ECLI:NL:RBROT:2024:9829

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
11142712 CV EXPL 24-14429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident ex artikel 843a BW betreffende verstrekking huisartsenjournaal door werknemer aan werkgever

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een incident op basis van artikel 843a van het Burgerlijk Wetboek. De eiser, aangeduid als [persoon A], heeft een arbeidsongeval gehad op 27 juni 2023 en vordert in de hoofdzaak dat zijn werkgever, CLdN Ports Netherlands B.V., aansprakelijk wordt gesteld voor de schade die hij heeft geleden. In het incident heeft CLdN verzocht om inzage in het huisartsenjournaal van [persoon A] vanaf twee jaar voor het ongeval, om te kunnen onderbouwen dat er geen causaal verband bestaat tussen de klachten van [persoon A] en het ongeval. [persoon A] heeft echter niet gereageerd op deze vordering.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat CLdN een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van het huisartsenjournaal, aangezien dit essentieel is voor haar verweer in de hoofdzaak. De rechter heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn aan de kant van [persoon A] om de gevraagde informatie niet te verstrekken. Daarom is [persoon A] veroordeeld om binnen een maand na de uitspraak een ongeschoond afschrift van zijn huisartsenjournaal te verstrekken aan CLdN. Tevens is [persoon A] veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 120,-, met wettelijke rente.

De zaak is vervolgens verwezen naar een rolzitting op 26 november 2024, waar CLdN de gelegenheid krijgt om inhoudelijk te reageren op de dagvaarding. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de hoofdzaak nog niet is behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11142712 CV EXPL 24-14429
datum uitspraak: 20 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon A],
wonende te Rotterdam,
eiser in de hoofdzaak, verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. M. Yavuzyiğitoğlu, advocaat te Rotterdam,
tegen
CLdN Ports Netherlands B.V.,
statutair gevestigd te Vlissingen en mede kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
gemachtigde: mr. M.R. Lauxtermann, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘ [persoon A] ’ en ‘CLdN’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 mei 2024, met bijlagen;
  • de eis in het incident, met bijlagen.
1.2.
Bij rolbeicht van 23 juli 2024 is [persoon A] in de gelegenheid gesteld om zich op de rolzitting van 7 augustus 2024 mondeling of schriftelijk uit te laten over de incidentele vordering. Op genoemde rolzitting is [persoon A] echter niet verschenen, terwijl hij evenmin schriftelijk heeft gereageerd of om verder uitstel heeft verzocht.
1.3.
De kantonrechter heeft vervolgens in het incident de uitspraak van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

Waar gaat de hoofdzaak over?
2.1.
[persoon A] is in dienst bij CLdN. Hij spreekt in de hoofdzaak CLdN aan in haar hoedanigheid van werkgever. Op 27 juni 2023 heeft volgens [persoon A] een arbeidsongeval plaatsgevonden, waardoor hij schade lijdt. In de hoofdzaak vordert hij een verklaring voor recht dat CLdN aansprakelijk is voor deze schade.
Waar gaat het incident over?
2.2.
CLdN betoogt dat geen sprake is (of niet hoeft te zijn) van causaal verband tussen de schade die [persoon A] lijdt en het ongeval van 27 juni 2023. CLdN wil, om dit standpunt te onderbouwen, weten of de (fysieke en psychische) klachten die [persoon A] stelt te hebben al aanwezig waren vóór het ongeval. Zij heeft [persoon A] gevraagd om inzage in zijn huisartsenjournaal vanaf 27 juni 2021, twee jaar vóór het ongeval, zodat hier duidelijkheid over komt. [persoon A] heeft deze informatie niet aan CLdN verstrekt. CLdN vordert nu op grond van artikel 843a Rv dat [persoon A] het huisartsenjournaal aan haar verstrekt. [persoon A] heeft niet op deze vordering gereageerd, hoewel hij die gelegenheid wel heeft gekregen.
[persoon A] moet de informatie verstrekken
2.3.
Uit artikel 843a lid 1 Rv volgt dat aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan om aanspraak te kunnen maken het verstrekken van bepaalde bescheiden:
degene die om de bescheiden vraagt moet daarbij een rechtmatig belang hebben;
het moet gaan om bepaalde bescheiden die de ander tot zijn beschikking of onder zijn berusting heeft;
het moet gaan om een rechtsbetrekking waarbij de eisende partij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.
Uit lid 4 van artikel 843a Rv volgt dat niet aan de vordering hoeft te worden voldaan als degene die de bescheiden heeft, daarvoor gewichtige redenen heeft, of als redelijkerwijs kan worden aangenomen “dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd”.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat CLdN een rechtmatig belang heeft bij het verstrekken van het huisartsenjournaal door [persoon A] . Zij moet zich als werkgever verweren tegen de vorderingen van [persoon A] , die zijn gebaseerd op de werkgeversaansprakelijkheid op basis van artikel 7:658 BW. Een van de verweren waarover dan beslist moet worden, is het al dan niet aanwezig zijn van causaal verband tussen de klachten van [persoon A] en het ongeval op 27 juni 2023. Dat [persoon A] als patiënt de gevraagde gegevens tot zijn beschikking heeft, spreekt voor zich. Tot slot betreffende stukken de rechtsbetrekking tussen partijen, nu [persoon A] CLdN als werkgever aanspreekt.
2.5.
Van een gewichtige reden aan de kant van [persoon A] is niet gebleken. Zoals hiervoor ook al gezegd heeft hij in het geheel niet gereageerd op de vordering in het 843a- incident. Van de situatie waarin redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van het huisartsenjournaal is gewaarborgd is ook niet gebleken. In dit incident wordt niet vooruitgelopen op een eventuele bewijslastverdeling over het causaal verband. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat CLdN – in het kader van haar stelplicht of in het kader van een eventuele bewijsopdracht – over het huisartsenjournaal moet kunnen beschikken.
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.6.
[persoon A] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt. De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van CLdN op € 80,- aan salaris voor de gemachtigde en € 40,- aan nakosten. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de manier zoals hieronder bepaald.
Het vervolg in de hoofdzaak
2.7.
CLdN heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op de dagvaarding. Dat mag zij nog doen. Om CLdN voldoende tijd te geven om na ontvangst van het huisartsenjournaal te concluderen, wordt de zaak verwezen naar de hieronder genoemde rolzitting.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in het incident
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan CLdN binnen één maand na dagtekening van dit vonnis te verstrekken een ongeschoond afschrift van zijn huisartsenjournaal over de periode van 27 juni 2021 tot en met heden;
3.2.
veroordeelt [persoon A] in de kosten van dit incident, die aan de kant van CLdN worden begroot op € 120,-, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag;
in de hoofdzaak
3.3.
bepaalt dat CLdN op de rolzitting van
dinsdag 26 november 2024mag reageren op de dagvaarding;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.J. Wetzels en in het openbaar uitgesproken.
51909