In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en Lometi Kralingen B.V. over de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst en de verplichtingen van de verhuurder tot herstel van gebreken. [Eiseres] huurde een woning van Lometi, maar in november 2021 traden er ernstige gebreken op aan de fundering, waardoor de keldervloer gedeeltelijk instortte. De gemeente Rotterdam heeft het gebruik van de woning verboden, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst door Lometi op 29 september 2023. [Eiseres] is het niet eens met deze ontbinding en vordert vernietiging ervan, alsook herstel van de gebreken. Lometi stelt dat herstel onmogelijk is en vordert in reconventie bevestiging van de ontbinding.
De kantonrechter oordeelt dat de buitengerechtelijke ontbinding niet rechtsgeldig is, omdat Lometi niet heeft aangetoond dat herstel van de gebreken onmogelijk is. De rechter benadrukt dat verhuurders in principe verplicht zijn om herstelbare gebreken te verhelpen, ook als dit aanzienlijke kosten met zich meebrengt. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] tot vernietiging van de ontbinding toe, maar verklaart dat de vordering in reconventie niet aan de orde is. Tevens wordt Lometi veroordeeld tot het herstel van overige gebreken binnen twee maanden, op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 1.051,52. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.