ECLI:NL:RBROT:2025:10819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10-102643-25
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en heroïne met vrijspraak voor ander vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, 17 kogelpatronen en 141,6 gram heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De feiten vonden plaats op 3 april 2025 te Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen een pistool van het merk Glock en munitie voorhanden had. Daarnaast had hij een aanzienlijke hoeveelheid heroïne in zijn bezit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van een ander vuurwapen van het merk Zoraki, waardoor de verdachte voor dat onderdeel is vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een eerdere veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en zijn verslavingsproblematiek. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, die twintig maanden gevangenisstraf had geëist, mede door de vrijspraak voor het tweede vuurwapen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: 10-102643-25
Datum zitting: 29 augustus 2025
Datum uitspraak: 12 september 2025
Tegenspraak
Verdachte: [naam verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] , ingeschreven op het adres: [adres 1] , [postcode] in [plaats] .
Advocaat van de verdachte: G.R. Stolk
Officier van justitie: M. Groot

Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij - samengevat - twee vuurwapens met munitie en 141,6 gram heroïne voorhanden heeft gehad.
De volledige tenlastelegging houdt in dat:
1.
hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, model 43, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of voor dat vuurwapen geschikte munitie, te weten 20 kogelpatronen, en/of een wapen van van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Zoraki, model 906, kaliber 7.65mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en/of voor dat vuurwapen geschikte munitie, te weten 1 kogelpatroon voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 april 2025 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 141,6 gram heroïne, althans een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de feiten bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte:
1.
op 3 april 2025 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en voor dat vuurwapen geschikte munitie, te weten 17 kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
2.
op 3 april 2025 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewijsmotivering en bewijsmiddelen
De bewezenverklaring van de feiten is gebaseerd op de hieronder opgenomen inhoud van de bewijsmiddelen. [1]
Feit 1
1.
Proces-verbaal politie [2]
Op 3 april 2025 troffen wij op de [adres 2] te Rotterdam in een kamer een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan. In de kamer was [naam verdachte] aanwezig.
2.
Proces-verbaal politie [3]
Op 3 april 2025 is op de [adres 2] te Rotterdam een vuurwapen met munitie in beslag genomen van het merk Glock kreeg het goednummer [beslagnummer 1] .
3. Proces-verbaal politie [4]
Op 3 april 2025 zijn goederen inbeslaggenomen.
Goednummer: [beslagnummer 1]
Object: Vuurwapen (Pistool)
Merk/type: Glock 26 Gen 5
Spoor identificatienr: [SIN-nummer 1]
Kaliber: 9x19mm
Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool geschikt om projectielen door een loop af
te schieten. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op
artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Goednummer: [beslagnummer 2]
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal: 20 stuks
Kaliber: 9x19mm
Het betreft kogelpatronen van het kaliber 9xl9mm. Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
4.
Proces-verbaal politie [5]
Spoornummer: [beslagnummer 3]
SIN: [SIN-nummer 2]
Relatie met SIN: [SIN-nummer 1]
Plaats veiligstellen: Trekker en ruwe delen
Spoornummer: [nummer]
SIN: [SIN-nummer 3]
Relatie met SIN: [SIN-nummer 1]
Plaats veiligstellen: Buitenzijde patroonmagazijn
5.
DNA-rapport [6]
SIN
Resultaat
Bewijskracht
[SIN-nummer 2]
[naam verdachte]
meer dan 1 miljard
[SIN-nummer 3]
[naam verdachte]
meer dan 1 miljard
Feit 2
6.
Proces-verbaal politie [7]
Op 3 april 2025 aan de [adres 2] in Rotterdam werd een zakje bruin poeder in beslag genomen met goednummer: [beslagnummer 4]
7.
Proces-verbaal politie [8]
Sin van goed: [SIN-nummer 4]
Goednummer: [beslagnummer 4]
8. Deskundigenverslag [9]
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
[SIN-nummer 4]
poeder en brokvormig, bruin
bevat heroïne
5. Verklaring verdachte [10]
Ik had zelf 10 gram, 20 gram max verdovende middelen op 3 april 2025. Daar ben ik mee naar binnen gekomen, ik kwam daar om te gebruiken.
Vrijspraak
Voor het voorhanden hebben van het vuurwapen van het merk Zoraki is onvoldoende bewijs. Het wapen is, nadat de politie het pand was binnengetreden, door een medeverdachte uit een raam gegooid. De verdachte bevond zich op dat moment in een andere ruimte dan die medeverdachte en heeft meerdere keren verklaard niks van het wapen te weten. Weliswaar is het DNA van de verdachte op het wapen aangetroffen, maar die omstandigheid vindt de rechtbank in dit geval onvoldoende om te bewijzen dat de verdachte op de tenlastegelegde dag wetenschap van en beschikkingsmacht had over dat wapen. De verdachte wordt daarom vrijgesproken van deze beschuldiging.

Kwalificatie en strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
1.
de eendaadse samenloop van:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid feit en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

Straf

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat aan de verdachte een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, moet worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Gepleegde feiten
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie en harddrugs voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten en voedt het gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Daarnaast is het algemeen bekend dat drugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers.
Persoon verdachte
Uit het strafblad van 26 juni 2025 blijkt dat de verdachte eenmaal eerder is veroordeeld voor het voorhanden hebben van harddrugs. Hij is niet eerder veroordeeld voor feiten op grond van de Wet wapens en munitie. De verdachte woont bij zijn ouders, heeft geen werk en ontvangt een bijstandsuitkering. Hij worstelt met verslavingsproblematiek.
Straf
De ernst van de feiten rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat wordt onderstreept door uitspraken van rechtbanken in soortgelijke zaken. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zeven maanden. Daarvan legt de rechtbank een deel - drie maanden - voorwaardelijk op met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de rol van de verdachte, de context waarin de feiten zich afspeelden en zijn persoonlijke omstandigheden. Door de verdediging is verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Daarvoor bestaat echter geen aanleiding, omdat een voorwaardelijke straf geen recht zou doen aan de aard en ernst van de feiten waarvoor de straf wordt opgelegd. De straf die wordt opgelegd is lager dan door de officier van justitie is geëist. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door de vrijspraak van een van de tenlastegelegde vuurwapens.
Wettelijke voorschriften
De oplegging van deze straf is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie
.

Beslissingen

De rechtbank:
Bewezenverklaring
verklaart bewezen dat de verdachte het feit zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan
hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Kwalificatie en strafbaarheid
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (maanden) niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten;

verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;

tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf, voor zover deze tijd niet al op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Samenstelling rechtbank en ondertekening

Dit vonnis is gewezen door:
J.H. Janssen, voorzitter,
en R.H. Kroon en L.N. Foppen, rechters,
in tegenwoordigheid van L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 12 september 2025.

Voetnoten

1.De exacte vindplaatsen van de bewijsmiddelen zijn genoemd in de bijbehorende voetnoot. Als wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het zaaksdossier Drift met nummer [dossiernummer] .
2.Pagina 7
3.Pagina 29
4.Pagina 142 en 143
5.Pagina 4 en 5 van het proces-verbaalnummer [proces-verbaalnummer] .
6.Pagina 2 en 3 van het DNA-rapport van het NFI van 22 april 2025
7.Pagina 78 e.v.
8.Pagina 152.
9.Pagina 1 van het rapport van 9 april 2025 met zaaknummer [zaaknummer]
10.Pagina 77