoerd in haar zienswijze en in bezwaar heeft voor de burgemeester geen aanleiding hoeven vormen af te wijken van dit beleid. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen dat de woning niet langer deel uitmaakt van de keten van drugshandel en een signaal aan buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid. De sluiting kan worden gezien als een geschikt en noodzakelijk signaal dat dient tot herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat en heeft dan ook geen punitief karakter. Een waarschuwing of een last onder dwangsom is in dit geval niet genoeg om dit doel te realiseren.
Evenwichtigheid
8.1.
Als een burgemeester zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de sluiting van de woning noodzakelijk is, betekent dit nog niet dat hij hiertoe steeds mag overgaan. Daarvoor moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting in de gegeven omstandigheden ook evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient een burgemeester aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de (mate van) verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, of er een bijzondere binding met de woning is en de mogelijkheid om na de sluiting weer van de woning gebruik te kunnen maken. [6]
8.2.
Wat betreft de evenwichtigheid van de sluiting wordt het volgende overwogen. De rechtbank volgt de burgemeester in zijn standpunt dat eiseres een verwijt valt te maken. Eiseres was huurder en hoofdbewoner van de woning, het is daarom haar verantwoordelijkheid om toezicht te houden op het gebruik van de woning en de bijbehorende schuur. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de gezinssituatie en de persoonlijke situatie van eiseres zoals gesteld in de zienswijze, doen die niet af aan deze verplichting. Het is voor de rechtbank onbegrijpelijk dat eiseres, zoals zij verklaart, vrijwel nooit in de schuur kwam en niet de beschikking had over de sleutel van de schuur omdat deze in het bezit was van haar ex-partner (die niet in de woning woonde). Hoewel de strafrechter niet bewezen heeft geacht dat eiseres wist van de aanwezigheid van de drugs in de woning en schuur, betekent dat niet dat eiseres in het thans voorliggende bestuursrechtelijk kader geen enkel verwijt kan worden gemaakt. Eiseres had als huurder en hoofdbewoner van de drugs kunnen en moeten weten, te meer nu de drugs zijn aangetroffen in dan wel op een keukenkastje en in een dressoir op haar slaapkamer en in dat dressoir ook contant geld is aangetroffen dat afkomstig zou zijn van de onderneming van eiseres. De rechtbank overweegt verder met betrekking tot de omstandigheid dat eiseres de woning bewoont met haar minderjarige kinderen het volgende. De burgemeester heeft in zijn voornemen er blijk van gegeven met deze omstandigheid bekend te zijn. Eiseres heeft in haar zienswijze (zonder dit met stukken te onderbouwen) gesteld dat één van haar kinderen een bijzondere zorgbehoefte heeft vanwege een autismestoornis en dat het daarom voor hem van cruciaal belang is dat hij blijft beschikken over een stabiele, vertrouwde en veilige leefomgeving. Zij heeft dit niet nader toegelicht en heeft niet gesteld dat haar zoon in verband daarmee aangewezen is op de woning. De burgemeester heeft in het primaire besluit terecht overwogen dat het feit dat er kinderen betrokken zijn extra aandacht behoeft, maar dat in beginsel op hem niet de verplichting rust om voor vervangende woonruimte te zorgen en dat dit feit in beginsel ook geen reden is om af te zien van een sluiting. Voor het geval eiseres aantoonbaar geen vervangende woonruimte heeft, heeft hij verwezen naar de mogelijkheid tot hulp van het Crisis- en Interventieteam en de opvangmogelijkheden die er bestaan. Daarnaast heeft hij meegewogen dat Veilig Thuis ook op de hoogte is van de situatie. Eiseres heeft tijdens de zitting verklaard dat de burgemeester bij het effectueren van de sluiting aan haar heeft gevraagd of zij vervangende woonruimte had. Zij heeft hierbij erkend dat zij toen heeft geantwoord dat zij zelf onderdak zou regelen. De burgemeester mocht vertrouwen op die verklaring van eiseres en heeft dan ook niet omwille van de kinderen van de feitelijke sluiting hoeven afzien. Eiseres heeft verder in haar zienswijze en de aanvulling daarop ook niet aangevoerd dat zij door het besluit financieel of anderszins onevenredig is benadeeld. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres in haar zienswijze heeft aangegeven dat zij over contante geldbedragen beschikte uit haar ondernemingen en van plan was haar ondernemingen te verkopen en in loondienst te gaan werken om meer tijd te hebben voor haar kinderen. Gelet op dit alles heeft de burgemeester op basis van wat hem destijds bekend was zich op het standpunt kunnen stellen dat een sluiting niet onevenwichtig is.
