In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2025, in de zaak tussen eiser uit Dordrecht en de staatssecretaris van Participatie en Integratie, wordt de weigering van de staatssecretaris om eiser op medische of psychische gronden ontheffing te verlenen van zijn inburgeringsplicht behandeld. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn aanvraag en heeft beroep ingesteld. De rechtbank beoordeelt de afwijzing aan de hand van de beroepsgronden die eiser aanvoert. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag om ontheffing terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet aan de vereisten voor ontheffing voldoet. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.
Eiser had een aanvraag ingediend voor ontheffing van zijn inburgeringsplicht op medische of psychische gronden, maar de staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris de aanvraag zorgvuldig heeft beoordeeld en dat de medische informatie van Argonaut, die stelt dat eiser binnen vijf jaar in staat is om in te burgeren, voldoende is om de afwijzing te onderbouwen. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord in bezwaar, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris aan zijn hoorplicht heeft voldaan.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het medisch advies van Argonaut ten grondslag mocht leggen aan zijn besluit en dat er geen reden is om te twijfelen aan de conclusie van de arts. Eiser kan in de toekomst een nieuwe aanvraag indienen als zijn situatie verandert. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af.