ECLI:NL:RBROT:2025:11371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
ROT 25/2618
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen verkeersbesluit inzake bushaltes in Albrandswaard

In deze zaak gaat het om het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard, dat hun bezwaar tegen een verkeersbesluit niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat was ingediend. Het verkeersbesluit, dat op 17 oktober 2024 werd genomen, betrof de instelling van bushaltes in Albrandswaard. Eisers waren het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en voerden aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 behandeld en geconcludeerd dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat eisers, ondanks hun persoonlijke omstandigheden, niet voldoende actie hebben ondernomen om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank benadrukte dat het op de weg van eisers had gelegen om verder onderzoek te doen naar het verkeersbesluit, vooral gezien de onduidelijkheid in de melding over de locatie van de bushalte. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eisers geen gelijk hebben gekregen en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier R. Blokhuis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [plaats] , eisers

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Albrandswaard, het college
(gemachtigde: [naam] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het besluit van het college om het bezwaar van eisers tegen het verkeersbesluit van 17 oktober 2024 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat dit bezwaar te laat is ingediend. Eisers zijn het niet eens met die niet-ontvankelijkverklaring. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt het besluit van het college aan de hand van de beroepsgronden. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft kunnen verklaren
.Eisers krijgen dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het verkeersbesluit van 17 oktober 2024 heeft het college besloten enkele bushaltes in te stellen in Albrandswaard. Met het bestreden besluit van 12 februari 2025 heeft het college het bezwaar van eisers tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] namens eisers en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit3. Eisers woonden ten tijde van het nemen van het verkeersbesluit op het adres [adres 1] te [plaats] en wonen sinds begin februari 2025 op het adres [adres 2] te [plaats] .
Met het besluit van 17 oktober 2024 heeft het college besloten tot het instellen van twee bushaltes op de [straat 1] ter hoogte van de kruising met de [straat 2] en een bushalte op de [straat 3] ter hoogte van de [straat 4] door het aanbrengen van verkeersborden en blokmarkering. Het college heeft dit besluit op 24 oktober 2024 gepubliceerd in het Gemeenteblad. Eisers hebben op 18 januari 2025 bezwaar gemaakt tegen dit besluit voor zover het ziet op het instellen van een bushalte voor de woning [adres 2] . Het college heeft eisers in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom zij te laat bezwaar hebben ingediend. Eisers hebben dit toegelicht in een brief van 2 februari 2025. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers niet verschoonbaar te laat bezwaar hebben gemaakt en het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Wat vinden eisers?
4. Eisers voeren aan dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eisers beamen dat zij niet binnen zes weken na de bekendmaking van het verkeersbesluit bezwaar hebben gemaakt, maar betogen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Zij voeren daartoe uiteindelijk (samengevat) het volgende aan. Eisers hebben aanvankelijk enkel kennis genomen van een melding op Overheid.nl over de publicatie van het verkeersbesluit. Daarin was sprake van bushaltes op de [straat 1] ter hoogte van de kruising met de [straat 2] . Die aanduiding is onvoldoende duidelijk en concreet. De [straat 1] kruist de [straat 2] op twee plaatsen en niet duidelijk is om welke kruising het gaat. Bovendien is onduidelijk wat er wordt bedoeld met de woorden ‘ter hoogte van de kruising’. Er is eerder een bushalte geweest op de [straat 1] op een locatie (door eisers ‘de historische locatie’ genoemd) die dichter bij één van de twee kruisingen ligt dan de huidige locatie. Eisers hebben gelet op dit alles naar aanleiding van de melding geen actie ondernomen en hoeven ondernemen. De bushalte is aanvankelijk ook op 6 januari 2025 op de historische locatie geplaatst, maar kort daarna verplaatst. Toen de bushalte op 16 januari 2025 werd verplaatst en voor hun woning [adres 2] werd geplaatst, hebben eisers onderzocht of daar een verkeersbesluit aan ten grondslag lag en kennis genomen van het op 24 oktober 2024 gepubliceerde verkeersbesluit. Als zij eerder kennis zouden hebben genomen van het verkeersbesluit, had dat niet tot een andere situatie geleid omdat in het verkeersbesluit dezelfde onvoldoende duidelijke en specifieke aanduiding is opgenomen als in de melding en zij dus geen reden zouden hebben gezien bezwaar te maken. Eisers merken daarbij op dat in de tekst van het verkeersbesluit niet is verwezen naar de bij het besluit gevoegde links met de situatietekeningen waarop de geplande bushaltes zijn aangegeven. Eisers verwijzen in beroep ook naar de persoonlijke omstandigheden die zij hebben aangevoerd in bezwaar als redenen waarom zij niet tijdig bezwaar konden maken. Zij voeren aan dat zij aanvankelijk op [adres 1] woonden en op 4 september 2024 de woning op [adres 2] hebben gekocht. Deze woning is op 4 november 2025 aan hen overgedragen en zij zijn begin februari 2025 verhuisd. Zij werken als advocaat privaatrecht respectievelijk dierenarts en humaan hartfunctielaborante/echocardiografiste vaak meer dan voltijds en hun banen hebben een hoge werkdruk. Daarnaast hebben zij een gezin met drie kinderen dat intensieve aandacht vraagt. Bovendien was de periode van de koop, levering en verbouwing van de woning [adres 2] intensief. Eisers waren niet bekend met de mogelijkheid pro forma bezwaar te maken.
