Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De zaken in het kort
- Verzekeraars voor de brandschade van Greendal geen dekking onder de brandverzekering behoeven te verlenen en dat de vordering van Greendal op Verzekeraars daarop afstuit;
- Univé en Marsh fouten hebben gemaakt;
- het ontbreken van 45% van de dekking onder de brandverzekering door de tijdige opzegging van dat aandeel geen gevolg is van die fouten van Univé en Marsh en dat de vordering tot vergoeding van de schade door het ontbreken van dat deel van de dekking onder de brandverzekering daarop afstuit;
- het verlies van de resterende dekking van 55% onder de brandverzekering wel het gevolg is van die fouten en Univé en Marsh daarom hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Greendal daardoor lijdt;
- de schade in beginsel kan worden begroot op 55% van het bedrag dat Greendal naar aanleiding van de brand uitgekeerd zou hebben gekregen indien de brandverzekering vanaf 1 januari 2019 zou zijn verlengd,
- Univé en Marsh elkaar over en weer moeten vrijwaren tot 50% van de aanspraak van Greendal en dat hun vorderingen tot vrijwaring over een weer aldus zullen worden toegewezen met compensatie van de proceskosten in die zin dat zij ieder de eigen proceskosten dienen te dragen.
- hoofdelijke veroordeling van Univé en Marsh tot betaling van buitengerechtelijke kosten van in totaal € 42.430,07, dan wel een nader door de rechtbank te bepalen vergoeding, te verhogen met wettelijke rente vanaf 1 juni 2019;
- veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en bijbehorende wettelijke rente.
- aan Greendal naar aanleiding van de brand onder de volledige brandverzekering, na aftrek van het eigen risico, € 3.342.280,00 zou zijn uitgekeerd, wat bij een dekking van 55% leidt tot een uitkering van € 1.838.254,00;
- er geen grond is om aan te nemen dat die schade onder een andere verzekering is vergoed,
- op de schade een bedrag van € 14.069,55 aan door Greendal bespaarde verzekeringspremie over het jaar 2019-2020 in mindering moet worden gebracht,
- 2 april 2020 het moment is waarop de schade is geleden.
2.De procedure in de hoofdzaak
- het tussenvonnis van 18 oktober 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:9629),
- de conclusie na tussenvonnis van Greendal met producties 1 t/m 6,
- de antwoordconclusie na tussenvonnis van Univé,
- de antwoordconclusie na tussenvonnis van Marsh met producties 40 t/m 43,
- de akte uitlaten producties van Greendal met productie 1.
3.De procedures in de vrijwaringszaken
4.De verdere beoordeling
- € 7.000,00 voor het opruimen van de verbrande puinresten van de loods (conform sloopbestek Lagemaat);
- € 19.750,00 voor het afvoeren van in de verbrande loods opgeslagen ammoniumsulfaat;
- € 23.912,00 voor het afvoeren van in de verbrande loods opgeslagen zwavelzuur.
- de niet betaalde verzekeringspremie over het jaar 2019-2020 van € 25.581,- (exclusief belastingen),
- de niet betaalde verzekeringspremie over de jaren 2020 tot en met 2023, inclusief premiestijgingen door indexatie, indien bij de schadeberekening ervan wordt uitgegaan dat Greendal na de brand haar bedrijfsvoering zou hebben voortgezet en zij onder de brandverzekering aanspraak had kunnen maken op een vergoeding van bedrijfsschade van 52 weken.
- de kosten van verbouwingen en andere aanpassingen die Greendal had moeten maken om te voldoen aan de eisen van de Omgevingsdienst van minimaal € 145.000,00,
- de kosten die Greendal had moeten maken om te voldoende aan de preventiemaatregelen uit het inspectierapport van HDI van minimaal € 13.400,00 over de jaren 2019 tot en met 2023.
- dagvaardingen € 232,06 (€ 108,41 + € 123,65)
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat € 13.071,00 (3 punten x tarief VIII à € 4.357,00 per punt)
- nakosten
- griffierecht € 8.519,00
- salaris advocaat € 8.714,00 (2 punten x tarief VIII à € 4.357,00 per punt)
- nakosten
- de vordering van Univé aldus zal worden toegewezen dat Marsh wordt veroordeeld om 50% te vergoeden van datgene waartoe Univé in de hoofdzaak jegens Greendal wordt veroordeeld;
- de vordering onder 2 van Marsh in dezelfde zin, maar dan omgekeerd, zal worden toegewezen;
- de vordering onder 1 van Marsh tot verklaring voor recht zal worden afgewezen;
- de proceskosten in de vrijwaringszaken zullen worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.