ECLI:NL:RBROT:2024:9424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
C/10/669363 / HA ZA 23-1021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake billijke vergoeding voor dance evenementen en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak vordert de Stichting ter Exploitatie van Naburige Rechten (Sena) van een aantal dance evenement organisatoren, waaronder [gedaagde 1] tot en met [gedaagde 5], betaling van een billijke vergoeding op basis van artikel 7 van de Wet op de Naburige Rechten (WNR). Sena stelt dat de gedaagden hun verplichtingen uit eerdere overeenkomsten niet zijn nagekomen en dat er sprake is van een doorlopende inbreuk op de naburige rechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in het verleden al meerdere keren zijn aangesproken op hun betalingsverplichtingen en dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten die niet is nageleefd. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden hoofdelijk moeten voldoen aan de betalingsverplichtingen en dat er een verbod moet komen op het openbaar maken van muziek zolang de billijke vergoeding niet volledig is betaald. De vorderingen van Sena worden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank ook een dwangsom oplegt voor het niet nakomen van de verplichtingen. In reconventie vorderen de gedaagden een verklaring voor recht dat zij per 7 februari 2024 niets meer aan Sena verschuldigd zijn, maar deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank legt de proceskosten voor de gedaagden op, omdat zij grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/669363 / HA ZA 23-1021
Vonnis van 4 september 2024
in de zaak van
de stichting
STICHTING TER EXPLOITATIE VAN NABURIGE RECHTEN (SENA),
gevestigd te Hilversum,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 3],
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
gevestigd te Rotterdam,
5.
[gedaagde 5],
wonende te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. A. Ester te Zwijndrecht.
Partijen worden hierna Sena en [gedaagden] genoemd. [gedaagden] worden afzonderlijk aangeduid als [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3], [gedaagde 4] en [gedaagde 5].

1.De zaak in het kort

[gedaagden] zijn organisatoren van dance evenementen. Zij moeten voor het gebruik van muziek de billijke vergoeding van artikel 7 WNR betalen aan Sena. Dit is de vierde procedure van Sena tegen [gedaagden] die daarover gaat. In maart 2023 zijn tijdens een kort geding afspraken gemaakt. Volgens Sena zijn die afspraken niet afdoende gebleken. Zij vordert nakoming, oplegging van deels andere verplichtingen en een verbod. Volgens [gedaagden] staan de gemaakte afspraken aan de vorderingen in de weg en is er onvoldoende reden om van de afspraken af te wijken. De vorderingen worden gedeeltelijk toegewezen.
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 november 2023;
  • de akte overlegging producties 1 tot en met 19 van Sena;
  • de akte overlegging aanvullende producties 20 en 21 van Sena;
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 22 en 23;
  • de akte overlegging producties 4 tot en met 6 van [gedaagden];
  • de akte overlegging productie 7 van [gedaagden];
  • de akte overlegging aanvullende productie 24 van Sena;
  • de spreekaantekeningen voor de mondelinge behandeling van Sena en [gedaagden];
  • de mondelinge behandeling van 5 juni 2024.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Sena is de in artikel 15 Wet op de naburige rechten (WNR) genoemde stichting.
2.2.
[gedaagde 5] is indirect bestuurder en enig aandeelhouder van [gedaagde 1] en van [gedaagde 3] (via [gedaagde 2] en [gedaagde 4]).
2.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 3] zijn organisatoren van dance evenementen.
2.4.
In 2018 is een kortgedingprocedure gevoerd tussen Sena en [gedaagde 1]. Ter zitting van 5 juli 2018 zijn zij o.a. overeengekomen dat [gedaagde 1] het nog openstaande bedrag € 13.362,89 van de billijke vergoeding (van in totaal € 22.989,59) aan Sena zou betalen. Dit betrof evenementen die sinds 2013 waren georganiseerd. Ook is overeengekomen dat een registeraccountant zou worden aangesteld om de door [gedaagde 1] gedane opgaven goed te keuren.
2.5.
[gedaagde 1] heeft het bedrag van € 13.362,89 betaald en een nieuwe, door de accountant gecontroleerde, opgave gedaan. Hieruit bleek dat [gedaagde 1] niet € 22.989,59, maar € 42.486,90 aan billijke vergoeding verschuldigd was.
2.6.
Bij verstekvonnis van 11 november 2020 is [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling van het toen resterende bedrag van € 19.497,31. In dat vonnis is [gedaagde 1] ook bevolen om op straffe van verbeurte van een dwangsom:
  • binnen veertien dagen na betekening van het vonnis opgave aan Sena te doen van de recettes van door of namens haar georganiseerde dance evenementen in 2019 en 2020 en om, voor zover de evenementen nog moeten plaatsvinden, telkens opgave aan Sena te doen van de recettes binnen veertien dagen na afloop van het desbetreffende dance evenement;
  • per direct ieder ten gehore brengen of anderszins openbaar maken van voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen, of reproducties daarvan, te staken en gestaakt te houden, voor zover [gedaagde 1] daarvoor geen billijke vergoeding aan Sena heeft betaald.
2.7.
Nadat het verstekvonnis is gewezen heeft [gedaagde 1] opgave over 2019 gedaan. Op grond van die opgave was zij een bedrag van € 6.036,45 aan billijke vergoeding verschuldigd.
2.8.
Op 21 maart 2022 heeft Sena [gedaagde 1] gesommeerd om het op dat moment openstaande bedrag van € 35.949,55 (de bedragen genoemd in rov 2.6 en 2.7 met rente en kosten) te betalen en om alsnog opgave te doen over 2020 en 2021. In het kader van een betalingsregeling heeft [gedaagde 1] € 22.500,00 aan Sena betaald (en stond er dus nog € 13.449,55 open).
2.9.
[gedaagde 3] heeft na sommatie van 1 juni 2022 opgave gedaan van het Kralingse Bos Festival 2022. Op grond van die opgave was [gedaagde 3] een billijke vergoeding van € 4.850,80 verschuldigd. Dat werd niet betaald.
2.10.
In maart 2023 is een kortgedingprocedure gevoerd. Partijen hebben op 31 maart 2023 ter zitting de volgende vaststellingsovereenkomst gesloten (verder: de vaststellingsovereenkomst):
“(…)
1. Uiterlijk maandag 3 april 2023 wordt een bedrag van € 13.449,55 door Revolt
Evenementen (…) betaald aan Sena.
2. Uiterlijk maandag 3 april 2023 wordt een bedrag van € 4.850,80 door [gedaagde 3] (…) betaald aan Sena, ten titel van KBF 2022.
3. Gedaagden 2. t/m 5. [rechtbank: [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4]] zullen uiterlijk donderdag 6 april 2023 opgave doen van de recettes van de dance evenementen over de jaren 2021, 2022 en 2023. Zij zullen een externe accountant inschakelen ten behoeve van de controle van deze opgave, welke accountant zijn constateringen schriftelijk moet vastleggen. Deze laatste moet gelijktijdig in afschrift aan Sena worden verstrekt.
4. Sena zal uiterlijk vrijdag 7 april 2023 de facturen versturen aan gedaagde sub 4 [[gedaagde 3]]. Naar aanleiding van de opgave zoals hiervoor onder 3. bedoeld. Die facturen moeten uiterlijk 13 april 2023 worden betaald.
5. Voor de toekomst zullen gedaagden 2. t/m 5. of een nieuw op te richten entiteit steeds 14 dagen voorafgaand aan een evenement opgave doen van de voorlopige recettes. Na ontvangst van de daarop betrekking hebbende factuur wordt deze binnen een week betaald. Binnen 30 dagen na afloop van het evenement wordt definitief opgave gedaan van de recettes, dit laatste op straffe van verbeurte van een boete van € 200,00 per dag, met een maximum van € 4.000,00. Buiten de op te geven recettes zal worden gehouden de servicefee waarvan gedaagden 2. t/m 5. kunnen aantonen dat deze direct aan de serviceprovider toekomt.
6. Er zal in de toekomst alleen opgave worden gedaan van recettes voor evenementen met
een ticketprijs hoger dan € 25,00 welke evenementen plaatsvinden op een indoor-locatie die aan (één van) gedaagden toebehoort en waarvoor reeds een amusementsmuzieklicentie is afgesloten en betaald.
7. Ter gedeeltelijke compensatie van de gemaakte proceskosten zal [gedaagde 3] een bedrag van € 2.500,00 betalen aan Sena, uiterlijk op maandag 3 april 2023.
8. Na uitvoering van het voorgaande hebben partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen zij elkaar over en weer finale kwijting. (…)”
Deze overeenkomst is ondertekend door [gedaagde 5], “voor zichzelf en namens gedaagden sub 2. t/m 5.” (dat zijn [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4], hierna ook gezamenlijk aangeduid als de vennootschappen).
2.11.
In 2021, 2022 en 2023 zijn zes evenementen gehouden (Vrije Volk Festival 2021 en 2022, Kralingse Bos Festival 2022 en 2023 en Expedition Festival 2022 en 2023). In een rapportage van 6 april 2023 heeft Horeca Accountancy de - deels voorlopige - opgaven voor drie van deze evenementen beoordeeld (en aangepast). Naar aanleiding van deze geverifieerde opgaven heeft Sena op 7 april 2023 drie facturen aan [gedaagde 3] verzonden. Deze facturen zijn op 14 en 17 april 2023 betaald.
2.12.
In een rapportage van 13 april 2023 heeft Horeca Accountancy de - deels voorlopige - opgaven voor de overige drie evenementen beoordeeld (en gecorrigeerd). Sena heeft naar aanleiding van deze geverifieerde opgaven op 17 april 2023 drie facturen aan [gedaagde 3] verzonden. Die facturen zijn op 18 april 2023 betaald.
2.13.
Op 29 juni 2023 is definitieve opgave gedaan van het Kralingse Bos Festival, dat op 27 april 2023 plaatsvond. Naar aanleiding van deze opgave heeft Sena op 30 juni 2023 een factuur verzonden aan [gedaagde 3]. Deze factuur is op 21 november 2023 betaald.
2.14.
Op 17 juli 2023 is voorlopige opgave gedaan van het op 22 juli 2023 gehouden Expedition Festival. Naar aanleiding van deze opgave heeft Sena op 19 juli 2023 een voorschotfactuur verzonden aan [gedaagde 3]. Deze factuur is op 5 september 2023 betaald.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Sena vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
“(…)
I. Gedaagden hoofdelijk te gebieden 14 dagen voorafgaand aan een toekomstig te organiseren dance evenement voorlopige opgave van de recettes te doen op straffe van een door ieder der gedaagden hoofdelijk verschuldigde dwangsom van EUR 10.000,- per dag waarop een gedaagde dit gebod overtreedt, en op basis van die voorlopige recettes als voorschot 75% van de billijke vergoeding, 7 dagen voorafgaand aan het Dance Evenement, aan Sena te betalen.
II. Gedaagden hoofdelijk te gebieden 30 dagen na een georganiseerd dance evenement een door een accountant gecontroleerde opgave van de definitieve recettes te doen op straffe van een door ieder der gedaagden hoofdelijk verschuldigde dwangsom van EUR 10.000,- per dag waarop een gedaagde dit gebod overtreedt.
