In deze zaak heeft eiser op 25 april 2023 beroep ingesteld tegen het College van Bestuur van de Erasmus Universiteit Rotterdam wegens het uitblijven van beslissingen op zijn verzoeken op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet open overheid (Woo). Eiser had eerder een voorlopige voorziening aangevraagd, maar deze werd op 4 mei 2023 afgewezen. Het college had op 30 mei 2023 aangegeven dat er besluiten waren genomen op twee Woo-verzoeken en een AVG-verzoek van eiser, maar eiser wilde zijn beroep niet intrekken omdat er nog niet op alle verzoeken was beslist. De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelde dat het college de elektronische weg voor eiser niet op grond van artikel 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) had mogen afsluiten. Dit artikel biedt geen grondslag voor het afsluiten van de elektronische weg voor individuele indieners. De rechtbank verklaarde het beroep voor zover het betrekking heeft op de verzoeken die per post zijn ingediend niet-ontvankelijk, maar het beroep voor de langs elektronische weg ingediende verzoeken gegrond. Het college werd opgedragen om binnen achttien weken alsnog besluiten te nemen op de verzoeken van eiser. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn overschreden wordt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg het griffierecht vergoed, maar zijn verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen.