ECLI:NL:RBROT:2024:9421

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
ROT 23/6221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor het vervoeren van een ongeschikt rund volgens de Wet dieren

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door de [naam verweerder] opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van de Wet dieren. Eiseres had een rund vervoerd dat niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. De toezichthoudend dierenarts constateerde bij leven en na slachten dat het rund kreupel liep, een bevuilde vacht had en een chronische ontsteking van de linker achterpoot vertoonde. De rechtbank oordeelt dat de boete van € 2.775,- evenredig is, gezien de ernst van de overtreding en het feit dat eiseres eerder voor een soortgelijke overtreding was beboet. De rechtbank bevestigt dat de toezichthoudend dierenarts voldoende bewijs heeft geleverd dat het rund al voor het transport ongeschikt was, en dat het transport lijden heeft veroorzaakt. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen om de bevindingen van de dierenarts te betwisten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en handhaaft de boete.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.J.E. Stassen),
en
[naam verweerder], voorheen de [voormalige naam verweerder]
(gemachtigden: mr. F. Peters van Neijenhof en mr. E.M. Scheffer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door de [naam verweerder] aan haar opgelegde bestuurlijke boete vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Hiertoe heeft de [naam verweerder] op 31 maart 2023 besloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 4 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is de [naam verweerder] bij dat besluit gebleven.
1.2.
De [naam verweerder] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigden van de [naam verweerder] , vergezeld door [persoon B] , werkzaam als toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. De [naam verweerder] heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen van 27 augustus 2022 ( [rapportnummer] ), opgemaakt door een toezichthoudend dierenarts van de NVWA. In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 6 januari 2022 omstreeks 14:00 uur.
(…) Ik zag dat één rund kreupel was. Ik besloot dit rund klinisch te onderzoeken en foto’s en een filmpje te maken.
De bevindingen bij het levende rund:
(…). Het rund ontlastte de linker achterpoot. Ik zag dit doordat het rund in stilstand vaak de poot in de lucht tilde. Het rund had een bevuilde vacht, op de achterband en buik zat opgedroogde mest. Dit kan erop duiden dat het rund op het primaire bedrijf al vaker lag. (filmpje 1). Ik nam de temperatuur van het rund op door middel van een rectale meting met een digitale koortsthermometer; de temperatuur was 38,2 graden Celsius. Dit is een normale temperatuur voor een rund. De normale temperatuur bij een rund ligt tussen de 38,0 en 39,0 graden Celsius. Ik voelde aan de achterpoot van boven (vanaf de bil) naar beneden (naar de klauw). Ik voelde dat de poot warm was vanaf de hak tot de klauw. Ik voelde een zwelling van de gehele onderpoot. Het was pijnlijk voor het rund om de onderpoot aan te raken. Dat het pijnlijk was weet ik doordat het rund de poot meerdere malen wegtrok bij het aanraken van de onderpoot. De warmte, zwelling en pijnlijkheid van de onderpoot duidt op een ontsteking. Ik maakte een filmpje van het rund in beweging (zie filmpje 1). In beweging kon het rund geen vol gewicht meer plaatsen op de linker achterpoot en ontlast deze door deze in de lucht te houden. Volgens de bewegingsscore (PDF bijlage Met gekromde ruggen klauwgezondheid runderen) is het rund dan duidelijk kreupel (minstens score 4). Het tarsusgewricht (hakgewricht) van de linker achterpoot was verdikt aan de buitenzijde en de binnenzijde. De gehele onderpoot vanaf het hakgewricht tot aan de klauw was verdikt. Ik kon dit zien omdat deze poot ook dikker was dan de rechterachterpoot (zie foto's 1, 2 en 3).
Ik gaf de stalbaas de opdracht om het rund met voorrang te slachten, omdat het dier zo slecht ter been was. Ik ben daarna bij het afhalen van de onderpoten gaan kijken in de slachthal, om foto's te kunnen maken van de binnenzijde van de poot.
