ECLI:NL:RBROT:2024:9301

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10952570 CV EXPL 24-5427
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over opslagruimte met huurachterstand en ontbinding van de overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen NX-Creations B.V. (handelend onder de naam Swartbox) en een gedaagde, aangeduid als [persoon B]. Swartbox vorderde betaling van een huurachterstand van € 1.309,- en de ontruiming van een opslagruimte, terwijl [persoon B] aanvoerde dat zij de sleutel van de opslagruimte kwijt was en toegang eiste tot de ruimte. De kantonrechter oordeelde dat [persoon B] de huurachterstand moest betalen, omdat het verlies van de sleutel geen reden was om de huur niet te voldoen. De huurovereenkomst was reeds opgezegd door Swartbox op 5 januari 2024, waardoor de kantonrechter niet kon ingaan op de ontbinding van de overeenkomst. Tevens werd [persoon B] veroordeeld om de opslagruimte binnen 14 dagen te ontruimen en de sleutels te overhandigen aan Swartbox. De kantonrechter verklaarde dat de bepalingen over incassokosten in de overeenkomst oneerlijk waren en vernietigde deze, waardoor Swartbox geen recht had op deze kosten. De proceskosten werden toegewezen aan Swartbox, die door [persoon B] vergoed moesten worden. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10952570 CV EXPL 24-5427
datum uitspraak: 20 september 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
NX-Creations B.V., die ook handelt onder de naam
Swartbox,
vestigingsplaats: Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
vertegenwoordigd door: [persoon A] ,
tegen
[persoon B],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde, eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Swartbox’ en ‘ [persoon B] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 31 mei 2024 en de stukken die daarin genoemd zijn;
  • de schriftelijke reactie van Swartbox van 11 juni 2024;
  • de rolbeslissing van 26 juli 2024.
1.2.
In de rolbeslissing heeft de kantonrechter [persoon B] de gelegenheid gegeven om te reageren op de schriftelijke reactie van Swartbox. Dat heeft [persoon B] niet gedaan.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat de zaak om?
2.1.
[persoon B] heeft een opslagruimte gehuurd van Swartbox. Zij heeft een huurachterstand laten ontstaan. Swartbox wil dat de overeenkomst wordt ontbonden en dat [persoon B] de ruimte moet ontruimen. Ze eist verder dat [persoon B] wordt veroordeeld om de huurachterstand te betalen, met rente en buitengerechtelijke kosten.
2.2.
[persoon B] heeft aangevoerd dat zij de sleutel van de opslagruimte anderhalf jaar kwijt is geraakt. Zij eist dat Swartbox wordt veroordeeld om haar weer toegang te geven tot de ruimte.
[persoon B] moet de huurachterstand van € 1.309,- betalen
2.3.
Er is geen discussie over dat [persoon B] op het moment van de dagvaarding een huurachterstand van € 1.309,- had. Zij moet dat bedrag in principe betalen op basis van de overeenkomst (artikel 3:296 BW).
2.4.
[persoon B] heeft aangevoerd dat zij de sleutel kwijt is geraakt en dat zij daardoor de opslagruimte niet kon gebruiken. Zij heeft niet duidelijk gemaakt wat zij daarmee wil zeggen. Voor zover zij heeft bedoeld dat zij de huurachterstand daarom niet (of maar gedeeltelijk) hoeft te betalen, slaagt dat verweer niet. Swartbox heeft namelijk onbetwist gesteld dat [persoon B] de enige is met de sleutel van de box en dat zij bij verlies van de sleutel zelf het slot had moeten vervangen. [persoon B] heeft daar niet meer op gereageerd. Daarom gaat de kantonrechter ervan uit dat dit klopt. Dat betekent dat het verlies van de sleutel geen reden kan zijn om de huur niet betalen (ongeacht de juridische grond). De tegeneis van [persoon B] om Swartbox te veroordelen om haar toegang te verschaffen wordt dus ook afgewezen, omdat daar geen grondslag voor is.
2.5.
De kantonrechter heeft ook nog onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat Swartbox onvoldoende of onjuiste informatie heeft gegeven (artikel 6:230g e.v. BW). Dat is niet het geval.
2.6.
[persoon B] wordt dus veroordeeld om de huurachterstand van € 1.309,- berekend tot en met januari 2024, te betalen.
[persoon B] moet rente betalen
2.7.
