ECLI:NL:RBROT:2025:11607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
ROT 24/2722
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo) door het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 3 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten door het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard behandeld. Eiser had op 2 januari 2023 een verzoek ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) voor de openbaarmaking van informatie over de weg A4-Zuid. Het college heeft op 9 juni 2023 een besluit genomen waarbij 39 documenten deels openbaar zijn gemaakt. Eiser was het niet eens met deze gedeeltelijke bekendmaking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het college de documenten op de juiste wijze gedeeltelijk bekend mocht maken. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat het college voldoende inzicht heeft gegeven in de zoekslag naar de documenten en dat de weigeringsgronden correct zijn toegepast. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd waarom het advies van de bezwaarschriftencommissie gevolgd zou moeten worden. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/2722

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard, het college

(gemachtigde: mr. R. Hofma).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het college op het verzoek van eiser om de openbaarmaking van informatie op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser is het niet eens met de gedeeltelijke bekendmaking van de informatie. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de documenten op de betreffende manier gedeeltelijk bekend mocht maken. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor de openbaarmaking van stukken op basis van de Woo. Het college heeft met het besluit van 9 juni 2023 de door eiser gevraagde stukken deels openbaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 16 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij deze gedeeltelijke openbaarmaking gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Het college heeft de ongelakte versie van de aan eiser in het kader van de Woo geopenbaarde stukken aan de rechtbank toegezonden met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 13 mei 2025 is aan eiser meegedeeld dat van de stukken waarvan op grond van de Woo om openbaarmaking of verstrekking is verzocht, alleen de bestuursrechter kennis neemt.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft op 2 januari 2023 bij het college een verzoek ingediend op grond van de Woo. Daarbij heeft hij verzocht om openbaarmaking van alle directe en indirecte communicatie over de weg A4-Zuid vanaf de datum van het aantreden van het nieuwe college tot aan de datum van de verstrekking van de documenten. Hij heeft daarbij aangegeven dat het college breed heeft gecommuniceerd dat men gaat lobbyen voor de komst van de A4-Zuid. Eiser heeft verzocht het informatieverzoek breed op te vatten.
4. Met het primaire besluit heeft het college het verzoek grotendeels ingewilligd en daarbij 39 documenten deels openbaar gemaakt. Daarbij heeft het college besloten om delen van de documenten niet openbaar te maken om de volgende redenen: de documenten bevatten vertrouwelijk verstrekte bedrijfs- en fabricagegegevens [1] , het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is zwaarwegender dan het belang van informatieverstrekking [2] en in documenten zijn persoonlijke beleidsopvattingen van intern beraad opgenomen [3] . Daarnaast is volgens het college in veel van de aangetroffen documenten informatie opgenomen die buiten de reikwijdte van het verzoek valt. Deze informatie is ook geanonimiseerd.
5. Het bezwaar van eiser is voorgelegd aan de algemene bezwaarschriftencommissie (de commissie). De commissie heeft het college geadviseerd om het bezwaar van eiser gegrond te verklaren en het besluit nader te motiveren. Volgens de commissie is er namelijk geen sprake geweest van een zorgvuldig onderzoek. In het primaire besluit staat niets over de manier waarop het college heeft gezocht naar documenten, terwijl in het kader van de zorgvuldigheid van het onderzoek het van belang is dat de zoekslag voldoende wordt gemotiveerd en inzichtelijk wordt gemaakt. Verder heeft de commissie opgemerkt dat in het bestreden besluit wordt vermeld dat bij derde-belanghebbenden om een zienswijze is gevraagd en dat de inhoud van deze zienswijzen is meegenomen in de beoordeling van de documenten. Uit het primaire besluit blijkt echter niet bij welke documenten derde-belanghebbenden betrokken zijn en hoe deze zienswijzen door het college zijn meegenomen in de belangenafweging. Twee documenten zijn in hun geheel niet openbaar gemaakt. Slechts één daarvan wordt genoemd in het primaire besluit. Verder is het onduidelijk welke documenten zijn verwijderd omdat deze dubbel waren. Ook is de commissie van mening dat het college voor de aanwezige documenten per document of onderdeel daarvan binnen het kader van de Woo moeten beoordelen of dat document(onderdeel) openbaar wordt gemaakt en zo nee, waarom niet. Het college had volgens de commissie nader moeten motiveren wiens en welke belangen in de documenten aan orde zijn en waarom die belangen maken dat openbaarmaking geweigerd moet worden.
6. In het bestreden besluit heeft het college het advies van de commissie niet gevolgd en heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Het college stelt dat het inzichtelijk heeft gemaakt hoe is gezocht naar de gevraagde documenten. Daarnaast is het college van oordeel dat het inroepen van de weigeringsgronden wel juist is weergegeven. Uit de rechtspraak volgt geen eis dat op documentniveau een nadere motivering verplicht is.
Standpunt eiser
7. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het advies van de commissie glashelder is en zou moeten worden overgenomen. Eiser citeert in zijn beroepschrift een passage uit het advies van de commissie waarin staat dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb.