Bevindingen bij het dode dier:
De linker achterpoot is in zijn geheel verdikt. Bij het wegsnijden van de huid aan de voorzijde is te zien dat de linker achterpoot aan de voorzijde sterker doorbloed is en een veel roder aanzicht heeft dan de rechterachterpoot (zie foto 4). Dit is ook te zien bij een doorsnede van de poot net boven de bijklauwen. Bij de rechter achterpoot is het snijvlak helder en licht van kleur. De botdelen zijn licht en de gewrichtsvloeistof is helder en niet overmatig (zie foto 5). Bij de lage doorsnede van de linker achterpoot is echter te zien dat er veel ontstekingsmateriaal aanwezig is, dat de gewrichtsvloeistof troebel is en de peesschede rondom de buigpezen gezwollen en rood is (zie foto 6). Bij een hogere doorsnede van de poot door de metatarsus is te zien dat ook het bot extreem rood van kleur is. Rondom de pezen is ontstekingsmateriaal te zien. Er is in de gehele linker onderpoot een uitgebreide ontstekingsreactie te zien (zie foto 8). Dit is niet het geval bij dezelfde doorsnede van de rechterachterpoot (zie foto 7).
Het klinisch beeld van het rund liet een chronische ontsteking van de linker achterpoot zien. Deze ontsteking had zich uitgebreid over de gehele onderpoot en bevond zich in de weke delen en in het bot van de gehele linker onderpoot. Een chronische ontsteking is een ontsteking van langere duur (weken-maanden) waarbij acute weefselontsteking, weefselherstel en weefselaantasting gelijktijdig
plaatsvinden. Vooral doordat ook het bot al een ontstekingsreactie vertoonde is een acute ontsteking niet waarschijnlijk en moet een initiële acute ontsteking van klauw of hak overgegaan zijn in een chronische ontsteking van de gehele onderpoot. Uit de ernst van de bovengenoemde symptomen en de aard van de ontsteking kon ik opmaken dat het rund al kreupel moet zijn geweest voor het
transport op 6 januari 2022.
Het rund is vervoerd met een pijnlijke, ontstoken linker achterpoot waar minder gewicht op geplaatst kan worden. Tijdens transport moet een dier zich in een transportmiddel in evenwicht kunnen houden op 4 poten. Dit dier kon tijdens het laden en lossen en transport de poot minder goed ontlasten. Het dier heeft toen extra pijn ervaren. Op deze manier heeft het transport lijden bij dit dier veroorzaakt. (…)”
2.1.
Op 10 maart 2023 heeft de [naam verweerder] zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.2.
Bij besluit van 31 maart 2023 heeft de [naam verweerder] aan eiseres een bestuurlijke boete van € 3.000,- opgelegd vanwege het vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het dier niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Volgens de [naam verweerder] heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b en artikel 6, derde lid, bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en 2, onder a, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening). De [naam verweerder] heeft het standaardboetebedrag verhoogd, omdat eiseres op 3 juli 2020 (boetezaaknummer [zaaknummer] ) eerder beboet is voor eenzelfde overtreding en er nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden.
2.3.
