ECLI:NL:RBROT:2024:912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
13 februari 2024
Zaaknummer
C/10/653398 / HA ZA 23-196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de levering van een chalet, waarbij schadevergoeding is toegewezen en immateriële schade is afgewezen.

In deze zaak heeft eiseres, wonende te Culemborg, een vordering ingesteld tegen VCA Meesters B.V. wegens tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst voor de levering van een chalet. De rechtbank heeft vastgesteld dat VCA tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, omdat het geleverde chalet niet voldeed aan de eisen van het bouwbesluit en de overeengekomen specificaties. Eiseres heeft de overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk ontbonden en heeft recht op terugbetaling van het betaalde bedrag van € 48.055,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van ontbinding. Daarnaast heeft de rechtbank eiseres een schadevergoeding van € 131.350,- toegewezen, die zij heeft geleden door de ontbinding van de overeenkomst, alsook een bedrag van € 6.715,54 voor verhuis- en opslagkosten. De vordering tot immateriële schadevergoeding is afgewezen, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van geestelijk letsel. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653398 / HA ZA 23-196
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van
[eiseres01],
wonende te Culemborg,
eiseres,
advocaat mr. M.R. Vossen te Houten,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VCA MEESTERS B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Gevers te Groningen.
Partijen worden hierna [eiseres01] en VCA genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de brieven van de rechtbank waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling van 31 augustus 2023;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van [eiseres01] ;
  • de spreekaantekeningen van de advocaat van VCA;
  • de mondelinge behandeling op 31 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en aan het slot waarvan de rechter heeft bepaald dat [eiseres01] nog een akte mag nemen en dat VCA nog op die akte mag reageren;
  • de akte van [eiseres01] van 26 september 2023;
  • de antwoordakte van VCA van 25 oktober 2023, met één productie;
  • de akte uitlaten productie van [eiseres01] van 4 december 2023.
1.2.
Ten slotte is het vonnis bepaald op heden..

2.De feiten

2.1.
VCA is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de handel, verkoop en distributie van mobiele chalets en stacaravans. Haar producten worden in het buitenland, met name in Turkije, gefabriceerd.
2.2.
[eiseres01] is in 2021 op zoek gegaan naar een nieuw chalet ter vervanging van haar oude chalet op Parc Beaugarde in Culemborg. In augustus 2021 heeft zij gereageerd op een advertentie van Turned Housing (een handelsnaam van VCA) op marktplaats en is zo in contact gekomen met [naam01] (hierna: [naam01] ).
2.3.
Op 21 september 2021 is [naam01] bij [eiseres01] op bezoek gegaan om een offerte voor een nieuw chalet te bespreken. Deze offerte was gesteld op briefpapier van Turned-Housing,
2.4.
Op 2 oktober 2021 heeft [eiseres01] haar oude chalet verkocht aan een derde.
2.5.
Op 7 oktober 2021 is [naam01] bij [eiseres01] langsgegaan om de aangepaste offerte te bespreken. Deze offerte is ter plaatse op enkele punten aangepast en vervolgens door [naam01] namens Turned Housing en door [eiseres01] getekend (de aldus getekende offerte hierna te noemen: de overeenkomst van 7 oktober 2021). De overeengekomen koopprijs is € 68.650,- incl. btw.
2.6.
De overeenkomst vermeldt enkele eigenschappen van het chalet, waaronder:
Chalet 12 x 4 meter
Plafond hoogte 2,60 meter
Vloer, 60mm stalen kokers, EPS200 vlamdovend, Rc 4,6, 18mm fiber/cement panelen
Dak, stalen dakplaten, 60mm PIR isolatie, RC 6,2
Buitenwanden, 10 cm, 80mm EPS200 vlamdovend Rc 4,6, Aluminium gevelbekleding met kunststof kern, binnenzijde 18mm multiplex met afwerking.
Binnenwanden, 6 cm, beide zijden bekleed met 18mm multiplex met afwerking.
Plafond, gladde kunststof panelen, mat wit.
Binnendeuren, wit kunststof, hoogte 231 cm bij 80 cm
Mechanische ventilatie in alle kamers
Electra, 6 groepen kast met aardlek schakelaar
(…)
Chalet voldoet aan bouwbesluit, zowel voor woonfunctie als logiesfunctie.
(…)
Levering in overleg, verwachte productietijd 3 weken na ondertekening”
2.7.
Eveneens op 7 oktober 2021 stuurt [naam01] een factuur van Turned Housing naar [eiseres01] voor een bedrag van € 48.055,-, zijnde de eerste en tweede deelbetaling voor het chalet. Op de factuur staat het rekeningnummer van VCA vermeld. Deze factuur heeft [eiseres01] op dezelfde dag betaald.
2.8.