Heeft het college het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk kunnen verklaren?
5. Niet ter discussie staat dat eisers hun beroep na afloop van de bezwaartermijn hebben ingediend. Enkel in geschil is of de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
6. Een te laat ingediend bezwaarschrift moet in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard. Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift echter achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Bij de beoordeling van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, dient een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering te worden gevolgd. De rechtbank verwijst naar de recente richtinggevende uitspraak hierover van de hoogste bestuursrechters. [1]
6.1.
De rechtbank stelt voorop dat de aanduiding van de locatie van de bushalte in de tekst van het verkeersbesluit (“op de [straat 1] ter hoogte van de kruising met de
[straat 2] ”) duidelijker had gekund. Dit maakt echter niet dat gelet op wat eisers hebben aangevoerd over de melding en het verkeersbesluit, redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eisers in verzuim zijn geweest. Eisers hebben kennis genomen van de melding over het verkeersbesluit via Overheid.nl. Hun nieuwe woning ligt (evenals overigens hun oude woning) feitelijk aan de [straat 1] [2] , in de nabijheid van één van de kruispunten van de [straat 1] met de [straat 2] . Het had op de weg van eisers gelegen naar aanleiding van de melding onderzoek te doen naar de inhoud van het verkeersbesluit, zeker wanneer zij de melding onvoldoende duidelijk vonden wat betreft de locatie van de bushalte. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat lijnbussen lange voertuigen zijn en dat een bushalte daarom en met het oog op de verkeersveiligheid vanzelfsprekend (indien mogelijk) niet op een kruispunt of direct ervoor of erna wordt geplaatst, maar op enige afstand daarvan. Bovendien bevindt het kruispunt nabij de woning van eisers zich in een bocht in de [straat 1] en ligt er direct na de bocht in de richting van de woning van eisers geen trottoir langs de weg maar een groenstrook, zodat plaatsing van de bushalte voorbij de groenstrook op het daarna volgende trottoir het meest voor de hand ligt. Eisers hadden daarom op basis van de melding moeten nagaan wat de beoogde locatie van de bushalte was. Dat zij er destijds van hebben afgezien kennis te nemen van het verkeersbesluit en (naar het oordeel van de rechtbank zonder dat het verkeersbesluit daar concreet aanleiding toe geeft) hebben aangenomen dat de bushalte op de historische locatie zou komen, moet voor rekening en risico van eisers komen. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat zij – wanneer zij destijds kennis hadden genomen van het verkeersbesluit – in eenzelfde situatie zouden hebben verkeerd als nu, omdat in het verkeersbesluit dezelfde aanduiding wordt gebruikt als in de melding en in de tekst van het verkeersbesluit niet naar de situatietekeningen wordt verwezen. Wanneer de online publicatie van het verkeersbesluit via Overheid.nl wordt geopend, is op hetzelfde scherm als de tekst van het verkeersbesluit in de linker kantlijn zichtbaar dat er drie externe bijlagen (situatietekeningen) bij het verkeersbesluit behoren die middels het aanklikken van hyperlinks kunnen worden geopend. Wanneer eisers onderzoek hadden gedaan naar de inhoud van het verkeersbesluit, hadden zij dus kennis kunnen nemen van de bij het besluit gevoegde situatietekening waarop de precieze locatie van de bushalte (voor de woning [adres 2] ) is aangegeven. Eisers hadden bovendien bij het college navraag kunnen doen naar de specifieke locatie van de bushalte. Dat de bushalte abusievelijk feitelijk eerst op de historische locatie is geplaatst, maakt het voorgaande niet anders.
6.2.
De persoonlijke omstandigheden die eisers aanvoeren heeft het college onvoldoende zwaarwegend kunnen achten om aan te nemen dat eisers redelijkerwijs niet in staat waren om bezwaar te maken. Eisers hadden een pro forma bezwaarschrift kunnen indienen waarbij zij verzoeken om een nadere termijn om de gronden aan te vullen. Zij hadden ook een beknopt bezwaarschrift kunnen indienen waarin zij de eenvoudig samen te vatten kern van hun bezwaar tegen de beoogde locatie vermelden (namelijk dat wachtende en in- en uitstappende passagiers vanaf de beoogde locatie hun doorzonwoning inkijken), met de opmerking dat zij hun gronden later nader willen toelichten dan wel aanvullen. Indien zij hiertoe zelf door drukte niet in staat waren hadden zij een derde kunnen vragen om dit voor hen te doen.
6.3.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank van oordeel is dat het college heeft kunnen beslissen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.
2.De oude en nieuwe woning van eisers liggen feitelijk aan de [straat 1] , al is het adres [adres 1] respectievelijk [adres 2] .