Het bestreden besluit berust - samengevat - op de volgende overwegingen. De toezichthoudend dierenarts heeft de toestand van het rund duidelijk en concreet beschreven. Het bij het rapport van bevindingen gevoegde beeldmateriaal bevestigt de bevindingen. De toezichthoudend dierenarts heeft de ouderdom van de ontsteking gemotiveerd onderbouwd. Gelet op die onderbouwing staat vast dat het rund al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was. Aangezien het hier ging om een chronische ontsteking (een ontsteking van langere duur, namelijk weken of maanden), doet het feit dat het precieze laadtijdstip niet uit het rapport van bevindingen blijkt niet af aan de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts. Het rapport van bevindingen biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stelling van eiseres dat het rund slechts licht gewond was en eiseres heeft dat ook op geen enkele manier onderbouwd. De enkele stelling dat zowel de veehouder als de chauffeur geen kreupelheid hebben gezien is onvoldoende om een de bevindingen te twijfelen. Op grond van het Specifiek interventiebeleid [1] wordt een overtreding zoals hier aan de orde altijd bestraft met een bestuurlijke boete, omdat sprake is van een (risico op) ernstige aantasting van het dierenwelzijn. Daarom is terecht een rapport van bevindingen opgemaakt en een boete opgelegd. Het boetebedrag is gelijk aan de som van de voor de overtreding op te leggen boete en de voor de eerdere overtreding opgelegde boete. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangedragen op basis waarvan de [naam verweerder] de boete zou moeten matigen. Wel heeft de [naam verweerder] de boete gematigd tot een bedrag van € 2.775,- omdat het voornemen pas ruim veertien maanden nadat de overtreding is geconstateerd aan eiseres is verzonden.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en de evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Mocht de [naam verweerder] de bestuurlijke boete baseren op het rapport van bevindingen?
5. Eiseres betoogt dat de bewijslast rust op de [naam verweerder] . Eiseres is pas veertien maanden na de bevindingen op de hoogte gesteld. Haar nu verwijten dat zij geen eigen onderzoek heeft gedaan is misplaatst en kan het bestreden besluit niet dragen. In het bestreden besluit is ook vastgesteld dat er wel eens (maximaal) 14 uren tussen laden en bevindingen kunnen hebben gezeten. Of de ontsteking al dermate gevorderd was dat er bij aanvang van het transport al pijn was is niet komen vast te staan. In een tijdspanne van veertien uur is dat immers een aannemelijk alternatief.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
Uit vaste rechtspraak [2] van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) volgt dat in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van overtredingen, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.1.2.
De rechtbank ziet in beginsel geen aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport te twijfelen. De toezichthoudend dierenarts heeft het rund zowel bij leven als na het slachten onderzocht. Zij heeft in het rapport duidelijk beschreven dat het rund kreupel liep, het bij stilstand de linker achterpoot ontlastte en dat het een bevuilde vacht had, wat er op kan duiden dat het rund op het primaire bedrijf al vaker lag. Verder heeft de toezichthoudend dierenarts beschreven dat zij voelde dat de poot warm was vanaf de hak tot de klauw, dat zij een zwelling voelde over de gehele onderpoot en dat het rund de poot meerdere malen wegtrok bij aanraking, wat betekent dat de aanraking pijn deed. De warmte, zwelling en pijnlijkheid van de onderpoot duiden volgens de toezichthoudend dierenarts op een ontsteking. Zij heeft vervolgens de stalbaas de opdracht gegeven om het rund met voorrang te slachten, omdat het dier zo slecht ter been was. Ook heeft de toezichthoudend dierenarts in het rapport voldoende gemotiveerd dat het rund al voorafgaand aan het transport niet geschikt was voor vervoer door onder meer te wijzen op het vele aanwezige ontstekingsmateriaal en de extreem rode kleur van het bot. Het klinisch beeld van het rund liet volgens de toezichthoudend dierenarts een chronische ontsteking van de linker achterpoot zien, dit is een ontsteking van langere duur (weken-maanden). Ter zitting heeft de toezichthoudend dierenarts toegelicht dat kreupelheid ook een andere oorzaak kan hebben dan pijn, maar dat het dan om een aangeboren afwijking moet gaan en dat daar bij dit rund geen sprake van was. De omstandigheid dat in het rapport van bevindingen alleen een lostijd is vermeld (14:00 uur), en er dus maximaal 14 uur zat tussen aanvang van het transport en de controle, maakt gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden niet dat aan de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts moet worden getwijfeld. Verder heeft de toezichthoudend dierenarts er nog op gewezen dat het rund in deze toestand de poot tijdens het laden en lossen en transport minder goed kon ontlasten, waardoor het dier extra pijn heeft ervaren en het transport lijden bij dit dier heeft veroorzaakt.
