ECLI:NL:RBROT:2024:9482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/8185
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toegang tot maatschappelijke opvang op basis van zelfredzaamheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die toegang tot maatschappelijke opvang vroeg. De aanvraag van verzoekster was eerder op 29 juli 2024 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam afgewezen, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang. Het college stelde dat verzoekster in staat was om zich met gebruikelijke voorzieningen en hulp vanuit haar sociale netwerk te handhaven in de samenleving en dat zij haar thuissituatie niet had verlaten.

Verzoekster, die in een moeilijke situatie verkeerde na het verbreken van haar relatie, stelde dat zij en haar kinderen emotionele en psychische stress ervaarden in hun huidige woning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat zij oordeelde dat verzoekster zelfredzaam was en niet aan de voorwaarden voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) voldeed. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beoordeling binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving moest plaatsvinden.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster haar thuissituatie niet had verlaten en dat zij in staat was om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. De voorzieningenrechter merkte op dat, hoewel verzoekster in een lastige situatie verkeerde, het college niet verplicht was om opvang te bieden, omdat verzoekster niet tot de doelgroep behoorde. De uitspraak benadrukte ook dat verzoekster zich bij Veilig Thuis kon melden in geval van een verslechtering van de thuissituatie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het college verzoekster niet hoeft toe te laten tot de maatschappelijke opvang.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8185

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1. Met het besluit van 29 juli 2024 heeft het college de aanvraag van verzoekster om maatschappelijke opvang afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en haar gemachtigde, [naam] (budgetbeheerster) en gemachtigde van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat het in deze zaak om?
4. Verzoekster heeft zich op 29 juli 2024 gemeld bij Centraal Onthaal met het verzoek om gebruik te mogen maken van maatschappelijke opvang. Het college heeft deze aanvraag afgewezen. Volgens het college voldoet verzoekster niet aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang, omdat zij in staat wordt geacht zich op eigen kracht, met gebruikelijke voorzieningen, met mantelzorg en met hulp vanuit haar sociale netwerk te handhaven in de samenleving. Zij dient volgens het college zelf in haar onderdak en dat van haar kinderen te voorzien. Verzoekster is het niet eens met dit besluit en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat er aan haar en haar kinderen opvang wordt verleend.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. Verzoekster heeft toegelicht dat zij de beslissing op bezwaar niet kan afwachten omdat zij en haar kinderen veel emotionele en psychische stress ervaren in de woning waar ook de ex-partner verblijft. Dit uit zich volgens verzoekster onder andere in het niet goed slapen van de kinderen. Daarnaast is de behandeling van de logopedie van het jongste kind gestagneerd vanwege de stressvolle situatie in de woning. Verzoekster bezoekt inmiddels een psycholoog voor haar psychische klachten. Verzoekster heeft een steunend netwerk, maar zij heeft niet de mogelijkheid om bij iemand te verblijven. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang en zal deze zaak daarom inhoudelijk beoordelen.
De inhoudelijke beoordeling
8. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat zij begrijpt dat verzoekster in een heel moeilijke situatie verkeert. Haar relatie is verbroken en zij loopt nu tegen het probleem aan dat zij nog geen zelfstandige woning heeft kunnen vinden om haar leven en dat van haar kinderen opnieuw te kunnen vormgeven. De voorzieningenrechter is echter gehouden de zaak te beoordelen binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving. Binnen die kaders oordeelt de voorzieningenrechter als volgt.
Is verzoekster zelfredzaam?
9. Een inwoner van Nederland komt – kort gezegd – in aanmerking voor opvang op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) als hij de thuissituatie heeft verlaten en niet in staat is zich op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te handhaven in de samenleving. In zo’n geval is iemand niet zelfredzaam.
10. Als een zelfredzaam iemand een woning krijgt, dan zijn de problemen van die persoon daarmee ook opgelost. Bij iemand die niet zelfredzaam is, is dat niet het geval. De persoon die niet zelfredzaam is, zal ondanks het krijgen van een woning nog steeds geholpen moeten worden om zijn dagelijks leven te organiseren. Om die reden wordt bij maatschappelijke opvang het verlenen van opvang dan ook gekoppeld aan een hulptraject.
11. Het college heeft er allereerst ter zitting op gewezen dat verzoekster de thuissituatie niet heeft verlaten, zodat zij reeds daarom al niet aan de voorwaarden van de WMO voldoet. Los daarvan is de voorzieningenrechter met het college van oordeel dat niet is gebleken dat verzoekster niet zelfredzaam is; zij kan zich handhaven in de samenleving.
12. Uit het gesprek dat door de medewerker van Centraal Onthaal met verzoekster is gevoerd, komt immers naar voren dat zij alleen een huisvestingsprobleem heeft. Zij woont nog bij haar (ex)partner in de woning, maar wil (vanwege de onrust die is ontstaan na het verbreken van de relatie) graag een eigen woning voor haar en de kinderen. Zij staat bijna twee jaar ingeschreven op Woonnet Rijnmond en is ook actief zoekende naar een zelfstandige woning. Verzoekster heeft daarnaast voor 20 uur per week werk als begeleider waarmee zij zelf in haar levensonderhoud kan voorzien en zelf een woonruimte kan huren. Verzoekster heeft in dit gesprek ook benoemd gezond te zijn en heeft aangegeven geen verdovende middelen te gebruiken. Ook de kinderen hebben geen gezondheidsproblemen. Voor een deel van de schulden is een regeling getroffen en per 1 november 2024 wil verzoekster zich aanmelden voor schuldhulpverlening voor de overige schulden. Verzoekster heeft verder hulp van haar budgetbeheerster die zij via via heeft geregeld. Uit wat verzoekster heeft aangevoerd, volgt niet dat zij problemen heeft bij het zich handhaven in de samenleving.
13. Nu is gebleken dat verzoekster haar thuissituatie niet heeft verlaten en zij zelfredzaam is, is het college niet verplicht voor opvang op grond van de Wmo te zorgen, omdat verzoekster niet tot de doelgroep behoort. Daarbij is de voorzieningenrechter van oordeel dat, anders dan verzoekster heeft gesteld, het college de belangen van de kinderen niet heeft hoeven laten prevaleren. Het college heeft er in het verweerschrift op kunnen wijzen dat de kinderen onderdak hebben, zij worden verzorgd, schoolgaand zijn en verzoekster - gelet op het voorgaande - in staat kan worden geacht zelf vorm te geven aan haar gezinsleven, waarmee de belangen van de kinderen ook zijn gewaarborgd. Gelet op de schaarste aan opvangplekken, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat in dit geval sprake is van een fair balance tussen de publieke belangen bij opvang op grond van de Wmo enerzijds, en de belangen van verzoekster en de kinderen anderzijds. Voor zover verzoekster nog heeft verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 september 2021 (ECLI:NL:RBDHA:2021:10605) ziet de voorzieningenrechter daarin geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu in die zaak sprake was van een exceptioneel geval, in een andersoortige situatie.
14. De voorzieningenrechter merkt tot slot op dat, als sprake is van een verslechtering van de thuissituatie (een (acuut) onveilige situatie) of als de situatie van haar kinderen achteruit gaat, in die zin dat sprake is van een ernstige bedreiging van hun ontwikkeling, verzoekster zich kan melden bij Veilig Thuis. In dat geval kan worden beoordeeld of een crisisplaatsing aan de orde is.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent het college verzoekster niet hoeft toe te laten tot de maatschappelijke opvang. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.