Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De kern van de zaak en het procesverloop
- de dagvaarding van 26 juli 2023, met producties 1 tot en met 13;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid en verzoek tot verwijzing van Zurich;
- het B16-formulier van Marop;
- het vonnis van 20 december 2023 van de rechtbank Den Haag waarin de zaak is verwezen naar de rechtbank Rotterdam;
- de conclusie van antwoord, met 1 productie;
- de aanvullende producties 14 en 15 (door de rechtbank doorgenummerd) van Marop;
- de mondelinge behandeling van 28 augustus 2024 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde spreekaantekeningen van mr. Bijleveld en mr. Versteeg.
2.De feiten
3.Het geschil
1. te verklaren voor recht dat Zurich gehouden is om op de voet van artikel 2.2.6 jo. artikel 2.1 NBZB 2006 dekking te verlenen onder de verzekering en gehouden is om de volledig door Lengkeek vastgestelde schade aan Marop te vergoeden;
5. Zurich te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten;
4.De beoordeling
dominant causeom het causaal verband vast te stellen (HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1523). De rechtens relevante oorzaak zal moeten worden vastgesteld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overeenkomst. Wat dat betreft is van belang dat het hier gaat om een zogenoemde named-perils-polis. Dat blijkt uit artikel 2.1.1 waarin staat dat de schade veroorzaakt moet zijn door de in artikel 2.2 genoemde gevaren om voor dekking in aanmerking te kunnen komen. Dit impliceert dat schade veroorzaakt door niet genoemde gebeurtenissen
nietis gedekt. Partijen zijn het hier op zichzelf over eens. Het is aan Marop om feiten te stellen waaruit volgt dat in het onderhavige geval sprake is van een in de polis genoemde gebeurtenis en/of genoemd gevaar en dat de schade is veroorzaakt door deze gebeurtenis en/of dit gevaar.
€ 178,00(plus de verhoging zoals hieronder vermeld)