Vooraf
8. Het college stelt zich in beroep op het standpunt dat eiser niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat eiser geen concrete beroepsgronden heeft aangevoerd. Het college acht de grond van eiser dat ten onrechte het commissieadvies niet is overgenomen te summier.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroepschrift een voldoende concrete beroepsgrond bevat. Het is vaste rechtspraak dat in het algemeen geen hoge eisen gesteld worden aan de motivering van een bezwaar- of beroepschrift. Dit brengt mee dat in de regel ook bij een in het beroepschrift summiere motivering van het beroep zal kunnen worden aangenomen dat daarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb dat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep bevat. [4] De rechtbank ziet in de grond van eiser dat volgens hem het college ten onrechte is afgeweken van het advies van de commissie een voldoende inhoudelijke grond om de zaak verder te behandelen.
Inhoudelijke beoordeling
9. Ondanks dat de beroepsgrond van eiser naar het oordeel van de rechtbank formeel kan worden gezien als een beroepsgrond, neemt dat niet weg dat eiser enkel heeft gesteld dat het advies van de commissie zou moeten worden opgevolgd en heeft hij daarbij verwezen naar het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank overweegt dat eiser heeft nagelaten te motiveren waarom het standpunt van de commissie in zijn zaak zou moeten worden gevolgd. Het college is in het bestreden besluit reeds gemotiveerd op de gronden die eiser in bezwaar naar voren had gebracht en op het commissieadvies ingegaan. Eiser heeft met een enkele verwijzing naar het commissieadvies en het zorgvuldigheidsbeginsel, met daarbij het standpunt dat het commissieadvies gevolgd moet worden aangezien de leden van de commissie onafhankelijk zijn ten opzichte van het college, niet concreet onderbouwd waarom de weerlegging in het bestreden besluit onjuist of onvolledig zou zijn.
10. Voor zover eiser het standpunt heeft willen innemen dat het onderzoek naar de opgevraagde documenten onvoldoende zorgvuldig is verlopen, slaagt dit standpunt van eiser niet. Een bestuursorgaan moet voldoende inzichtelijk maken hoe het de zoekslag heeft verricht. Die zoekslag moet zorgvuldig zijn. Het voldoende inzichtelijk maken van de zoekslag kan het bestuursorgaan bewerkstelligen door bijvoorbeeld specifiek te vermelden welke systemen zijn geraadpleegd, welke zoektermen zijn gehanteerd voor het zoeken naar documenten in die systemen, welke specifieke vragen de volgens het bestuursorgaan relevante personen hebben meegekregen en welke schifting in de door die personen aangedragen documenten vervolgens is gemaakt. [5] In het bestreden besluit heeft het college genoteerd in welke systemen is gezocht, dat op persoonlijke en gedeelde harde schijven van betrokken ambtenaren en wethouders is gezocht, en op welke trefwoorden is gezocht. Ook heeft het college aangegeven bij welke afdelingen en welke functionarissen het verzoek is uitgezet. De rechtbank is van oordeel dat de zoekslag die het college heeft uitgevoerd voldoende inzichtelijk en navolgbaar is. Daarbij is van belang dat eiser in zijn beroepschrift niet concreet heeft aangevoerd dat onder het college meer documenten (zouden moeten) berusten die ook openbaar gemaakt hadden moeten worden. Het college heeft verder aangegeven dat het dubbele stukken (voornamelijk dubbele e-mails) heeft verwijderd en dat het zienswijzen van derde belanghebbenden heeft betrokken. Ook heeft het college in de beroepsfase verduidelijkt welk document naast ‘Factuur [naam factuur] ’ in zijn geheel niet openbaar is gemaakt.
11. Op de zitting heeft eiser gesteld dat het college op onterechte wijze delen van de documenten heeft zwartgelakt, aangezien geen verband meer te leggen is met het kader waarbinnen het een of ander wordt vermeld. Voor zover eiser daarmee het standpunt heeft willen innemen dat het college onvoldoende per document of onderdeel daarvan heeft gemotiveerd wiens en welke belangen in het document aan orde zijn en waarom die belangen maken dat openbaarmaking geweigerd moet worden, kan de rechtbank eiser evenmin volgen. Volgens vaste rechtspraak kan, hoewel in beginsel per document of onderdeel daarvan moet worden gemotiveerd op welke grond openbaarmaking daarvan achterwege wordt gelaten, daarvan worden afgezien, als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. Indien meer dan één weigeringsgrond van toepassing is geacht op een document dat uit verschillende onderdelen bestaat, kan deze uitzondering zich slechts voordoen, indien voldoende kenbaar is van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan. [6] In dit geval heeft het college ten aanzien van de openbaar gemaakte stukken vermeld op welke grond er is weggelakt. De vermelde grond geldt telkens totdat er een andere grond van toepassing is. Daarnaast heeft het college een inventarislijst overgelegd waarbij per document de desbetreffende weigeringsgrond staat genoteerd. Ook is aangegeven wanneer de delen van documenten niet openbaar zijn gemaakt omdat die delen niet onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Het college heeft verder in de besluitvorming per weigeringsgrond een (algemene) belangenafweging gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat het college op deze manier voldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke gronden en in verband met welke belangen het openbaarmaking van de documenten of onderdelen daarvan heeft geweigerd.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit van het college in stand kan blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van mr. W.D.F. Oskam, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo.
2.Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo.
3.Artikel 5.1, eerste lid, van de Woo.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:480.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:367.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:616.