Op 18 oktober 2021 vliegen [eiseres01] en haar partner naar Turkije om onder andere de fabriek waar het chalet zal worden gefabriceerd, te bezoeken, en om materialen voor het chalet uit te zoeken. [naam01] is hier bij aanwezig.
2.9.
Op 9 februari 2022 laat [naam01] aan [eiseres01] weten dat, vanwege persoonlijke omstandigheden aan zijn kant, [naam02] (hierna: [naam02] ) de bouw van het chalet voorlopig zal begeleiden.
2.10.
Op 16 februari 2022 vindt een eerste ontmoeting plaats tussen [eiseres01] en [naam02] en op 18 februari 2022 stuurt [naam03] , een kennis en adviseur van [eiseres01] , een e-mail naar [naam02] met als bijlage een lijst met de nadere afspraken die volgens [eiseres01] zijn gemaakt met [naam01] met betrekking tot het chalet.
2.11.
Op 9 maart 2022 stuurt [naam02] via Whatsapp een plattegrondtekening en twee tekeningen met zijaanzicht van het te bouwen chalet aan [eiseres01] . Op 11 maart 2022 komen partijen bij elkaar om de tekeningen te bespreken. Naar aanleiding van deze bespreking stuurt [naam03] op 13 maart 2022 een e-mail naar [naam02] met daarin zijn opmerkingen bij de tekeningen.
2.12.
Op 18 maart 2022 stuurt [naam02] een aangepaste plattegrondtekening. [naam03] reageert hierop de volgende dag per e-mail.
2.13.
Op 6 april 2022 stuurt [naam04] , die eerder door [naam02] bij [eiseres01] is geïntroduceerd, een nieuwe, aangepaste tekening aan [eiseres01] , waarop door [naam03] dezelfde dag wordt gereageerd.
2.14.
Op 17 april 2022 stuurt [eiseres01] een ingebrekestelling aan VCA waarin zij aangeeft Turned Housing de mogelijkheid te bieden om uiterlijk 18 juni 2022 aan haar verplichtingen te voldoen.
2.15.
In september 2022 vindt een e-mailwisseling plaats tussen de advocaat van [eiseres01] en [naam05] van VCA, en op 2 november 2022 stuurt de advocaat van [eiseres01] een brief aan VCA waarin hij namens [eiseres01] de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst inroept en VCA aansprakelijk houdt voor alle geleden en nog te lijden schade.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij vonnis:
I. voor recht verklaart dat VCA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen, alsook dat de overeenkomst op juiste wijze en op goede gronden buitengerechtelijk is ontbonden, althans, voorwaardelijk, indien en voor wanneer zou worden geoordeeld dat de overeenkomst niet buitengerechtelijk is ontbonden, de overeenkomst tussen partijen alsnog gerechtelijk te ontbinden wegens de toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van VCA, alsmede;
II. VCA te veroordelen tot terugbetaling aan [naam06] van € 48.055,-- alsmede tot betaling aan [naam06] van € 1.500,-- ter zake van de overeengekomen aanbrengpremie (zie randnummer 70 sub a.), althans door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen geldbedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede;
III.
primair, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, bestaande uit de vermogensschade als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, met vaststelling dan wel schatting van het schadebedrag op de bedragen zoals genoemd in randnummer 70 sub b van de dagvaarding, althans op door Uw Rechtbank in goede justitie vast te stellen dan wel te schatten bedragen, althans,
subsidiair, indien de schadevergoeding niet in de onderhavige procedure kan worden vastgesteld of geschat, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen (zowel primair als subsidiair) met de wettelijke rente over de respectievelijke bedragen, alsmede;
IV.
primair, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, bestaande uit de vermogensschade als gevolg van de wanprestatie, met vaststelling dan wel schatting van het schadebedrag op de bedragen zoals genoemd in randnummer 70 sub c van de dagvaarding, althans op door Uw Rechtbank in goede justitie vast te stellen dan wel te schatten bedragen, althans,
subsidiair, indien de schadevergoeding niet in de onderhavige procedure kan worden vastgesteld of geschat, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen (zowel primair als subsidiair) met de wettelijke rente over de respectievelijke bedragen, alsmede;
V.