III. Gedaagde sub 1 t/m 4 ieder afzonderlijk te gebieden om per direct te staken en gestaakt te houden ieder ten gehore brengen of anderszins openbaar maken van voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen, of reproducties daarvan, zoals door het organiseren van Dance Evenementen:
Primair: zolang de billijke vergoeding over het verleden en het voorschot zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald,
Subsidiair: zolang het voorschot op de billijke vergoeding zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald,
zulks op straffe van een dwangsom van EUR 2.000,- per fonogram of EUR 250.000,- per dance evenement, zulks ter keuze van Sena, waarop gedaagde dit gebod overtreedt.
IV. Gedaagde sub 5 te gebieden om per direct, in persoon of uit hoofde van een entiteit waarvan zij (indirect) aandeelhouder, bestuurder en/of feitelijk beleidsbepaler is, te staken en gestaakt te houden ieder ten gehore brengen of anderszins openbaar maken van voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen, of reproducties daarvan, zoals door het organiseren van Dance Evenementen:
Primair: zolang de billijke vergoeding over het verleden en het voorschot zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald,
Subsidiair: zolang het voorschot op de billijke vergoeding zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald,
zulks op straffe van een dwangsom van EUR 2.000,- per fonogram of EUR 250.000,- per dance evenement, zulks ter keuze van Sena, waarop gedaagde dit gebod overtreedt.
V. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv. (…)”
3.2.
[gedaagden] concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring van Sena in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van Sena, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten.
3.3.
Op de relevante stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagden] vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat [gedaagden] per 7 februari 2024 niets verschuldigd zijn aan Sena, met veroordeling van Sena in de proceskosten.
3.5.
Sena concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [gedaagden] in hun vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [gedaagden], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Inleiding
4.1.
Op grond van artikel 7 WNR mogen commerciële fonogrammen openbaar worden gemaakt zonder toestemming van de fonogrammenproducenten en uitvoerende kunstenaars, mits daarvoor een billijke vergoeding wordt betaald. Sena is belast met de inning en verdeling van de billijke vergoeding en vertegenwoordigt de rechthebbende uitvoerende kunstenaar en fonogrammenproducenten in en buiten rechte. Als de vergoeding niet wordt betaald wordt onrechtmatig gehandeld jegens de rechthebbenden en kan openbaarmaking worden verboden. In de MvT bij artikel 7 WNR staat daarover:
“De (…) gekozen constructie van een ‘slapend’ verbodsrecht, dat kan worden ingeroepen indien (…) de vergoeding niet wordt betaald, vormt naar onze mening een belangrijke versterking van de onderhandelingspositie van betrokkenen.”
4.2.
In 2019 heeft gerechtshof Den Haag op grond van artikel 7 lid 3 WNR de hoogte van de billijke vergoeding voor dance evenementen vastgesteld op - kort gezegd - 1.625% van de recette. In hetzelfde arrest is de betreffende dance event organisatoren bevolen om steeds binnen 30 dagen na een evenement aan Sena de gegevens te verschaffen die nodig zijn om de door de betreffende organisator verschuldigde billijke vergoeding vast te stellen (ECLI:NL:GHDHA:2019:1922, bekrachtigd in cassatie ECLI:NL:HR:2021:1668).
Partijen hebben geen geschil over de hoogte van de billijke vergoeding.
Grondslag van de vorderingen
4.3.
Tussen partijen staat vast dat toen de dagvaarding werd uitgebracht nog € 4.354,90 openstond aan billijke vergoeding. In de dagvaarding baseert Sena haar vorderingen op dit openstaande bedrag en op de stelling dat [gedaagden] al jaren structureel hun wettelijke en contractuele opgave- en betalingsverplichtingen niet nakomen en intussen nieuwe evenementen organiseren, waardoor er volgens haar sprake is van een doorlopende (dreigende) inbreuk op de naburige rechten.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd bevestigd dat de vaststellingsovereenkomst nog geldt en heeft Sena meegedeeld dat zij nakoming daarvan vordert, op straffe van verbeurte van (hogere) dwangsommen.
4.5.
De rechtbank begrijpt uit dit alles dat Sena haar vorderingen baseert op de vaststellingsovereenkomst en op schending of dreigende schending van artikel 7 WNR (onrechtmatige daad).
Geen nieuwe schriftelijke ronde
4.6.
Tijdens de mondelinge behandeling gaven [gedaagden] aan dat zij de vorderingen van Sena niet hebben begrepen als vorderingen tot nakoming en dat daarom een nadere schriftelijke ronde nodig is. De rechtbank volgt hen daarin niet. Partijen zijn ter zitting voldoende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de stellingen over en weer.
Finale kwijting
4.7.
[gedaagden] betogen dat Sena niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat partijen elkaar in de vaststellingsovereenkomst finale kwijting hebben verleend. Zij wijzen erop dat in die overeenkomst ook afspraken zijn gemaakt voor de toekomst wat betreft het doen van opgaven en de betaling van de billijke vergoeding. Volgens hen brengt de finale kwijting met zich dat Sena hen niet opnieuw over dezelfde materie kan aanspreken. Sena legt de afgesproken finale kwijting anders uit. Volgens haar geldt als voorwaarde voor finale kwijting dat [gedaagden] de afspraken zouden nakomen.
Partijen hebben dus een verschil van mening over de uitleg van artikel 8.
4.8.
Voor de uitleg van contractuele bepalingen geldt de Haviltexnorm: beslissend is niet alleen de tekst, maar de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.9.
