7.4.Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Vastgestelde stoornis en toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. Dit betekent dat wordt vastgesteld dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline kenmerken. Van deze stoornis was ook sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde in verband waarmee zij verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gevangenisstraf
Gezien de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Een gevangenisstraf die gelijk staat aan de duur van het voorarrest, zoals verzocht door de verdediging, acht de rechtbank gezien de ernst van het feit absoluut niet passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het begaan van het ten laste gelegde. Het feit dat er sprake was van een afhankelijkheidsrelatie in de verhouding van moeder en zoon weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee. In het voordeel van de verdachte wordt meegewogen dat zij na het incident enige openheid van zaken heeft gegeven en dat zij heeft meegewerkt aan het onderzoek. De eis van de officier van justitie met betrekking tot de duur van de op te leggen gevangenisstraf doet recht aan zowel de ernst van het feit als de persoon van de verdachte. Alles overwegend zal de verdachte worden veroordeeld conform deze eis tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar.
Terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of de oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging, zoals geadviseerd door de gedragsdeskundigen en gevorderd door de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is.
Uit de rapportage blijkt dat de verdachte – mede gelet op de aard en de ernst van het feit – eenmaal afgestraft en onbehandeld een groot gevaar vormt voor de samenleving en de veiligheid van personen. Het is niet ondenkbaar dat de verdachte na het uitzitten van haar gevangenisstraf terug in de samenleving, opnieuw een relatie aangaat en (pleeg)kinderen krijgt. De deskundigen komen tot de inschatting van een laag tot matig recidiverisico op geweld in het algemeen. Het recidiverisico op geweld zoals bij het ten laste gelegde is echter niet geheel betrouwbaar in te schatten, aangezien het ten laste gelegde niet goed met de verdachte besproken kon worden. Indien zij nog een kind zou krijgen (of onder haar gezag zou krijgen) en er daarbij specifieke omstandigheden aanwezig zijn, dan is de verwachting dat er een reële kans op herhaling aanwezig is. De rechtbank acht gelet hierop – nu het ten laste gelegde is bewezen – het recidiverisico op een soortgelijk delict bij het uitblijven van adequate behandeling van haar stoornis niet onaannemelijk en ziet hierin dus een gevaar voor herhaling.
Gelet op de ernst van het gepleegde feit, de aard en ernst van de door de psychiater en psycholoog vastgestelde stoornis ten tijde van het gepleegde feit waarvoor een langdurige klinische behandeling geïndiceerd wordt geacht, acht de rechtbank oplegging van de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk met het oog op de veiligheid van anderen. Behandeling van de verdachte buiten het bestek van die maatregel (in een minder vergaand kader) acht de rechtbank niet reëel en niet afdoende.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de tbs met verpleging van overheidswege zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 en 2 Sr. Bij de verdachte was ten tijde van het begaan van het bewezen feit immers sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, terwijl het begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
De maatregel zal worden opgelegd wegens moord, een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de duur van terbeschikkingstelling niet op voorhand gemaximeerd is en de totale duur een periode van vier jaar te boven kan gaan. Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege worden opgelegd.
Het verzoek van de verdediging om, in geval de rechtbank overgaat tot het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging, de mogelijkheid van tbs met voorwaarden te (laten) onderzoeken, wordt afgewezen. Nog daargelaten dat de rechtbank een gevangenisstraf van 12 jaar hier passend en geboden acht en bij een tbs met voorwaarden een gevangenisstraf van maximaal 5 jaar kan worden opgelegd, heeft de rechtbank hierboven uiteengezet waarom dwangverpleging van de verdachte noodzakelijk is. Bij deze stand van zaken is er geen aanleiding voor onderzoek naar de mogelijkheid van tbs met voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.