8.3.
Eiseres heeft in bezwaar meer inzicht verschaft in haar gezinssituatie en de problematiek van haar zoon (al heeft zij het grootste deel van de stukken daarover pas in beroep overgelegd). De burgemeester heeft ook na heroverweging in bezwaar, met aanvulling van de motivering, kunnen oordelen dat de sluiting niet tot onevenredige gevolgen leidt. Dat een woningsluiting ingrijpend is voor een gezin en betekent dat tijdelijk elders onderdak moet worden gevonden, beseft de rechtbank, maar dit is inherent aan een sluiting. De burgemeester heeft de door eiseres in bezwaar naar voren gebrachte omstandigheden – zij het beknopt – in zijn aanvullende motivering betrokken. De burgemeester heeft kunnen oordelen dat uit wat eiseres heeft aangevoerd en overgelegd niet is gebleken van een bijzondere binding met de woning. De burgemeester heeft terecht benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het vinden van vervangende woonruimte in eerste instantie bij eiseres berust en dat het haar (zoals bleek uit e-mailcontact met eiseres en op de hoorzitting in bezwaar) ook is gelukt elders onderdak te vinden. Zij heeft volgens de burgemeester ook niet aangetoond dat het financieel voor haar niet mogelijk was die vervangende woonruimte te bekostigen. Dat eiseres heel veel moeite heeft moeten doen om andere woonruimte te vinden en dat zij daarvoor kosten heeft moeten maken, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat het besluit onevenwichtig is. Daarvan is slechts sprake als eiseres onevenredig is benadeeld en dat is niet gebleken. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat zij bij veel verschillende personen en instanties haar situatie onder de aandacht heeft gebracht en om hulp heeft gevraagd, maar dat onvoldoende blijkt dat zij zelf (zodra haar duidelijk was dat de woning – mogelijk – gesloten zou worden) heeft geprobeerd om bijvoorbeeld op (tijdelijke) huurwoningen te reageren of tijdelijk een vakantiehuisje te regelen. Dat eiseres na de sluiting eerst enkele weken met haar kinderen in een hotel heeft verbleven en daarvoor veel kosten heeft moeten maken, kan de burgemeester dan ook niet worden tegengeworpen. Dit geldt te meer nu uit de verklaring van eiseres blijkt dat zij mede voor een verblijf in dit hotel heeft gekozen omdat zij graag in de buurt van de school van de kinderen wilde verblijven. Het verwijt van eiseres dat de burgemeester haar niet heeft geholpen en dat zij niet in passende vervangende woonruimte heeft verbleven, vindt de rechtbank niet terecht, nu eiseres bij de feitelijke sluiting tegen de burgemeester heeft gezegd dat zij zelf onderdak zou regelen en gedurende de sluitingsperiode niet aan de burgemeester bekend heeft gemaakt op welk adres zij verbleef, zodat de burgemeester zich ook niet zelf nader van haar situatie kon vergewissen. Uit een door eiseres overgelegde e-mail van 15 maart 2024 van de gemeente Lansingerland maakt de rechtbank op dat de burgemeester zich gedurende de sluitingsperiode wel degelijk rekenschap heeft gegeven van de situatie waarin eiseres met haar gezin verkeerde voor zover deze hem bekend was, en gemotiveerd en onder verwijzing naar alternatieven heeft aangegeven dat hij geen aanleiding zag andere woonruimte voor haar te regelen. Overigens kan de rechtbank de stelling van eiseres dat de woonruimte waarin zij het grootste deel van de sluitingsperiode verbleef (volgens eiseres ‘een tuinhuisje’, volgens de burgemeester ‘een chalet’ [7] ) ongeschikt was om met een gezin in te wonen, niet rijmen met de keuze van eiseres om na afloop van de sluitingsperiode daar nog meerdere