Volgens [gedaagden] was het belangrijkste onderdeel van de dading de betaling van € 18.300,35 over het verleden (artikelen 1 en 2). Dit sluit aan bij de stelling van Sena, dat voor haar de aanleiding voor het kort geding in 2023 was dat dit bedrag nog open stond, terwijl er al weer 2 nieuwe evenementen op de planning stonden (KBF en Expedition 2023). Hieruit kan als bedoeling van partijen worden afgeleid dat als dat bedrag was betaald er over het verleden niets meer te vorderen was. [gedaagden] dragen geen feiten of omstandigheden aan waaruit volgt dat zij mochten verwachten dat zij in de toekomst niet opnieuw zouden worden aangesproken bij niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst of handelen in strijd met artikel 7 WNR. Zij wijzen weliswaar op de tekst van artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst, maar die die tekst (“na uitvoering van het voorgaande”) biedt meer steun aan de uitleg van Sena die erop neerkomt dat het gaat om kwijting indien [gedaagden] aan haar verbintenissen uit de vaststellingsovereenkomst zou voldoen, dan aan die van [gedaagden]
4.10.
De overeenkomst van 31 maart 2023 staat dus niet in de weg het instellen van de vorderingen door Sena en zij is daarin ontvankelijk. Dit leidt er echter niet toe dat alle vorderingen zonder meer toewijsbaar zijn, zoals hierna blijkt.
Gebondenheid aan de vaststellingsovereenkomst
4.11.
Zoals hiervoor is overwogen geldt de vaststellingsovereenkomst volgens partijen nog steeds. [gedaagden] betogen dat Sena daaraan is gebonden en Sena baseert haar vorderingen deels op die afspraken en wenst nakoming.
4.12.
De vorderingen I en II van Sena zijn op onderdelen ook te beschouwen als een vordering tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst, namelijk waar het gaat om het doen van de voorlopige en definitieve opgaven en de termijnen daarvan van respectievelijk 14 en 30 dagen.
4.13.
De vorderingen gaan echter verder dan dat en beogen ook het in het leven roepen van andere verplichtingen dan die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst. Sena wil immers dat [gedaagden] voortaan 75% van de billijke vergoeding 7 dagen voorafgaand aan het evenement betalen (in plaats van de overeengekomen gekomen betaling van de factuur binnen een week na ontvangst van de factuur), zij wil af van de overeengekomen geldboete van € 200,- in verband met de definitieve opgave en wil in plaats daarvan een veel hogere dwangsom, zij wil dat voortaan de definitieve opgave door een accountant worden gecontroleerd (en niet alleen de opgaven over 2021 t/m 2023 zoals overeengekomen) en hoofdelijke veroordeling van alle gedaagden. Voor toewijzing van die onderdelen van de vorderingen kan de vaststellingsovereenkomst geen grond zijn; die verplichtingen vloeien immers niet voort uit de overeenkomst. Hetzelfde geldt voor de gevorderde verboden.
4.14.
Sena heeft de vaststellingsovereenkomst niet buitengerechtelijk ontbonden en zij vordert niet dat de rechtbank de (hele of gedeeltelijke) ontbinding uitspreekt (6:267 BW). Zij vordert evenmin dat de rechtbank de overeenkomst wijzigt of ontbindt op grond van onvoorziene omstandigheden (6:258 BW) - en zij heeft daarvoor bovendien onvoldoende feiten gesteld. Zij beroept zich ook niet op de aanvullende of beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (6:248 BW). Dit betekent dat partijen nog steeds, zoals [gedaagden] betogen, aan de in de vaststellingsovereenkomst neergelegde afspraken zijn gebonden.
4.15.
De rechtbank zal hierna per onderdeel van het gevorderde nagaan of sprake is van een op [gedaagden] geldende verplichting die voortvloeit uit een van de door Sena genoemde gronden; de vaststellingsovereenkomst (nakoming dus) en/of uit artikel 7 WNR (onrechtmatige daad). Als een rechtsgrond ontbreekt moet de vordering worden afgewezen. Dit wordt eerst nagegaan voor de vorderingen voor zover die tegen de vennootschappen zijn gericht, daarna voor zover ze zijn gericht tegen [gedaagde 5].
De vorderingen tegen de vennootschappen
Vordering I: voorlopige opgave en betaling van de voorschotfactuur
4.16.
Voorlopige opgave 14 dagen
Dit onderdeel van de vordering strekt tot nakoming van artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst. Daarin hebben de vennootschappen zich verplicht om steeds 14 dagen voorafgaand aan een evenement opgave te doen van de voorlopige recettes. Sena wenst een bevel tot nakoming versterkt met een dwangsom. Deze vordering is toewijsbaar, gezien het navolgende.
4.17.
Op 22 juli 2023 vond het Expedition Festival plaats. De voorlopige opgave is gedaan op 17 juli 2023 en dus niet 14 dagen voorafgaand aan het evenement. Sena heeft voorts onweersproken gesteld (en met stukken onderbouwd) dat de voorlopige opgave voor het Kralingse Bos Festival van 27 april 2024 is gedaan op 22 april 2024, en dus ook weer te laat. Sena heeft er daarom belang bij dat nakoming in de vorm van het gevorderde bevel wordt opgelegd, versterkt met dwangsom als geldelijke prikkel tot nakoming.
4.18.
Sena vordert een dwangsom van € 10.000,00 per dag waarop het bevel wordt overtreden. Volgens [gedaagden] is dat buitensporig, mede gelet op de hoogte van de gemiddeld door hen verschuldigde billijke vergoeding. [gedaagden] hebben onbetwist gesteld dat de billijke vergoeding gemiddeld € 1.662,88 per evenement bedraagt. Deze omstandigheden in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat een dwangsom van € 1.000,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00 per evenement, een afdoende prikkel moeten zijn. Een hogere dwangsom zou disproportioneel zijn.
