In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, 17 kogelpatronen en 141,6 gram heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De feiten vonden plaats op 3 april 2025 te Rotterdam, waar de verdachte samen met anderen een pistool van het merk Glock en munitie voorhanden had. Daarnaast had hij een aanzienlijke hoeveelheid heroïne in zijn bezit. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van een ander vuurwapen van het merk Zoraki, waardoor de verdachte voor dat onderdeel is vrijgesproken. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een eerdere veroordeling voor het voorhanden hebben van harddrugs en zijn verslavingsproblematiek. De opgelegde straf is lager dan de eis van de officier van justitie, die twintig maanden gevangenisstraf had geëist, mede door de vrijspraak voor het tweede vuurwapen.