[persoon B] moet rente betalen over deze huurachterstand. De partijen hadden namelijk afgesproken dat de huur uiterlijk de eerste dag van iedere maand moest zijn betaald en [persoon B] heeft dat niet gedaan (artikel 6:83 onder a BW en 6:119 BW). Swartbox heeft ‘(handels)rente’ gevraagd. De handelsrente is echter niet van toepassing, omdat er geen handelsovereenkomst bestaat tussen de partijen (artikel 6:119a BW). De rente wordt steeds toegewezen vanaf de vervaldatum die op iedere factuur staat, zoals geëist door Swartbox.
De huurovereenkomst is opgezegd
2.8.
Swartbox heeft gevraagd om de huurovereenkomst te ontbinden. Uit de stukken bij de dagvaarding blijkt echter dat Swartbox in een mail van 5 januari 2024 de overeenkomst al heeft opgezegd. Daardoor is de overeenkomst al rechtsgeldig geëindigd. Op dat moment bestond er namelijk een huurachterstand en de partijen hebben afgesproken dat in dat geval de huurovereenkomst per direct kan worden opgezegd (artikel 4.10 onder d algemene voorwaarden). De kantonrechter kan daarom de overeenkomst niet meer ontbinden.
2.9.
Swartbox heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het haar erom gaat dat zij een formele bevestiging van het einde van de huurovereenkomst wil krijgen. De kantonrechter zal daarom voor recht verklaren dat de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd op 5 januari 2024.
[persoon B] moet de opslagruimte ontruimen
2.10.
Omdat de huurovereenkomst is geëindigd moet [persoon B] de opslagruimte ontruimen. Zij heeft daarvoor 14 dagen de tijd, vanaf de betekening van deze uitspraak. Zij moet bij de ontruiming ook de sleutels overhandigen aan Swartbox. Voor zover zij die nog steeds kwijt is, ligt het dus op haar weg om het slot te laten vervangen.
Alvest moet € 126,50 per maand betalen vanaf 1 maart 2024
2.11.
[persoon B] moet vanaf 1 maart 2024, tot de dag van de ontruiming € 126,50 per maand betalen, zoals Swartbox heeft geëist (artikel 7:225 BW).
[persoon B] hoeft geen incassokosten te betalen
2.12.
Omdat er sprake is van een overeenkomst tussen een consument en een bedrijf moet de kantonrechter beoordelen of er in de overeenkomst oneerlijke bepalingen staan, die relevant zijn voor deze zaak. [1] Dat is het geval. In de algemene voorwaarden staat namelijk een bepaling over buitengerechtelijke kosten. Die bepaling is oneerlijk. Daar staat namelijk dat [persoon B] de daadwerkelijk gemaakte incassokosten moet vergoeden, met een minimum van € 250,- (artikel 12.3). Bovendien moet [persoon B] voor de eerste en tweede aanmaning ook nog € 20,- per stuk betalen (artikel 4.8). De overeenkomst wijkt daarmee af van de wet (artikel 6:96 BW) in het nadeel van [persoon B] . Omdat de bepaling oneerlijk is wordt deze vernietigd (artikel 6:233 BW). Swartbox heeft daarom ook geen recht op buitengerechtelijke kosten die volgen uit de wet. [2]
[persoon B] moet de proceskosten betalen
2.13.
De proceskosten in conventie en reconventie komen voor rekening van [persoon B] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [persoon B] aan Swartbox moet betalen op € 113,54 aan dagvaardingskosten en € 328,- aan griffierecht. Dat is in totaal € 441,54. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen. In het toegewezen bedrag is geen salaris voor de gemachtigde begrepen, omdat Swartbox zonder professioneel gemachtigde procedeert.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Swartbox dat eist en [persoon B] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verklaart voor recht dat de huurovereenkomst tussen de partijen met betrekking tot de opslagruimte [nummer opslagruimte] op het adres [adres] in Rotterdam op 5 januari 2024 rechtsgeldig is geëindigd;
3.2.
veroordeelt [persoon B] om de opslagruimte te ontruimen en te verlaten en door overhandiging van de sleutels ter vrije beschikking te stellen aan Swartbox, binnen veertien dagen nadat dit vonnis is betekend;
3.3.
veroordeelt [persoon B] om € 1.309,- te betalen aan Swartbox, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dag bedrag vanaf de vervaldatum die op de onderliggende facturen is genoemd tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt [persoon B] om vanaf 1 maart 2024 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Swartbox € 126,50 per maand te betalen;
3.5.
veroordeelt [persoon B] in de proceskosten in conventie en reconventie, die aan de kant van Swartbox worden begroot op € 441,54 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, 3.7.1-3.7.3
2.Hoge Raad 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, 3.10.1