5.1.3.
Eiseres heeft de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts niet gemotiveerd weerlegd, bijvoorbeeld door middel van een veterinaire onderbouwing door een (bedrijfs)dierenarts. De enkele stelling dat het rund in haar optiek geen pijn heeft gehad, is zonder die nadere onderbouwing onvoldoende om aan de conclusies van de toezichthoudend dierenarts te twijfelen. Ook heeft eiseres de conclusies van de toezichthoudend dierenarts over de datering van het ontstaan van de waargenomen aandoening niet gemotiveerd bestreden, zodat evenmin aanleiding bestaat voor twijfel aan die conclusies. De [naam verweerder] stelt zich in het verweerschrift terecht op het standpunt dat de enkele suggestie van eiseres dat het een sluimerende ontsteking was en dat het rund daarom voorafgaand aan het transport nog geen pijn zou hebben gehad, onvoldoende is om aan de inhoud van het rapport te twijfelen. Die stelling strookt ook niet met wat de toezichthoudend dierenarts na de slacht van het rund heeft waargenomen over de hoeveelheid ontstekingsmateriaal en de aantasting van het bot. Ook heeft de [naam verweerder] er terecht op gewezen dat de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts zijn geïllustreerd door meerdere foto’s en een filmpje.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is dus in het rapport van bevindingen voldoende gemotiveerd dat het rund de ontsteking en bijbehorende kreupelheid al voorafgaande aan het transport had en daarom ongeschikt was voor transport.
Kan de overtreding eiseres worden verweten?
6. Eiseres betoogt dat haar standpunt wordt versterkt door de verklaringen van zowel de veehouder en chauffeur, waarvan nu eigenlijk gezegd wordt dat zij liegen. Het betreft hier allemaal professionele partijen die precies weten welke dieren wel of niet mee mogen.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
De [naam verweerder] heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat wat eiseres heeft aangevoerd, niet maakt dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat de aandoening voor haar chauffeur of de veehouder niet zichtbaar was. Dit vindt de rechtbank, gelet op de waarnemingen van de toezichthoudend dierenarts, ook niet aannemelijk. Dat de veehouder en de chauffeur hebben verklaard dat zij geen kreupelheid hebben gezien, maakt dus niet dat aan de conclusie van de toezichthoudend dierenarts moet worden getwijfeld.
6.1.2.
De [naam verweerder] merkt hierover in het verweerschrift terecht op dat van de veehouder noch van de chauffeur een schriftelijke verklaring is overgelegd, maar dat zij bovendien niet verplicht zijn om iets te verklaren wat voor hen belastend zou zijn.
Is punt 3 onder a van Bijlage 1 hoofdstuk 1 van de Transportverordening van toepassing?
7. Eiseres betoogt dat zij heeft gewezen op de categorie "licht gewonde en zieke dieren". Dat de poot tijdens de bevindingen ontlast werd, weggetrokken werd bij aanraking, gezwollen was, er een gekromde rug en zwaaiende kop was zegt iets over de toestand op dat moment en de pijnbeleving op dat moment, maar niet van een pijnbeleving op het moment van inladen, en dat is hier de norm.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1.
In paragraaf 3, onder a, van Hoofdstuk I in Bijlage I van de Transportverordening staat dat zieke of gewonde dieren wel in staat kunnen worden geacht te worden vervoerd wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan in dit geval sprake was. Uit het rapport van bevindingen blijkt naar het oordeel van de rechtbank ook geenszins dat het rund alleen licht ziek was. Daarnaast concludeert de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen dat het transport bij het rund onnodig lijden heeft veroorzaakt. Van een situatie als beschreven in paragraaf 3 was dan ook geen sprake.
8. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op Bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder punt a, van de Transportverordening. De [naam verweerder] was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
9. Eiseres betoogt dat zij persisteert bij wat zij over de evenredigheid in bezwaar naar voren heeft gebracht. Zij begrijpt de onderliggende regelgeving, maar in het kader van de evenredigheid kan daarvan afgeweken worden. Ten onrechte is dat niet gebeurd.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
9.1.1.
