Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2025 in de zaak tussen
[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres
Dienst Toeslagen,
de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.
Procesverloop
€ 30.000,- op grond van artikel 2.7 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht).
Beoordeling door de rechtbank
26 april 2021 tot aan de datum van de huidige uitspraak van de rechtbank zijn meer dan vier jaar verstreken. In de zaak zelf en in de opstelling van eiseres zijn geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen bedragen. De stelling van de Dienst Toeslagen dat er rekening moet worden gehouden met het feit dat er uit coulance een nieuw besluit op bezwaar is genomen, kan niet worden gevolgd, omdat de herziening van het bestreden besluit betrekking had op de jaren 2013 en 2014 en niet op de -pas op 16 september 2024 aangevoerde- extra jaren 2015 tot en met 2017. De redelijke termijn is in dit geval met afgerond 27 maanden overschreden. Dit leidt tot een schadevergoeding van in totaal (6 x € 500,-) € 3.000,-. Hierbij wordt overwogen dat de periode tussen het bestreden besluit van 27 oktober 2022 en de ontvangst van het beroepschrift daartegen op 6 december 2022 voor rekening komt van eiseres zodat deze periode niet is betrokken bij de berekening van de overschrijding van de redelijke termijn.
27 oktober 2022 en (opnieuw) van 19 september 2024 tot en met 8 april 2025. Dit is afgerond totaal 24 maanden. Dit betekent dat in de bestuurlijke fase de redelijke termijn met 18 maanden is overschreden. De behandeling in de beroepsfase heeft geduurd van
6 december 2022 tot en met 18 september 2024 en van 9 april 2025 tot en met
18 september 2025. Dit is totaal 27 maanden. Dit betekent dat in de rechterlijke fase de redelijke termijn met 9 maanden is overschreden. Voor de berekening van het bedrag van de schadevergoeding dat voor rekening komt van de Dienst Toeslagen, onderscheidenlijk van de Staat wordt de methode gevolgd die is uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:252). De Dienst Toeslagen wordt veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 2.000,- (18/27 deel van € 3.000,- ). De Staat wordt veroordeeld tot een vergoeding van immateriële schade aan eiseres tot een bedrag van € 1.000,- (9/27 deel van € 3.000,-).
Beslissing
mr. J. Nieuwstraten, griffier.