primair, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, bestaande uit de immateriële schade als gevolg van wanprestatie en/of het onrechtmatige handelen van VCA jegens [naam06] , met vaststelling dan wel schatting van het schadebedrag op de bedragen zoals genoemd in randnummer 70 sub d van de dagvaarding, althans op door Uw Rechtbank in goede justitie vast te stellen dan wel te schatten bedragen, althans,
subsidiair, indien de schadevergoeding niet in de onderhavige procedure kan worden vastgesteld of geschat, VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen (zowel primair als subsidiair) met de wettelijke rente over de respectievelijke bedragen berekend per datum waarop VCA in verzuim is komen te verkeren tot en met de dag der algehele voldoening, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen datum en periode, alsmede;
VI. VCA te veroordelen tot betaling aan [naam06] van een bedrag ad € 1.950,-- wegens onverschuldigde betaling (randnummer 70 sub e), uiterlijk te betalen binnen twee weken na het in deze procedure te wijzen vonnis, althans binnen een door Uw Rechtbank te bepalen termijn, alsmede;
VII. VCA te veroordelen in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente over bedoelde proceskostenveroordeling, te rekenen vanaf bedoelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening, en voor het geval niet binnen veertien dagen na de datum van het vonnis volledig aan de inhoud ervan is voldaan, voor nakosten met een bedrag van €163,00, te vermeerderen met € 85,00 indien betekening van het in deze te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
VCA voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres01] in haar vorderingen, althans afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eiseres01] in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen in zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vragen die beantwoord moeten worden zijn (i) of sprake is van een overeenkomst tussen [eiseres01] en VCA, (ii) wat de inhoud is van die overeenkomst, (iii) of VCA tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst, (iv) of [eiseres01] die overeenkomst terecht heeft ontbonden, (v) wat de gevolgen van die ontbinding zijn, (vi) of [eiseres01] recht heeft op schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van VCA, (vii) of [eiseres01] aanspraak kan maken op een aanbrengpremie van € 1.500,- en (viii) of [eiseres01] een vordering van € 1.950,- op VCA heeft wegens onverschuldigde betaling.
(i)
Is VCA gebonden aan de overeenkomst van 7 oktober 2021?
4.2.
VCA betwist dat [naam01] bevoegd was om haar te vertegenwoordigen. [naam01] handelde volgens VCA op eigen initiatief. VCA heeft echter in haar conclusie van antwoord te kennen gegeven dat zij de overeenkomst van 7 oktober 2021 erkent. VCA is dus aan die overeenkomst gebonden.
(ii)
Is VCA gebonden aan de nadere afspraken die volgens [eiseres01] met [naam01] zijn gemaakt?
4.3.
[eiseres01] stelt dat zij, na de ondertekening van de overeenkomst van 7 oktober 2021, nadere afspraken met [naam01] heeft gemaakt die zijn vastgelegd in de bij de e-mail van [naam03] van 18 februari 2022 gevoegde lijst. [eiseres01] stelt ook dat VCA nooit heeft geprotesteerd tegen die nadere afspraken.
4.4.
VCA betwist deze nadere afspraken en betwist dat zij gebonden is aan nadere afspraken die [eiseres01] met [naam01] mocht hebben gemaakt.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is VCA gebonden aan de genoemde nadere afspraken. De rechtbank legt aan dat oordeel de navolgende feiten en overwegingen ten grondslag.
4.6.
Na de terugtrekking van [naam01] en de eerste ontmoeting tussen [eiseres01] en [naam02] op 16 februari 2022 heeft [naam03] namens [eiseres01] op 18 februari 2022 een lijst aan [naam02] gestuurd met de aanvullende afspraken die volgens [eiseres01] met [naam01] zijn gemaakt omtrent de uitvoering van het chalet. Deze lijst is getiteld
“Schriftelijke en mondelinge afspraken met [naam01] ”.Uit de begeleidende e-mail van [naam03] blijkt dat [eiseres01] ervan uitgaat dat VCA het chalet zal bouwen conform de overeenkomst van 7 oktober 2021 en de nadere afspraken die zijn opgenomen in die lijst. In reactie op deze e-mail stuurt [naam02] op 9 maart 2022 nieuwe, aangepaste tekeningen van het chalet aan [eiseres01] . Hij merkt daarbij niet op dat VCA zich niet gebonden acht aan de nadere afspraken.
4.7.
Eveneens op 18 februari 2022 stuurt [eiseres01] foto’s aan [naam02] van met [naam01] uitgezochte materialen en apparatuur. [naam02] reageert daarop met een 'duim omhoog’-emoji, zonder enige kanttekening ten aanzien van de geldigheid van de nadere afspraken met [naam01] .
4.8.
Op 11 maart 2022 worden de aangepaste tekeningen door partijen besproken. Afgesproken wordt dat [naam03] de opmerkingen van [eiseres01] bij die tekeningen in een e-mail zal zetten. [naam03] doet dat bij e-mail van 13 maart 2022 waarin hij onder meer schrijft:
“Zoals afgesproken bijgaand de opmerkingen naar aanleiding van de tekeningen van 08-03. Ik heb mij ingespannen hierin alles op te nemen waarvan ik denk dat het momenteel relevant is om een goede nieuwe tekening-set te laten maken. Ook stuur ik de door beide partijen getekende overeenkomst en volledigheidshalve ook nog het afsprakendocument.”
Bij deze e-mail is een bijlage gevoegd, getiteld
“Opmerkingen n.a.v. tekening chalet d.d. 08-03-2022”. Bovenaan deze bijlage staat:
“Dit document moet samen met het 'Afspraken [chalet01] '-document worden gelezen. Lang niet alles wat daarin staat vermeld, wordt hier herhaald.”
