ECLI:NL:RBROT:2025:10544
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet wegens onvoldoende bewijs van woonplaats in Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had een aanvraag om bijstandsuitkering ingediend op 20 februari 2024, welke door het college op 28 maart 2024 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond op 5 september 2024. De eiser stelde beroep in tegen dit besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de te beoordelen periode zijn woonplaats in Rotterdam had. De rechtbank concludeerde dat er geen recht op bijstand bestond, omdat de eiser niet kon aantonen dat hij feitelijk in Rotterdam verbleef. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij de aanvrager ligt en dat ook daklozen controleerbare gegevens moeten verstrekken over hun verblijfplaats. De eiser voerde aan dat zijn persoonlijke omstandigheden, zoals het feit dat hij zijn kind in Rotterdam heeft, niet voldoende waren om zijn woonplaats vast te stellen. De rechtbank volgde dit standpunt niet en verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef. De eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten.