In deze zaak heeft de bewindvoerder van betrokkene verzocht om het hogere schuldentarief voor een periode van 12 maanden na de acceptatie van een nulaanbod te mogen rekenen. De kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen, omdat de periode van 24 maanden na de start van het bewind al was geëindigd op het moment dat het nulaanbod werd geaccepteerd. De bewindvoerder had eerder, op 25 juni 2025, het verzoek ingediend, nadat betrokkene op 18 maart 2025 schuldenvrij was geraakt door het accepteren van een nulaanbod. De kantonrechter heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling en heeft het verzoek op basis van de ingediende informatie beoordeeld.
De rechtbank hanteert een beleid waarbij de bewindvoerder recht heeft op een hogere beloning voor een periode van 18 maanden na aanmelding bij schuldhulpverlening, met een maximum van 24 maanden vanaf de start van het bewind. Dit beleid is bedoeld om de extra werkzaamheden van de bewindvoerder in de beginfase van het schuldenbewind te erkennen. De kantonrechter oordeelt dat er in deze zaak sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, maar dat het hogere tarief niet langer van toepassing is, aangezien de periode van 24 maanden al is verstreken. De kantonrechter wijst het verzoek van de bewindvoerder af, met de overweging dat er geen reden is om na de acceptatie van het nulaanbod het hogere tarief te blijven rekenen.
Tegen deze beschikking kan, uitsluitend door tussenkomst van een advocaat, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.