Met ‘het afsprakendocument’ en het ‘Afspraken [chalet01] -document’ doelt [naam03] op de lijst gevoegd bij zijn e-mail van 18 februari 2022. [naam03] stuurt zowel die lijst als de overeenkomst van 7 oktober 2021 mee met zijn e-mail van 13 maart 2022. Duidelijk is dus dat [naam03] (namens [eiseres01] ) de nieuwe tekeningen zowel aan de overeenkomst van 7 oktober 2021 als aan de lijst met nadere afspraken heeft getoetst.
Naar aanleiding van de e-mail van [naam03] van 13 maart 2022 stuurt [naam02] op 18 maart 2022 opnieuw een aangepaste tekening. Ook bij deze nieuwe tekening wordt geen voorbehoud gemaakt ten aanzien van de (geldigheid van de) nadere afspraken.
4.9.
[naam03] reageert bij e-mail van 19 maart 2022 op die nieuwe tekening. Hij voegt bij die e-mail dezelfde bijlage die hij op 13 maart 2022 aan [naam02] stuurde, dus met daarin de verwijzing naar het 'Afspraken [chalet01] '-document, nu met de titel
“Opmerkingen n.a.v. tekening chalet d.d. 08-03-2022 Ver. 2”en voorzien van kleuren waarmee hij aangeeft wat volgens [eiseres01] in de nieuwe tekening niet of onjuist is doorgevoerd. Ook uit deze e-mail blijkt dus dat [eiseres01] uitgaat van de geldigheid van de nadere afspraken.
Op 6 april 2022 stuurt VCA een aangepaste tekening naar [eiseres01] , wederom zonder enig voorbehoud ten aanzien van de (geldigheid van de) nadere afspraken.
4.10.
Uit het hiervoor geschetste handelen van [naam02] /VCA, te weten het voortgaan met de opdracht tot bouw van het chalet en het telkens aanpassen van de tekeningen van het chalet terwijl duidelijk was dat [eiseres01] een chalet verwachtte dat zou voldoen aan de nadere afspraken tussen haar en [naam01] , zonder enig voorbehoud te maken voor wat betreft die nadere afspraken, alsmede het sturen van een ‘duim omhoog’-emoji als reactie op de foto’s van materialen en apparatuur die [eiseres01] met [naam01] had uitgezocht, mocht [eiseres01] naar het oordeel van de rechtbank afleiden dat VCA zich gebonden achtte aan de nadere afspraken tussen haar en [naam01] zoals opgenomen in de bij de e-mail van [naam03] van 18 februari 2022 gevoegde lijst.
4.11.
Dat VCA, zoals zij stelt, vanuit een oogpunt van coulance handelde zonder zich aan de gestelde afspraken tussen [eiseres01] en [naam01] gebonden te achten, en dat zij dit aan [eiseres01] kenbaar heeft gemaakt, is door [eiseres01] betwist. Het blijkt niet uit de overgelegde stukken en is door VCA niet nader met feiten geconcretiseerd en onderbouwd. Evenmin heeft VCA een concreet en specifiek bewijsaanbod op dit punt gedaan, zodat de rechtbank aan dit verweer voorbijgaat.
4.12.
VCA stelt voorts dat [eiseres01] had moeten begrijpen dat de nadere afspraken tot een meerprijs zouden leiden. Dit is door [eiseres01] betwist. Volgens [eiseres01] ging het slechts om een nadere invulling van de overeenkomst van 7 oktober 2021 en is er geen sprake van meerwerk. De rechtbank stelt voorop dat in de overeenkomst van 7 oktober 2021 slechts op hoofdlijnen is aangegeven hoe het chalet eruit zou gaan zien. Veel zaken zijn in die overeenkomst niet uitgewerkt en moesten dus naderhand nog worden besproken. Niet vanzelfsprekend is dus dat [eiseres01] , een particulier van wie geen deskundigheid op het gebied van chaletbouw mag worden verwacht, uit zichzelf had moeten begrijpen dat sprake was van meerwerk en dat daaraan een meerprijs verbonden zou zijn. Het had dan ook op de weg van VCA gelegen om die stelling nader te onderbouwen. Dat heeft zij niet gedaan. Gelet hierop, gaat de rechtbank aan dit verweer van VCA voorbij.
4.13.
