ECLI:NL:RBROT:2024:9394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
24 september 2024
Zaaknummer
ROT 24/8317
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (Brp)

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitschrijving van verzoeker uit de Basisregistratie Personen (Brp). Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. el Idrissi, was op 23 augustus 2024 ambtshalve uitgeschreven door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitschrijving en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij op het adres van zijn broer woont en dat de uitschrijving grote gevolgen heeft voor zijn zorgverzekering en medische behandelingen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 23 september 2024, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er twijfels zijn over de juistheid van het primaire besluit, gezien de verklaringen en stukken die verzoeker na het bestreden besluit heeft ingediend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende spoedeisend belang is voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek, omdat de uitschrijving gevolgen heeft voor de zorgverzekering van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de ambtshalve uitschrijving uit de Brp aanzienlijke gevolgen heeft en dat er niet lichtvaardig mee moet worden omgegaan. Gelet op de ingediende stukken en verklaringen, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Het primaire besluit is geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en het college is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8317

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. M. el Idrissi),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. N.H. de Zeeuw).

Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over de inschrijving van verzoeker in de Basisregistratie personen (Brp). Met het primaire besluit van 23 augustus 2024 heeft het college verzoeker uitgeschreven uit de Brp. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, [naam 1] (verzoekers broer), [naam 2] (tolk), verzoekers gemachtigde en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoeker staat sinds 24 mei 2023 ingeschreven op het adres van zijn broer aan [adres 1].
3.1.
Op 27 juni 2024 ontving het college een e-mail van de politie, waarin onder meer het volgende is vermeld:

Gisteren was ik op het adres [adres 1]. Aldaar staan 6 personen ingeschreven. Uit het gesprek wat ik daar voerde in combinatie met het onderzoek in de woning, durf ik de conclusie te trekken dat twee personen daar helemaal niet verblijven:
Vervolgens worden twee namen genoemd, waaronder de naam van verzoeker met de mededeling dat hij in de woning geen bed heeft en er niet lijkt te verblijven.
3.2.
Dit bericht was voor het college aanleiding om een adresonderzoek op te starten. Op 10 juli 2024 hebben twee controleurs van de gemeente een huisbezoek afgelegd op het adres [adres 1]. Verzoeker was daarbij niet aanwezig. De schoonzus van verzoeker en haar zoon waren wel aanwezig. De schoonzus gaf aan dat zij met haar gezin en zwager (verzoeker) in de woning verblijft. Volgens de controleurs heeft de schoonzus geen persoonlijke spullen van verzoeker kunnen aanwijzen. Achteraf heeft verzoekers broer verklaard dat verzoekers persoonlijke spullen/kleding in de kast van zijn zoon liggen. Omdat het college er niet van overtuigd was dat verzoeker op het adres woont, heeft het college verzoeker op 24 juli 2024 een brief verstuurd met het verzoek voor 21 augustus 2024 een verklaring woonadres in te vullen. Nadat hierop geen reactie was ingekomen, heeft het college het primaire besluit genomen. Daarbij heeft het college het standpunt ingenomen dat het onduidelijk is waar verzoeker woont.