Ten aanzien van de hoogte van de boete stelt de rechtbank voorop dat de wetgever een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding passend moet worden geacht. De rechtbank acht het standaardbedrag van € 1.500,- voor deze overtreding niet onredelijk. Het met de Transportverordening gediende doel - het waarborgen van dierenwelzijn - staat voorop.
9.1.2.
In dit geval heeft de [naam verweerder] de boete in het primaire besluit verhoogd naar € 3.000,- omdat eiseres eerder een boete van € 1.500,- heeft gekregen voor eenzelfde overtreding. Deze verhoging is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. De wetgever ziet recidive als een strafverzwarende omstandigheid en heeft er daarom nadrukkelijk voor gekozen om herhaling van een overtreding zwaarder te beboeten door het op te leggen bedrag te verhogen. Het doel van de boete is immers ook het afdoende voorkomen van herhaling in het specifieke geval (speciale preventie). Eiseres heeft opnieuw een overtreding begaan waarbij een dier pijn is berokkend. Juist die herhaling van de overtreding is een ernstige situatie en biedt grond voor het verhogen van de boete. Eiseres is een professionele partij die dagelijks met dieren werkt en het niet naleven van de voorschriften leidt ertoe dat dieren lijden is berokkend. De rechtbank vindt in dit geval de opgelegde boete van (na matiging) € 2.775,- evenredig, gelet op de aard en ernst van de geconstateerde overtreding en de omstandigheid dat eiseres deze overtreding voor de tweede maal heeft begaan. De rechtbank is bovendien niet gebleken dat het voor eiseres onmogelijk zou zijn om overtreding van deze norm te voorkomen en daarmee een verhoging van een boete voor een herhaalde overtreding te voorkomen.
9.1.3.
In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat zij is dagelijks met acht veewagens onderweg is en een actief beleid heeft om te voorkomen dat er niet geschikte dieren worden getransporteerd. Een verhoogde boete is volgens eiseres dan disproportioneel, temeer daar er geen onderscheid wordt gemaakt in de grootte van de bedrijven en het aantal transporten dat zij uitvoeren. Ook om deze reden kan het besluit volgens haar niet in stand blijven.
9.1.4.
De rechtbank stelt vast dat de [naam verweerder] in het bestreden besluit gemotiveerd is ingegaan op deze bezwaargrond. Eiseres heeft slechts opgemerkt dat zij persisteert bij deze grond. Omdat zij daarbij niet heeft onderbouwd in welk opzicht, in haar visie, de reactie van de [naam verweerder] in het bestreden besluit ontoereikend was, is deze opmerking volgens vaste rechtspraak [3] onvoldoende om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op dient in te gaan. De rechtbank gaat daar dan ook aan voorbij. Eiseres heeft verder geen andere gronden aangevoerd tegen de hoogte en evenredigheid van de boete.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestuurlijke boete van € 2.775,- in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening)
Artikel 3, aanhef en onder b
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
b) de dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport.
Artikel 6, derde lid
De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
Bijlage I TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
Hoofdstuk I GESCHIKTHEID VOOR VERVOER
1. Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
2. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen:
a. a) wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen;
(…)
3. Zieke of gewonde dieren kunnen echter in staat worden geacht te worden vervoerd in de volgende gevallen:
a. a) wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt; bij twijfel wordt het advies van de dierenarts ingewonnen.
(…)
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze [naam verweerder] kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005.
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze [naam verweerder] aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Artikel 2.5, eerste lid
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren Categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover
genoemd in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005

Voetnoten

1.Specifiek interventiebeleid NVWA dierenwelzijn tijdens transport (IB02-SPEC 17, versie 04).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 11 juni 2024, ECLI:NL:CBB:2024:390.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van het CBb van 30 juni 2020, ECLI:NL:CBB:2020:430.