Ter zitting heeft VCA ten slotte nog aangevoerd dat [naam02] geen medewerker van haar is. Voor zover zij hiermee bedoelt te stellen dat de gedragingen van [naam02] haar niet kunnen worden toegerekend, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Immers, in haar conclusie van antwoord heeft VCA erkend dat [naam02] een medewerker van haar is. Het ter zitting gevoerde verweer dat dat toch niet het geval is, is in strijd met die gerechtelijke erkentenis. Bovendien is het in strijd met een goede procesorde omdat [eiseres01] hier geen reactie op heeft kunnen voorbereiden.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat VCA op grond van het vertrouwensbeginsel (artikel 3:35 BW) gebonden is aan de gestelde afspraken tussen [eiseres01] en [naam01] , zoals vastgelegd in de door [naam03] op 18 februari 2022 aan VCA gestuurde lijst. De overeenkomst van 7 oktober 2021 en die afspraken tezamen zullen hierna worden aangeduid als ‘de overeenkomst’.
(iii)
Is sprake van een tekortkoming?
4.15.
Tussen partijen staat vast dat VCA geen chalet heeft afgeleverd (of ter aflevering heeft aangeboden) dat voldoet aan de eisen van de overeenkomst (inclusief de nadere afspraken). Partijen twisten over de vraag of nakoming (nog) mogelijk is.
4.16.
[eiseres01] stelt dat nakoming niet mogelijk is. Volgens [eiseres01] is het praktisch niet mogelijk om een chalet te leveren dat enerzijds voldoet aan de overeengekomen specificaties voor wat betreft de dikte van de vloer, het plafond en de buitenwanden en voor wat betreft de overeengekomen isolatiematerialen, en dat anderzijds voldoet aan de eisen van het bouwbesluit voor woonfunctie en logiesfunctie. Dit is door VCA betwist. VCA heeft een rapport van ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) overgelegd en concludeert op basis daarvan dat de isolatiewaarden van het bouwbesluit gehaald zouden kunnen worden.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. ZNEB gaat in haar rapport, op verzoek van VCA, niet uit van een dikte van de vloer en het dak van 60 mm zoals in de overeenkomst bepaald, maar van 100mm. Ook gaat ZNEB voor de vloer en de buitenwanden niet uit van EPS200 als isolatiemateriaal, maar van PIR, dat een hogere isolatiewaarde heeft. ZNEB komt tot de conclusie dat zelfs met deze verbeteringen de isolatiewaarden van het chalet niet voldoen aan de isolatiewaarden die onder het bouwbesluit zijn vereist voor woonfunctie en logiesfunctie. VCA heeft aan ZNEB ook de vraag voorgelegd welke maatregelen getroffen zouden kunnen worden, die niet direct uit de overeenkomst volgen, die ervoor zorgen dat aan de isolatiewaarden voldaan wordt. ZNEB noemt in antwoord op die vraag een “nader te engineren” oplossing middels een alternatief in isolatietechniek, zoals het gebruik van Kingspan Optim-R isolatieplaten met een zeer hoogwaardige isolatiewaarde. De prijs van Kingspan Optim-R is volgens ZNEB € 150,- per m2 tegenover € 15,- per m2 voor PIR-isolatie. Met toepassing van deze isolatietechniek zou het chalet dus veel duurder uitvallen. Of het technisch mogelijk is om met niet overeengekomen materialen de gewenste isolatiewaarden te halen, is naar het oordeel van de rechtbank echter niet relevant. Dit is immers niet wat partijen in de overeenkomst hebben afgesproken en voor ogen hebben gehad.
Partijen hebben afgesproken dat een chalet zou worden geleverd dat zowel aan de overeengekomen specificaties en materialen als aan de eisen van het bouwbesluit voldoet. Dit blijkt niet mogelijk te zijn maar [eiseres01] , als leek op het gebied van chaletbouw, mocht ervan uitgaan dat dit mogelijk was. Zij mocht dus verwachten dat VCA een dergelijk chalet zou leveren en dientengevolge was VCA gehouden een dergelijk chalet te leveren. VCA heeft dat niet gedaan en is dus tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
(iv)
Heeft [eiseres01] de overeenkomst terecht ontbonden?
4.18.
Het uitzonderingsgeval (genoemd in artikel 6:265 lid 1 BW) dat de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding niet rechtvaardigt, doet zich hier niet voor. [eiseres01] heeft dus terecht de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden. Verzuim van VCA was daarvoor niet vereist omdat nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is (artikel 6:265 lid 2 BW).
(v)
De gevolgen van de ontbinding
4.19.
Door de ontbinding is een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds ontvangen prestaties ontstaan (artikel 6:271 BW). Vaststaat dat [eiseres01] op 7 oktober 2021 een bedrag van € 48.055,- aan VCA heeft betaald. [eiseres01] heeft recht op terugbetaling hiervan. Zij heeft voorts recht op vergoeding van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf het moment van ontstaan van de ongedaanmakingsverbintenis, dus vanaf de dag van de buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst, te weten 2 november 2022.
4.20.