4.19.
De gevorderde hoofdelijkheid zal worden afgewezen. [gedaagden] stellen zich terecht op het standpunt dat de opgaveverplichting alleen geldt voor de vennootschap die het betreffende evenement organiseert. Sena stelt weliswaar dat niet duidelijk is welke entiteit verantwoordelijk is, maar daar staat tegenover dat [gedaagden] betogen dat uit de door de gemeente verleende vergunning blijkt welke entiteit welk evenement organiseert. Sena heeft dat laatste onvoldoende gemotiveerd betwist.
4.20.
Termijn betaling voorschot
Dit onderdeel van de vordering strekt niet tot nakoming. Sena wil een verandering van de termijn waarbinnen [gedaagden] de voorschotfactuur betalen bewerkstelligen (7 dagen voor het evenement betaling van 75%, in plaats van betaling binnen een week na ontvangst van de factuur). De verplichting tot betaling van een voorschot vloeit niet voort uit artikel 7 WNR, zoals Sena zelf ter zitting ook heeft aangegeven, en hetzelfde geldt voor de betalingstermijn. Artikel 7 WNR biedt dus geen grondslag. Het enkele feit dat [gedaagden] de voorschotfactuur van het Expedition Festival van 22 juli 2023 te laat hebben betaald, levert ook geen rechtsgrond op. Partijen zijn immers gebonden aan de afspraken zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst. Bij gebrek aan een rechtsgrond om [gedaagden] tot iets anders te verplichten zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
Vordering II: definitieve opgave
4.21.
Definitieve opgave met dwangsom
Met artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst hebben de vennootschappen zich verplicht om steeds binnen 30 dagen na afloop van een evenement definitief opgave te doen van de recettes, op verbeurte van een boete van € 200,00 per dag, met een maximum van € 4.000,00.
De vordering strekt tot nakoming, namelijk waar het gaat om het doen van opgave binnen 30 dagen na afloop. De vordering strekt verder niet tot nakoming maar tot verandering van de verplichtingen van [gedaagden] door vervanging van de geldboete door een, veel hogere, dwangsom en door toevoeging van accountantscontrole.
4.22.
Dwangsom
De afgesproken boete is volgens Sena niet afdoende gebleken, daarom is volgens haar een hogere dwangsom nodig. De feitelijke stelling die zij daartoe inneemt is dat [gedaagden] pas op 29 juni 2023 definitieve opgave deden van het Kralingse Bos Festival dat op 27 april 2023 plaatsvond. Dat is dus later dan de afgesproken 30 dagen en [gedaagden] wilden de boete niet betalen.
4.23.
Een grondslag voor toewijzing van de gevorderde hogere dwangsom ontbreekt. De termijn van 30 dagen vloeit niet voort uit artikel 7 WNR, maar uit de overeenkomst.
Het enkele feit dat [gedaagden] de genoemde opgave te laat hebben gedaan levert geen grondslag op. Nu partijen zijn gebonden aan de vaststellingsovereenkomst en bij gebreke van een grondslag om [gedaagden] tot iets anders te verplichten zal dit onderdeel van de vordering worden afgewezen.
4.24.
Bij de toewijzing van het mindere – d.w.z. enkel een bevel tot hetgeen is afgesproken - heeft Sena geen belang, nu dat al in een executoriale titel vast ligt. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.25.
Accountant
In de vordering van Sena is opgenomen dat de opgave van de definitieve recettes wordt gecontroleerd door een accountant. Een gecontroleerde opgave is in de vaststellingsovereenkomst alleen overeengekomen ten aanzien van de opgaven over 2021 tot en met 2023 (in artikel 3) en niet ten aanzien van evenementen nadien. Een wettelijke of contractuele basis voor toewijzing ontbreekt voor een aanvullende accountantscontrole. Bovendien hebben [gedaagden] terecht betoogd dat een accountantscontrole zo kostbaar is dat het, in vergelijking met de hoogte van de te betalen billijke vergoeding, onevenredig zou zijn als deze kosten bij elk evenement zouden moeten worden gemaakt. Sena heeft dat niet betwist.
4.26.
Overigens ziet het er naar uit dat partijen op dit punt een werkbare modaliteit hebben gevonden door een uitdraai van de ticketprovider mee te sturen met de definitieve opgaven. Sena heeft ter zitting meegedeeld dat zij de mogelijkheid wil hebben de opgaven te controleren, maar dat dit niet per se in de vorm van een accountantsverklaring hoeft. Bevestiging door een externe partij, in de vorm van een uitdraai van de hoeveelheid verkochte toegangskaarten van de ticketprovider, zou voor Sena voldoende zijn. [gedaagden] hebben vervolgens meegedeeld dat zij die uitdraaien aan Sena willen verstrekken.
Vordering III: verbod
4.27.
Sena vordert – kort gezegd – een verbod om muziek openbaar te maken, zolang de billijke vergoeding over het verleden en/of de voorschotfactuur voor het betreffende evenement niet volledig zijn betaald, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per fonogram of € 250.000,00 per dance evenement.
4.28.
De verplichting tot betaling van de billijke vergoeding vloeit voort uit de wet. Als een muziekgebruiker weigert te betalen of iedere betaling nalaat is zonder meer sprake van schending van artikel 7 WNR en is een verbod op zijn plaats. Dit is echter niet de situatie die zich in deze zaak voordoet.
