In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitschrijving van verzoeker uit de Basisregistratie Personen (Brp). Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. el Idrissi, was op 23 augustus 2024 ambtshalve uitgeschreven door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitschrijving en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij op het adres van zijn broer woont en dat de uitschrijving grote gevolgen heeft voor zijn zorgverzekering en medische behandelingen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 23 september 2024, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er twijfels zijn over de juistheid van het primaire besluit, gezien de verklaringen en stukken die verzoeker na het bestreden besluit heeft ingediend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, omdat de uitschrijving gevolgen heeft voor de zorgverzekering van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de ambtshalve uitschrijving uit de Brp aanzienlijke gevolgen heeft en dat er niet lichtvaardig mee moet worden omgegaan. Gelet op de ingediende stukken en verklaringen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het primaire besluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en het college is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.