Door de ontbinding is voor VCA ook een verbintenis ontstaan tot vergoeding van de daardoor door [eiseres01] geleden schade (artikel 6:277 BW). [eiseres01] stelt dat die schade € 131.350,- bedraagt plus € 823,30 voor reis- en verblijfkosten. Zij legt hieraan het volgende ten grondslag. In de situatie waarin de overeenkomst is ontbonden, ontvangt zij van VCA het reeds betaalde bedrag van € 48.055,- terug, maar daarmee beschikt zij nog niet over het overeengekomen chalet. Zij zal dus een vergelijkbaar chalet moeten kopen. De marktprijzen van chalets zijn inmiddels fors gestegen door verhoogde kosten voor grondstoffen en materialen. [eiseres01] heeft vier offertes overgelegd, met een uitgebreide nabewerking teneinde een goede vergelijking te kunnen maken tussen de geoffreerde chalets en het overeengekomen chalet. De prijzen (na die nabewerking) variëren tussen € 197.372,70 en € 225.490,70 incl. btw. Uitgaande van de laagste offerte dient [eiseres01] nu dus afgerond € 200.000,- te betalen, oftewel € 131.350,- méér dan met VCA is overeengekomen, om een chalet geleverd te krijgen dat vergelijkbaar is met het overeengekomen chalet. Voorts stelt [eiseres01] dat zij schade heeft geleden doordat zij - ten gevolge van de ontbinding van de overeenkomst - vergeefs met haar partner naar Turkije is gereisd.
4.21.
VCA voert aan dat niet als uitgangspunt moet worden genomen een chalet dat voldoet aan alle nadere afspraken zoals opgenomen in de lijst bij de e-mail van [naam03] van 18 februari 2022, maar dat als uitgangspunt moet worden genomen een chalet zoals beschreven in de overeenkomst van 7 oktober 2021. Zij betwist ook de prijsstijging van chalets zoals door [eiseres01] aangevoerd als gevolg van verhoogde grondstoffenprijzen. VCA legt een pro forma offerte ad € 41.210,- over van haar handelspartner die de chalets bouwt en een offerte ad € 75.020,- van VCA zelf. Met betrekking tot de gevorderde reis- en verblijfskosten stelt VCA dat deze niet voor vergoeding in aanmerkingen komen omdat die kosten ook zouden zijn gemaakt als VCA het chalet zou hebben geleverd.
4.22.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals in 4.5 tot en met 4.14 is overwogen, is VCA gebonden aan de nadere afspraken vermeld in de lijst bij de e-mail van [naam03] van 18 februari 2022. De schade die [eiseres01] lijdt door de ontbinding is dus gelijk aan het bedrag dat zij moet besteden om een chalet te laten bouwen dat voldoet aan de overeenkomst van 7 oktober 2021 en die nadere afspraken, verminderd met het met VCA overeengekomen bedrag.
[eiseres01] heeft met de verschillende offertes en de uitgebreide nabewerking van die offertes gemotiveerd onderbouwd dat het haar € 200.000,- zal kosten om een chalet te laten bouwen dat voldoet aan de overeenkomst (inclusief de nadere afspraken). VCA heeft dit betwist maar niet duidelijk gemaakt wat haar bezwaren tegen de door [eiseres01] overgelegde offertes zijn (anders dan dat die offertes uitgaan van een chalet dat voldoet aan de overeenkomst, inclusief de nadere afspraken, terwijl die nadere afspraken volgens haar niet zijn geaccepteerd). Zij voert aan dat er een prijsverschil zit tussen een chalet gebouwd in Turkije, zoals overeengekomen, en een chalet gebouwd in Nederland, maar concretiseert dat prijsverschil niet. Zo overlegt zij geen offerte van een in Turkije te bouwen chalet dat aan de overeenkomst voldoet. Ook erkent zij dat een chalet dat aan de nadere afspraken voldoet vele malen meer zal kosten dan het bedrag dat partijen zijn overeengekomen. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarom als onvoldoende betwist vast dat een chalet dat voldoet aan de overeenkomst € 200.000,- zal kosten. De schade die [eiseres01] lijdt door de ontbinding van de overeenkomst bedraagt dus € 131.350,-, te weten € 200.000,- verminderd met het met VCA overeengekomen bedrag van € 68.850,-. De vordering van [eiseres01] tot vergoeding van deze schade zal worden toegewezen.
4.23.
De vordering ad € 823,30 voor reis- en verblijfkosten in Turkije wordt afgewezen. Dit ziet kennelijk op kosten van de reis naar Turkije in oktober 2021, toen [eiseres01] onder meer materialen voor het chalet heeft uitgezocht. De rechtbank is het met VCA eens dat deze kosten ook zouden zijn gemaakt als VCA de overeenkomst was nagekomen.
4.24.