Sena legt aan het gevorderde verbod ten grondslag dat [gedaagden] structureel betalingsachterstanden laten oplopen. Dat dwingt Sena om steeds weer – ten koste van de rechthebbenden - juridische stappen te zetten om af te dwingen dat [gedaagden] netjes aan hun verplichtingen voldoen. Dit was zo voordat de vaststellingsovereenkomst is gesloten, en dit is daarna niet veranderd, aldus Sena. Als dit juist is, is naar het oordeel van de rechtbank weliswaar geen sprake van handelen in strijd met artikel 7 WNR, maar wel van de voortdurende dreiging dat dat gebeurt. Dan dreigt immers dat zonder ingrijpen van Sena geen of gebrekkige opgave wordt gedaan en niet of gebrekkig wordt betaald. Zo’n dreiging rechtvaardigt een verbod. Sena heeft voldoende gesteld en onderbouwd om aan te nemen dat de door haar geschetste situatie een feit is.
4.29.
Sena heeft dit voor wat betreft de situatie voor 31 maart 2023 onderbouwd aan de hand van de voorgeschiedenis tussen partijen (zoals weergegeven onder 2.4 tot en met 2.9).
4.30.
Voor wat betreft de situatie na 31 maart 2023 heeft Sena dit onderbouwd met, onder andere, de volgende voorbeelden:
1) Volgens artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst moesten [gedaagden] de opgaven van de dance evenementen uit 2021 t/m 2023 door een accountant laten controleren. Aanvankelijk leverden zij slechts een gedeeltelijke controle aan en pas na sommaties van 7 en 11 april 2023 de rest. Dit is niet betwist.
2) De definitieve opgave van het op 27 april 2023 gehouden Kralingse Bos Festival is, zoals hierboven al overwogen, niet binnen 30 dagen na afloop, maar pas op 29 juni 2023, en na sommatie van 26 juni 2023, gedaan. Volgens [gedaagden] gebeurde dit te laat omdat [gedaagde 3] nog niet over alle benodigde informatie beschikte. Dit is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagden] dient te blijven. Bovendien had het op hun weg gelegen om Sena direct te informeren als het door (onvoorziene) omstandigheden niet mogelijk zou blijken om de vaststellingsovereenkomst tijdig na te komen. Dat [gedaagden] dat hebben gedaan is niet gesteld en ook niet gebleken.
3) De factuur die Sena op 30 juni stuurde naar aanleiding van de opgave van het Kralingse Bos Festival 2023 is pas betaald na sommatie van 31 oktober 2023 en na het uitbrengen van de dagvaarding, namelijk op 21 november 2023. [gedaagden] betogen dat dit niet te laat was omdat in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst geen betalingstermijn is overeengekomen voor definitieve facturen. Echter, als partijen geen tijdstip van nakoming zijn overeengekomen moet de schuldenaar de verbintenis terstond nakomen en kan de schuldeiser de nakoming ook terstond vorderen (artikel 6:38 BW). Op de factuur van 30 juni 2023 staat ook als betalingsconditie: “Wij verzoeken u het totaalbedrag per omgaande te betalen (…)”. De betaling op 21 november 2023 (toen deze procedure al aanhangig was) is dus te laat. [gedaagden] voeren in dit kader nog aan dat de betaling van de factuur langer op zich heeft laten wachten, omdat Sena wijzigingen heeft aangebracht in die factuur, zonder [gedaagden] daarover te informeren. De bank heeft de betaling daarom geblokkeerd. De factuur is via een beveiligde e-mail verstuurd, die in verband met afwezigheid van de compagnon van [gedaagde 5] niet is opgemerkt en dus ook niet is geopend. Ook dit zijn omstandigheden die voor rekening en risico van [gedaagden] dienen te blijven.
4) De voorlopige opgave van het op 22 juli 2023 gehouden Expedition Festival is pas gedaan op 17 juli 2023 en niet 14 dagen tevoren.
5) De voorschotfactuur die Sena op 19 juli 2023 naar aanleiding van de voorlopige opgave stuurde, is niet binnen een week na ontvangst, maar pas op 5 september 2023 betaald.
4.31.
De slotsom is dat naar het oordeel van de rechtbank een verbod op zijn plaats is.
4.32.
Modaliteit van het verbod
Sena heeft primair gevorderd om het openbaar maken van muziek te verbieden “zolang de billijke vergoeding over het verleden en het voorschot zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald”. Aan [gedaagden] kan worden toegegeven dat toewijzing van de primaire vordering zou kunnen leiden tot onredelijke situaties. Niet ondenkbaar is immers dat de definitieve billijke vergoeding voor een eerder evenement nog niet is vastgesteld en niet opeisbaar is op het moment dat het volgende evenement wordt gehouden.
4.33.
De subsidiaire vordering, een verbod “zolang het voorschot op de billijke vergoeding zoals bedoeld in vordering sub I niet volledig aan Sena is betaald”, is wel toewijsbaar. [gedaagden] hebben daar bezwaar tegen gemaakt omdat zij dan afhankelijk zijn van het tijdig versturen van de factuur door Sena. Dat bezwaar is ondervangen doordat Sena ter zitting heeft toegezegd dat, als 14 dagen voor een evenement opgave is gedaan, zij uiterlijk een week voor het evenement de factuur zal versturen. Sena heeft meegedeeld dat deze toezegging in een vonnis kan worden opgenomen. Gelet op deze toezegging zal de vordering op dit punt worden toegewezen op de wijze als in de beslissing wordt vermeld.
4.34.
Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden heeft Sena ook voor deze vordering belang bij toewijzing van een dwangsom. De dwangsom zal worden gematigd tot € 1.000 per dag en gemaximeerd tot € 25.000,00 per evenement.
