ECLI:NL:RBROT:2025:10465
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Huurachterstand en incassokosten in huurgeschil na vernietiging oneerlijk opslagbeding
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, vordert de eiser, een verhuurder, betaling van huurachterstand van de gedaagden, huurders van een woning. De huurperiode liep van 1 december 2022 tot en met 30 november 2024. De eiser heeft een huurachterstand tot en met november 2024 ingediend, inclusief rente en kosten. In eerdere tussenvonnissen is geoordeeld dat er sprake was van een oneerlijk huurprijswijzigingsbeding en een oneerlijk incassokostenbeding. Echter, in het tussenvonnis van 20 juni 2025 heeft de kantonrechter aangegeven dat het incassokostenbeding van de eiser eerlijk is, wat afwijkt van eerdere oordelen. De gedaagden hebben niet gereageerd op dit voornemen van de kantonrechter.
De kantonrechter heeft de huurachterstand van € 6.749,60 toegewezen, gebaseerd op de berekening van de huurprijs na vernietiging van het opslagbeding. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld om dit bedrag te betalen. Daarnaast zijn de incassokosten, die als eerlijk zijn beoordeeld, vastgesteld op € 562,53. De rente over de huurachterstand is vanaf 1 juni 2024 toegewezen. De proceskosten zijn begroot op € 1.198,47, die ook voor rekening van de gedaagden komen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, zelfs als de gedaagden in hoger beroep gaan.