Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit Bergschenhoek, eiseres
de burgemeester van de gemeente Lansingerland, de burgemeester
Samenvatting
.Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
3.7. De burgemeester heeft de sluiting in het bestreden besluit gehandhaafd. De burgemeester heeft daarbij de motivering zoals vermeld in het primaire besluit aangevuld met een nadere motivering over de evenwichtigheid van de sluiting gelet op de belangen van de minderjarige kinderen.
In dit geval heeft de burgemeester voor de uitoefening van zijn bevoegdheid beleidsregels opgesteld, die zijn neergelegd in het Damoclesbeleid artikel 13b Opiumwet gemeente Lansingerland 2024 (Damoclesbeleid). Doelen van dit beleid zijn het bestrijden van drugscriminaliteit, bescherming van de volksgezondheid, handhaving van de openbare orde en veiligheid, en preventie en ontmoediging van drugscriminaliteit. De bestuursrechter toetst aan de hand van de beroepsgronden of de burgemeester bij de uitoefening van zijn handhavingsbevoegdheid op basis van het Damoclesbeleid binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid is gebleven. [3]
Voor zover de stelling van eiseres dat de sluiting mosterd na de maaltijd is, ook ziet op de feitelijke sluiting, overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft enkele dagen na het primaire besluit bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De burgemeester heeft daarop besloten te wachten met de effectuering van de sluiting tot de voorzieningenrechter uitspraak had gedaan. De voorlopige voorzieningenrechter heeft op 3 januari 2024 uitspraak gedaan en de woning is feitelijk gesloten op 9 januari 2024. De woning is dus binnen twee en een halve maand na het aantreffen van de drugs gesloten. Die periode is niet zodanig lang dat de feitelijke sluiting niet meer geschikt was om de daarmee beoogde doelen te bereiken en niet meer noodzakelijk was.
In beroep heeft eiseres nog een groot aantal stukken overgelegd over de situatie van haar kinderen, de moeite die zij zou hebben ondervonden bij het vinden van andere woonruimte, de gevolgen die de sluiting zou hebben (gehad) voor haar gezin en de contacten die zij met personen en instanties heeft gehad over de sluiting. Doordat die stukken pas in beroep zijn overgelegd (en overigens voor een groot deel dateren van na het bestreden besluit en van na de sluitingsperiode) heeft de burgemeester die stukken niet in zijn besluitvorming kunnen betrekken en kunnen deze thans niet afdoen aan het bestreden besluit.