ECLI:NL:RBROT:2024:9881

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
10/167013-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verboden vuurwapenbezit, tonen van een vals rijbewijs en rijden zonder rijbewijs

Op 11 september 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee misdrijven: verboden vuurwapenbezit en het tonen van een rijbewijs dat niet op zijn naam stond, alsook aan de overtreding van rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, voor de misdrijven en een voorwaardelijke hechtenis van 1 maand voor de overtreding, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een advocaat, mr. A. Knol, die de verdediging voerde. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 11 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de straffen in overeenstemming moesten zijn met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen in de auto had, wat een ernstig risico voor de veiligheid met zich meebracht. De verdachte had eerder in Frankrijk al een veroordeling voor het rijden zonder rijbewijs, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer, gezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/167013-24
Datum uitspraak: 11 september 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ([geboorteland]) op [geboortedatum 1],
verblijvende op het adres: [adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres],
raadsvrouw mr. A. Knol, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.T.O. Bakker heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden met aftrek van voorarrest voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde misdrijven;
  • veroordeling van de verdachte tot hechtenis voor de duur van één maand voor de onder 3 ten laste gelegde overtreding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Vormverzuim
Aangevoerd is dat er sprake is geweest van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De wijze waarop de auto is onderzocht en het vuurwapen is aangetroffen, maakt dat er sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto. Deze handelingen kunnen niet worden gerechtvaardigd op grond van artikel 55b Sv. Door dit vormverzuim is artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in aanzienlijke mate geschonden, hetgeen primair zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, subsidiair tot strafvermindering.
Ontbrekende wetenschap
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte niet wist dat er een vuurwapen in de auto lag. Volgens de verdachte is zijn eerdere verklaring niet goed op papier gezet door de politie. De verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
Vormverzuim
Artikel 55b lid 1 Sv bepaalt dat verbalisanten bevoegd zijn om een staande gehouden of aangehouden verdachte aan zijn kleding, en voorwerpen die hij bij zich draagt of met zich mee voert, te onderzoeken voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling van zijn identiteit. Daaronder valt blijkens vaste rechtspraak ook het kijken in bagage die een verdachte in een voertuig meevoert of het kijken in het dashboardkastje van dat voertuig (ECLI:NL:HR:2011:BP6043 en conclusie AG bij deze zaak). Uit het dossier volgt dat de verbalisant in de auto waarin de verdachte zich bevond, heeft gezocht naar identificerende bescheiden. Tussen de bestuurdersstoel en het middenconsole van de auto heeft de verbalisant de hengsel van een tas gezien. Hij heeft de tas gepakt en geopend. Daarin trof hij het vuurwapen aan, waarna dit wapen in beslag is genomen. De verbalisant heeft slechts door zoekend rond te kijken – en zonder de auto te hebben doorzocht – een tas aangetroffen. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, is een tas bij uitstek een plek waarin identificerende bescheiden worden bewaard. De noodzaak om in de tas te zoeken naar bescheiden ter vaststelling van de identiteit van de verdachte volgt uit het feit dat verbalisanten het vermoeden hadden dat de verdachte zich kort daarvoor had geïdentificeerd met een vals rijbewijs, althans een rijbewijs dat niet aan hem toebehoorde. De persoon op de foto van dat getoonde rijbewijs leek immers niet op de verdachte. Het onderzoeken van de tas was dan ook rechtmatig. Er is om die reden geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Het verweer wordt verworpen.
Wetenschap
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat hij niet wist dat er een wapen in de auto lag, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Daarbij wijst de rechtbank op het feit dat het vuurwapen in een open tas onder de stoel van de verdachte lag en op de eerdere verklaring die de verdachte heeft afgelegd bij de politie, waarin hij bekent dat hij het vuurwapen bij zich had. Het verweer van de verdediging dat deze verklaring van de verdachte niet goed op papier is gezet, volgt de rechtbank niet. De verdachte heeft in zijn eerste verklaring gedetailleerd aangegeven waarom hij het vuurwapen bij zich had en hij vermeldt daarbij feiten die wijzen op wetenschap van het vuurwapen. Zo heeft de verdachte onder meer verklaard dat hij het vuurwapen bij zich had omdat hij werd bedreigd door personen die een conflict hadden met zijn zoon, dat het wapen niet uit Nederland kwam en dat het ook niet voor Nederland bedoeld was. Dat al deze onderdelen van zijn verklaring onjuist zouden zijn vastgelegd, is volstrekt onaannemelijk.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde feit wordt bewezen verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
op 19 mei 2024 te Dordrecht
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Mauser, type 90DA, kaliber 9mm
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te
weten kogelpatronen, kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij
op 19 mei 2024 te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam
gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel
231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Frans rijbewijs op naam van [naam]
[naam], [geboortedatum 2] ([geboorteplaats 2]),
door dit rijbewijs te tonen, nadat hij, verdachte, hiertoe was gevorderd;
3
hij
op 19 mei 2024
te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, Audi met
kenteken [kenteken]) heeft gereden op de weg, Rijksweg A16, zonder dat aan hem
door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;

3.overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden vuurwapenbezit. Het vuurwapen is met bijbehorende munitie binnen handbereik van de verdachte aangetroffen in de personenauto waarin de verdachte zich bevond. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het voorhanden hebben van vuurwapens leidt immers niet zelden tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Dat de verdachte het wapen op de openbare weg met zich mee voerde is een strafverzwarende omstandigheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het tonen van een rijbewijs van een ander, alsmede het rijden zonder rijbewijs. De verdachte heeft bij een controle aan verbalisanten het rijbewijs van zijn broer getoond. Daar komt bij dat de verdachte voorafgaand aan de controle een personenauto heeft bestuurd, terwijl na onderzoek bleek dat de verdachte niet in het bezit was van een daarvoor vereist rijbewijs. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in de juistheid en authenticiteit van officiële documenten, maar heeft hij er ook blijk van gegeven de in het verkeer geldende regelgeving, die mede ziet op de verkeersveiligheid, aan zijn laars te lappen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Nederlandse uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 augustus 2024 en het Franse uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 augustus 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder in Frankrijk is veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de straf en de duur daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte uit van een gevangenisstraf van acht maanden. Voor het tonen van een vals identiteitsbewijs geven de oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf van twee maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten. De rechtbank acht ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden dan ook passend en geboden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank hechtenis voor de duur van één maand passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen vuurwapen met bijbehorende munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen met bijbehorende munitie zal dienovereenkomstig worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 62, 231 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maandenvoor de onder 1 en 2 bewezen misdrijven;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot
hechtenis voor de duur van 1 (één) maandten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde overtreding en bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Wapen (omschrijving: [proces-verbaalnummer 1], meerkleurig, merk: Mauser 90da);
4 STK Munitie (omschrijving: [proces-verbaalnummer 2], S&B kogelpatroon).
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Brouwer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 11 september 2024.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op of omstreeks 19 mei 2024
te Dordrecht
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Mauser, type 90DA, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te
weten een of meer kogelpatro(o)n(en), kaliber 9mm,
voorhanden heeft gehad;
2
hij
op of omstreeks 19 mei 2024
te Dordrecht
opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam
gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in het eerste lid van artikel
231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten een Frans rijbewijs op naam van [naam]
[naam], [geboortedatum 2] ([geboorteplaats 2]),
door dit rijbewijs te tonen, nadat hij, verdachte, hiertoe was gevorderd;
3
hij
op of omstreeks 19 mei 2024
te Dordrecht als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto, Audi met
kenteken [kenteken]) heeft gereden op de weg, Rijksweg A16, zonder dat aan hem
door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de
Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.