maanden te blijven wonen in afwachting van de procedure over de huur van de woning. De rechtbank volgt de burgemeester ook in zijn standpunt dat eiseres een verwijt kan worden gemaakt omdat zij als huurster van de woning verantwoordelijk is voor wat zich in haar woning afspeelt en wat er in de woning is aangetroffen. Dat eiseres in een intensieve gezinssituatie en persoonlijke situatie verkeerde, zoals eiseres in beroep nog heeft benadrukt, doet niet aan haar verplichtingen als huurder en hoofdbewoner af. De rechtbank neemt bij de beoordeling van de evenwichtigheid verder in aanmerking dat inmiddels is gebleken dat de huurovereenkomst niet is beëindigd maar dat eiseres na de sluitingsperiode kon terugkeren in de woning. Dat eiseres ervoor heeft gekozen niet direct na de sluiting terug te gaan naar de woning, maar dat zij tot in november 2024 elders heeft gewoond, kan zij de burgemeester niet tegenwerpen. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar standpunt dat de problemen die het gezin heeft ondervonden zijn veroorzaakt door de sluiting en dat zij door de sluiting alles is kwijt geraakt. Eiseres heeft in haar zienswijze, dus voor het besluit tot sluiting, al aangevoerd dat zij last had van een burn-out en van plan was haar ondernemingen te verkopen, en dat haar zoon een bijzondere zorgbehoefte heeft vanwege een autismestoornis. Verder blijkt uit haar verklaring ter zitting dat zij voor de sluiting al kredieten had lopen en dat zij ervoor heeft gekozen deze met de opbrengst van de ondernemingen af te lossen. De rechtbank begrijpt dat eiseres een moeilijke periode heeft gehad. Het is echter aan eiseres om haar situatie voor het voetlicht te brengen en met stukken te onderbouwen, zodat de burgemeester daarmee bij het nemen van een besluit rekening kan houden. Eiseres heeft gedurende de primaire fase en de bezwaarfase beperkt stukken overgelegd en met wat zij heeft overgelegd onvoldoende aannemelijk gemaakt dat een sluiting tot onevenredige gevolgen zou leiden voor haar gezin.
In beroep heeft eiseres nog een groot aantal stukken overgelegd over de situatie van haar kinderen, de moeite die zij zou hebben ondervonden bij het vinden van andere woonruimte, de gevolgen die de sluiting zou hebben (gehad) voor haar gezin en de contacten die zij met personen en instanties heeft gehad over de sluiting. Doordat die stukken pas in beroep zijn overgelegd (en overigens voor een groot deel dateren van na het bestreden besluit en van na de sluitingsperiode) heeft de burgemeester die stukken niet in zijn besluitvorming kunnen betrekken en kunnen deze thans niet afdoen aan het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de woning heeft mogen sluiten voor de duur van zes maanden. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571 (Greenpeace) en de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:N:RVS:2022:285 (Harderwijk). In de uitspraak van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922 heeft de Afdeling de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel nader uiteengezet.
2.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6095.
3.Zie de genoemde uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025 en de daarin genoemde jurisprudentie.
4.Zie de Afdelingsuitspraak van 16 juli 2025.
5.Uit de stukken blijkt dat eiseres deze coffeeshop tijdens de bezwaarprocedure heeft uitgeschreven per 1 juli 2023.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910 en de al eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025.
7.Gelegen op ATV Ommoord, verweerder verwijst in dit verband naar www.atv-ommoord.nl.