4.35.
Toewijzing van dit verbod (onder 5.1) en de toewijzing van het bevel tot het doen van voorlopige opgaven (onder 5.2) naast elkaar, leidt tot de volgende mogelijke situaties:
- als [gedaagden] te laat de voorlopige opgave doen, riskeren zij verbeurte van de daaraan gekoppelde dwangsom, en mogelijk ook een verbod van openbaarmaking met dwangsom, namelijk als de voorlopige opgave toch nog zo vroeg voor het evenement wordt gedaan dat Sena uiterlijk een week ervoor de factuur kan versturen, en [gedaagden] die ten tijde van het evenement niet hebben betaald;
- als [gedaagden] te laat de voorlopige opgave doen, riskeren zij verbeurte van de daaraan gekoppelde dwangsom maar geen verbod van openbaarmaking als Sena de factuur niet uiterlijk een week voor het evenement heeft verstuurd;
- als [gedaagden] tijdig de voorlopige opgave doen, en Sena uiterlijk een week voor het evenement de factuur stuurt, maar [gedaagden] die ten tijde van het evenement niet hebben betaald, riskeren zij het verbod van openbaarmaking met dwangsom.
4.36.
Ter zitting heeft Sena desgevraagd bevestigd dat de woorden “zoals door het organiseren van Dance Evenementen” in vordering III geen toegevoegde waarde hebben. Het organiseren van een evenement is immers op zichzelf geen openbaarmaking. Dit gedeelte van de vordering wordt dan ook afgewezen.
De vorderingen tegen [gedaagde 5]
Vorderingen I en II : opgave- en betalingsverplichtingen
4.37.
De verplichtingen in artikel 5 van de vaststellingsovereenkomst gelden alleen voor de vennootschappen. [gedaagde 5] heeft de vaststellingsovereenkomst weliswaar ondertekend (voor zichzelf en namens de vennootschappen), maar hij heeft zich daarbij niet persoonlijk verbonden jegens Sena om opgave te doen en facturen te betalen. Dat er desondanks grond is om de vorderingen I en II ook toe te wijzen tegen [gedaagde 5], is onvoldoende onderbouwd door Sena gesteld. Artikel 7 WNR verplicht hem persoonlijk daartoe niet. Deze vorderingen worden dan ook afgewezen.
Vordering IV: verbod [gedaagde 5]
4.38.
Het door Sena jegens [gedaagde 5] gevorderde inbreukverbod is wel toewijsbaar. [gedaagde 5] heeft niet betwist dat hij als (indirect) bestuurder het beleid bepaalt binnen de vennootschappen. Voor aansprakelijkheid van een bestuurder van een vennootschap geldt een hoge drempel. Die drempel is in dit geval behaald. De structurele en langdurige niet naleving van de opgave en betalingsverplichtingen heeft plaatsgevonden onder leiding van [gedaagde 5], althans met zijn medeweten en goedkeuring. [gedaagde 5] heeft door te bevorderen en/of niet te voorkomen dat structureel sprake is van dreigende inbreuk op de naburige rechten, terwijl hij daartoe in zijn hoedanigheid van (indirect) bestuurder wel in staat was, gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid waartoe hij jegens de door Sena vertegenwoordigde rechthebbenden is gehouden. Hem valt daarvan een persoonlijk ernstig verwijt te maken. Mede gelet op de voorgeschiedenis is er voldoende grond voor de vrees dat [gedaagde 5] in de toekomst weer onrechtmatig jegens deze rechthebbenden zal handelen door te bevorderen of toe te laten dat deze of andere door hem gecontroleerde vennootschappen inbreuk dreigen te maken op deze rechten. Dit rechtvaardigt toewijzing van het ten aanzien van [gedaagde 5] gevorderde inbreukverbod. Het verbod wordt niet toegewezen voor het geval [gedaagde 5] louter (indirect) aandeelhouder is. De dwangsom zal worden gematigd tot € 1.000,00 en worden gemaximeerd tot € 25.000,00 per evenement.
in reconventie
4.39.
De door [gedaagden] gevorderde verklaring voor recht dat zij per 7 februari 2024 niets verschuldigd zijn aan Sena is niet toewijsbaar.
4.40.
[gedaagden] stellen dat zij belang hebben bij deze verklaring voor recht, omdat Sena een verbod heeft gevorderd om evenementen te organiseren zolang er nog een bedrag openstaat. Volgens [gedaagden] kunnen daarover discussies ontstaan. Zij willen daarom duidelijkheid verkrijgen dat er op 7 februari 2024 niets meer door [gedaagden] aan Sena verschuldigd was.
4.41.
Zoals hiervoor onder 4.33 is overwogen, wordt het door Sena gevorderde verbod toegewezen voor toekomstige evenementen, zolang de voorschotfacturen voor die betreffende evenementen niet zijn voldaan. Mogelijke discussies over de periode voor 7 februari 2024 spelen daarbij dus niet. Gelet hierop hebben [gedaagden] geen belang bij de vordering in reconventie.
De proceskosten
In conventie
4.42.