Standpunt verzoeker

4. Verzoeker is het niet eens met de uitschrijving, omdat hij stelt te wonen op het adres [adres 1]. Hij wil met het verzoek om voorlopige voorziening bereiken dat hij weer wordt ingeschreven op dit adres.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe
5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
6. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
7. Verzoeker heeft gemotiveerd aangevoerd dat zijn zorgverzekering als gevolg van de uitschrijving uit de Brp op 27 september 2024 wordt stopgezet en dat dit grote gevolgen heeft voor de medische behandelingen die hij volgt. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
8. Artikel 2.22 van de Wet Basisregistratie personen geeft het college de mogelijkheid om iemand ambtshalve uit te schrijven uit de Brp. Om iemand ambtshalve uit te schrijven, moet er zijn voldaan aan drie voorwaarden:
1) die persoon kan niet worden bereikt (op het Brp-adres);
2) er is geen aangifte van verhuizing ontvangen;
3) na gedegen onderzoek zijn geen (andere) verblijf- en adresgegevens van die persoon bekend geworden.
9. Een dag na het bestreden besluit, op 24 augustus 2024, heeft verzoeker alsnog een verklaring woonadres ingevuld. Daarin heeft hij verklaard dat hij op het adres [adres 1] woont. Diezelfde dag heeft de broer van verzoeker verklaard dat verzoeker sinds mei 2023 bij hem woont en dat hij in de woning wordt behandeld door een psychiater. Dit laatste wordt bevestigd door een verklaring van de behandelaar van verzoeker, waarin staat dat de behandeling in de thuissituatie plaatsvindt op het adres [adres 1]. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij afspraken heeft bij de huisarts aan [adres 2] en bij de fysiotherapeut aan [adres 3]. Dit is niet ver van de [adres 1]. Ook heeft verzoeker een verklaring overgelegd van negen bewoners van het appartementencomplex waarin de woning aan de [adres 1] ligt, waarin is vermeld dat verzoeker vaak wordt gezien op [adres 1].
10. Verzoeker heeft verder verklaard dat hij op de dag van het huisbezoek (op 10 juli 2024) niet thuis was omdat hij met zijn broer aanwezig was bij een hoorzitting van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) in Almere (vanwege een bezwaarprocedure van verzoeker). Dit wordt bevestigd door een brief van het UWV met een uitnodiging voor deze hoorzitting. Voor wat betreft de slaapplek en persoonlijke spullen van verzoeker heeft verzoekers broer op zitting verklaard dat verzoeker afwisselend op de bank en in de slaapkamer van zijn zoon (die geregeld van huis is) slaapt. Daarnaast slaapt verzoeker af en toe bij de broer van zijn schoonzus. Ook heeft verzoekers broer verklaard dat verzoekers kleding in de kast van zijn zoon (verzoekers neef) ligt, dat verzoeker en zijn zoon dezelfde kledingmaat hebben en dat verzoeker soms kleding van zijn zoon draagt. Verzoeker heeft verder op zitting gesteld dat bij het huisbezoek geen aandacht is besteed aan de badkamer waar andere persoonlijke spullen van verzoeker (zoals zijn tandenborstel) liggen.
11. Op de vraag waarom verzoeker niet heeft gereageerd op de brief van het college van 24 juli 2024, heeft verzoekers broer op zitting verklaard dat hij met zijn gezin en met verzoeker in die periode met vakantie was en dat verzoeker daarom niet meteen heeft kunnen reageren op de brief. Dit heeft verzoeker meteen na terugkomst wel gedaan. Daarbij heeft verzoeker erop gewezen dat hij de Nederlandse taal niet spreekt en hulp van zijn broer nodig heeft bij het reageren op brieven. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoeker in bezwaar nog nadere stukken over zou kunnen leggen waaruit blijkt dat hij in de periode rondom 24 juli 2024 inderdaad met vakantie was.
12. Een ambtshalve uitschrijving uit de Brp heeft aanzienlijke gevolgen. Daar mag niet lichtvaardig mee worden omgegaan. [1] Gelet op de stukken die verzoeker na het bestreden besluit heeft ingediend en de verklaringen die hij heeft gegeven (die hij mogelijk nog nader kan onderbouwen), twijfelt de voorzieningenrechter of het primaire besluit in bezwaar zal standhouden. Daarom valt de belangenafweging op dit moment uit in het voordeel van verzoeker.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en schorst het primaire besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat verzoeker (vooralsnog) weer ingeschreven staat in de Brp.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift (1 punt) ingediend en aan de zitting deelgenomen (1 punt). Elk punt heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt daarmee in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie hiervoor vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1057, r.o 3.2, en de Circulaire Adresonderzoek BRP, onder 4.8.