In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2025, gaat het om een huurgeschil tussen een maatschap en een huurder, [persoon A]. De maatschap vordert betaling van een huurachterstand van € 2.684,10 tot en met september 2024. De huurder betwist de vordering en heeft een tegeneis ingesteld. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 9 mei 2025 de maatschap in de gelegenheid gesteld om nadere informatie te verstrekken over de huurprijs en de huurverhogingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurachterstand terecht is vastgesteld, ondanks het verweer van de huurder dat hij de achterstand al had voldaan. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de contractuele bepalingen over rente en buitengerechtelijke kosten oneerlijk zijn en heeft deze afgewezen. De huurder hoeft geen rente of buitengerechtelijke kosten te betalen. De proceskosten worden volledig aan de huurder opgelegd, omdat hij grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de maatschap het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de huurder in hoger beroep gaat.