Over de schadevergoeding waartoe zij op grond van artikel 6:277 BW gerechtigd is, vordert [eiseres01] vergoeding van de wettelijke rente met ingang van de datum waarop VCA in verzuim is komen te verkeren. VCA voert tegen deze vordering geen verweer. De rechtbank knoopt aan bij het tijdstip waarop VCA in elk geval in verzuim was geweest indien nakoming van de overeenkomst niet aanstonds blijvend onmogelijk was geweest. Dat is 24 oktober 2022, de datum waartegen VCA laatstelijk in gebreke is gesteld. De wettelijke rente over het in 4.22 genoemde bedrag van € 131.350,- zal worden toegewezen met ingang van die datum.
(vi) De gevorderde schade wegens tekortkoming in de nakoming
4.25.
Naast vergoeding van de schade wegens de ontbinding van de overeenkomst (artikel 6:277 BW) vordert [eiseres01] ook vergoeding van schade die zij stelt geleden te hebben wegens de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Voor toewijzing van een dergelijke vordering is in het algemeen vereist dat de tekortkoming aan de schuldenaar kan worden toegerekend (artikel 6:74 lid 1 BW). Dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. De tekortkoming (het nalaten een chalet te leveren dat aan de overeenkomst voldoet) is immers een gevolg van de onuitvoerbaarheid van de overeenkomst terwijl VCA als chaletbouwer wist of moest weten dat de overeenkomst onuitvoerbaar is. Verzuim van de schuldenaar (VCA) is in het onderhavige geval niet vereist omdat nakoming van de overeenkomst blijvend onmogelijk is (artikel 6:74 lid 2 BW).
4.26.
[eiseres01] vordert op deze grondslag onder meer vergoeding van kosten die zij heeft gemaakt om haar inboedel te verhuizen en op te slaan en de kosten van een nieuwe wasmachine. Zij begroot de verhuis- en opslagkosten tot en met 28 december 2022 op € 2.972,54 en de opslagkosten vanaf 29 december 2022 op € 197,- per maand. Deze vordering is door VCA niet betwist en zal daarom worden toegewezen. Ten aanzien van de opslagkosten overweegt de rechtbank dat er in redelijkheid vanuit mag worden gegaan dat [eiseres01] maximaal zes maanden na de datum van dit vonnis nodig heeft om een nieuw chalet te betrekken. Voor verhuis- en opslagkosten wordt daarom in totaal een bedrag toegewezen van € 2.972,54 plus (19 x € 197,-) = € 6.715,54.
4.27.
[eiseres01] vordert tevens een vergoeding van schade wegens gederfd woongenot als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres01] stelt dat zij door toedoen van VCA is gedwongen tot een zwervend bestaan vanuit een te kleine, niet-wintervaste, gebrekkige camper met een partner en drie honden. Zij begroot de schade op € 100,- per dag vanaf 1 januari 2022. VCA betwist dat [eiseres01] door haar toedoen is gedwongen tot een zwervend bestaan.
De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. [eiseres01] heeft haar oude chalet nog vóór de ondertekening van de overeenkomst van 7 oktober 2021 verkocht. Dat dit met [naam01] is besproken, zoals [eiseres01] stelt, is door VCA betwist. Er is geen correspondentie overgelegd waaruit dit blijkt en [eiseres01] heeft ook overigens geen feiten aangevoerd ter onderbouwing van die stelling. Bovendien heeft zij geen concreet en specifiek bewijsaanbod op dit punt gedaan, noch aangeboden [naam01] te doen horen. Daarom gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. Dat betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat [eiseres01] haar chalet eigener beweging heeft verkocht. Het feit dat [eiseres01] , in afwachting van de levering van haar nieuwe chalet, geen gebruik kon maken van haar oude chalet, komt dus voor haar risico. [eiseres01] kan daarom geen aanspraak maken op een vergoeding van schade wegens gederfd woongenot.
4.28.
Naast de hiervoor besproken vermogensschade vordert [eiseres01] een vergoeding voor immateriële schade die zij stelt geleden te hebben als gevolg van de tekortkoming in de nakoming door VCA. [eiseres01] stelt dat zij schade heeft geleden in de vorm van mentaal en psychisch letsel en de aantasting in haar persoon, onder andere als gevolg van de respectloze en mensonterende behandeling die zij heeft gehad, waaronder het doen van herhaaldelijke beloftes, het steeds opnieuw verbreken van die beloftes en het daarmee samenhangende
stelselmatig negeren van [eiseres01] door VCA, waardoor zij haar vertrouwen in de mens is
kwijtgeraakt en waardoor zij overspannen en burned-out is geraakt. [eiseres01] begroot deze schade op € 90.000,-.
VCA betwist de vordering tot immateriële schadevergoeding en voert daartoe het volgende aan. VCA heeft niet het oogmerk gehad om nadeel toe te brengen aan [eiseres01] , en [eiseres01] heeft geen immateriële schade geleden door toedoen van VCA. Uit de inleiding van de dagvaarding blijkt dat de psychische problemen al voor het sluiten van de overeenkomst bestonden. Bovendien heeft [eiseres01] geen medische verklaring overgelegd waaruit haar klachten blijken. Ten slotte is het gevorderde bedrag te hoog en nergens op gebaseerd.