[gedaagden] worden grotendeels in het ongelijk gesteld. Daarom worden zij hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Sena maakt in conventie aanspraak op een proceskostenvergoeding op de voet van artikel 1019h Rv. Alhoewel de grondslag deels nakoming van contractuele plichten betreft, kan de zaak toch worden beschouwd als een tot handhaving van naburige rechten in de zin van artikel 1019 Rv. Gelet ook op het feit dat beide partijen 1019h Rv van toepassing achten, zal de rechtbank de proceskosten daarom begroten op de voet van dat artikel. Sena heeft de door haar gemaakte kosten gespecificeerd en berekend op € 14.573,92. Om de redelijkheid en evenredigheid van de opgevoerde kosten te kunnen beoordelen, wordt aansluiting gezocht bij de Indicatietarieven in IE-zaken (versie april 2017). De daarin vermelde tarieven worden geacht redelijk en evenredig te zijn. [gedaagden] hebben betoogd dat de zaak moet worden gekwalificeerd als eenvoudig. De rechtbank volgt hen daarin niet. Gelet op onder meer de omvang van het relevante feitencomplex en de juridische waardering is de rechtbank van oordeel dat de zaak moet worden aangemerkt als normale zaak. De Indicatietarieven noemen voor een normale zaak een tarief van € 17.500,00. Dat heeft daarom als redelijk en evenredig voor vergoeding van de advocaatkosten in deze zaak te gelden. De totale door Sena opgevoerde advocaatkosten vallen binnen het in deze zaak geldende indicatietarief.
4.43.
Volgens [gedaagden] staan de door Sena opgevoerde werkzaamheden niet in redelijke verhouding tot de omvang van het noodzakelijke feitenonderzoek, het relevante feitencomplex en de juridische vragen die spelen, mede gelet op het geringe financiële belang van de zaak. Meer concreet hebben [gedaagden] bezwaar gemaakt tegen:
  • het besteden van 23 uur aan het opstellen van de dagvaarding;
  • het besteden van 7,5 uur aan het opstellen van de pleitnota (die maximaal vier bladzijden mocht zijn);
  • het besteden van 2,5 uur aan het samenstellen van producties, terwijl daarvoor eerder ook al 2 uur was gerekend.
De rechtbank passeert dit verweer. Gelet op de aard en omvang van het geschil is van een buitenproportionele tijdsbesteding geen sprake.
4.44.
[gedaagden] hebben ten aanzien van het aanvullende kostenoverzicht van Sena (productie 21) aangevoerd dat dat overzicht niet overeenkomt met de bijgevoegde facturen. De rechtbank volgt dat niet. Het aanvullende kostenoverzicht betreft € 899,39 (€ 355,49 + € 543,90). Deze bedragen zijn als volgt gespecificeerd op de bijgevoegde facturen:
  • bijlage A: € 314,75 + € 15,74 + € 25,00 = € 355,49 en
  • bijlage B: € 518,00 + € 25,90 = € 543,90.
4.45.
De rechtbank volgt [gedaagden] ook niet in hun standpunt dat dubbele kosten zijn opgevoerd. Volgens [gedaagden] is het bedrag van € 355,49 opgevoerd in productie 21 en nogmaals in productie 24. In productie 24 is een totaaloverzicht van de kosten opgenomen. Daarin is het bedrag van € 355,49 uit productie 21 genoemd, maar niet in te zien valt dat dit bedrag dubbel is berekend. De rechtbank begrijpt uit de noot bij dit bedrag dat het andere gedeelte van productie 21 (bijlage B) is verwerkt in het definitief gedeclareerde bedrag over de periode december 2023 tot en met mei 2024.
4.46.
Het ter zitting nog door [gedaagden] opgeworpen verweer dat Sena hen niet had hoeven dagvaarden als zij had gevraagd waarom betaling van de factuur van 30 juni 2023 uitbleef wordt verworpen. Gelet op de voorgeschiedenis tussen partijen heeft Sena niet onredelijk gehandeld door op 9 november 2023 de dagvaarding te laten betekenen.
4.47.
De kosten aan de zijde van Sena worden vastgesteld op:
- dagvaarding € 110,03
- griffierecht € 676,00
- nakosten € 278,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
- salaris advocaat €
14.573,92
Totaal € 15.637,95
In reconventie
4.48.
Ook in reconventie worden [gedaagden] veroordeeld in de proceskosten. Artikel 1019h Rv is in reconventie niet van toepassing. In reconventie wordt daarom uitgegaan van het gebruikelijke liquidatietarief. De kosten aan de zijde van Sena worden begroot op € 614,00 aan salaris advocaat (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 614,00).
4.49.
De door Sena gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de manier als in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
beveelt [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] om veertien dagen voorafgaand aan een toekomstig te organiseren dance evenement voorlopige opgave van de recettes te doen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag waarop dit gebod na betekening van dit vonnis wordt overtreden, met een maximum van € 25.000,00 per evenement,
5.2.
verbiedt [gedaagde 1], [gedaagde 2], [gedaagde 3] en [gedaagde 4] om voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen, of reproducties daarvan ten gehore te brengen of anderszins openbaar maken, zolang het voorschot op de billijke vergoeding zoals bedoeld in 5.1 niet volledig aan Sena is betaald
mitsSena de betreffende factuur uiterlijk een week voor het evenement heeft toegestuurd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag waarop dit verbod na betekening wordt overtreden, met een maximum van € 25.000,00 per evenement,
5.3.
verbiedt [gedaagde 5] om, in persoon of uit hoofde van een entiteit waarvan hij bestuurder en/of feitelijk beleidsbepaler is, om voor commerciële doeleinden uitgebrachte fonogrammen, of reproducties daarvan ten gehore te brengen of anderszins openbaar maken, zolang het voorschot op de billijke vergoeding zoals bedoeld in 5.1 niet volledig aan Sena is betaald,
mitsSena de betreffende factuur uiterlijk een week voor het evenement heeft toegestuurd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag waarop dit verbod na betekening wordt overtreden, met een maximum van € 25.000,00 per evenement,
5.4.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 15.637,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagden] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.5.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af,
5.8.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 614,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze proceskosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.9.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Diekman. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.
1977/2502/2294