4.29.
De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade af en overweegt daartoe als volgt.
De vraag die voorligt is, of [eiseres01] in haar persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en sub b BW. Om van persoonsaantasting te kunnen spreken is niet voldoende dat sprake is geweest van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Voor de toewijsbaarheid van een vordering ter zake van persoonsaantasting is uitgangspunt dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (HR 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356). In elk geval dient de benadeelde voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is (of had kunnen worden) vastgesteld (HR 9 mei 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF4606). Op het uitgangspunt dat geestelijk letsel moet zijn aangetoond kan een uitzondering worden gemaakt in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde (HR 29 juni 2012, NJ 2012/ 410, ECLI:NL:HR:2012:BW1519).
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval geen sprake van omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen op het uitgangspunt dat geestelijk letsel moet zijn aangetoond. [eiseres01] had dus concrete gegevens (zoals een medische verklaring) moeten aanvoeren waaruit het bestaan van enig geestelijk letsel als een in de psychiatrie erkend ziektebeeld naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld, althans waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Dat heeft zij niet gedaan. Aldus is de vordering tot vergoeding van immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen, zodat deze vordering wordt afgewezen.
4.30.
Over de schadevergoeding wegens de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst vordert [eiseres01] vergoeding van de wettelijke rente met ingang van de datum waarop VCA in verzuim is komen te verkeren. VCA voert tegen deze vordering geen verweer. Voor zover deze schadevergoeding wordt toegewezen (zie 4.26) en [eiseres01] dus recht heeft op vergoeding van wettelijke rente, knoopt de rechtbank aan bij het tijdstip waarop VCA in elk geval in verzuim was geweest indien nakoming van de overeenkomst niet aanstonds blijvend onmogelijk was geweest. Dat is 24 oktober 2022, de datum waartegen VCA laatstelijk in gebreke is gesteld. De wettelijke rente over het in 4.26 genoemde bedrag van € 6.715,54 zal worden toegewezen met ingang van die datum.
(vii)
De vordering tot betaling van een aanbrengpremie van € 1.500,-
4.31.
[eiseres01] vordert betaling van een aanbrengpremie van € 1.500,- van VCA op de grond dat zij een koper bij VCA heeft aangebracht en dat met [naam02] is afgesproken dat zij daarvoor een aanbrengpremie van € 1.500,- zou ontvangen. VCA betwist dat partijen afspraken hebben gemaakt omtrent een aanbrengpremie.
[eiseres01] heeft geen correspondentie overgelegd waaruit de afspraak omtrent de aanbrengpremie blijkt en heeft evenmin een concreet en gespecificeerd bewijsaanbod gedaan op dit punt. Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen, zodat deze vordering moet worden afgewezen.
(viii)
De vordering tot betaling van € 1.950,- wegens onverschuldigde betaling
4.32.
Onder VI vordert [eiseres01] veroordeling van VCA tot betaling van een bedrag van € 1.950,- wegens onverschuldigde betaling. Dit bedrag heeft volgens [eiseres01] betrekking op de kosten van transport van haar oude chalet. [eiseres01] stelt dat zij dit bedrag dubbel heeft betaald aan VCA.
VCA betwist dat zij één of twee keer € 1.950,- heeft ontvangen van [eiseres01] . Het is volgens VCA onduidelijk aan wie [eiseres01] heeft betaald, maar dat was in ieder geval niet aan haar.
Naar het oordeel van de rechtbank had het, in het licht van de betwisting door VCA, op de weg van [eiseres01] gelegen om concrete gegevens aan te voeren waaruit de dubbele overboeking blijkt, zoals dagafschriften van haar bankrekening. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft dus niet aan haar stelplicht op dit punt voldaan zodat de vordering wordt afgewezen.
(ix)
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.33.
[eiseres01] vordert dat het vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. VCA voert daartegen geen verweer. Het vonnis zal daarom, voor wat betreft de veroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
(x)
Proceskosten
4.34.
Omdat beide partijen deels in het ongelijk worden gesteld, acht de rechtbank het redelijk dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat VCA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de overeenkomst op juiste wijze en op goede gronden buitengerechtelijk door [eiseres01] is ontbonden;
5.2.
veroordeelt VCA tot terugbetaling van € 48.055,00 aan [eiseres01] , vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 2 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt VCA tot betaling van € 131.350,- aan [eiseres01] ter zake van door [eiseres01] geleden vermogensschade als gevolg van de ontbinding van de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt VCA tot betaling van € 6.715,54 aan [eiseres01] ter zake van vermogensschade die [eiseres01] heeft geleden als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door VCA, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 24 oktober 2022 tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2024.
3597/3310