In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M. El Idrissi, en de besloten vennootschap Surgerytimeistanbul B.V. (STI), vertegenwoordigd door mr. S.A. Wensing. De kern van het geschil betreft de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat door STI aan [verzoekster] is gegeven op 6 mei 2024. Dit ontslag volgde op een eerdere opzegging van de arbeidsovereenkomst door STI op 1 april 2024, welke opzegging op 30 april 2024 was ingetrokken en opnieuw was opgezegd tegen 31 mei 2024.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat [verzoekster] op de dag van het ontslag niet op het werk was verschenen, maar dit niet kon worden aangemerkt als werkweigering. De rechter oordeelde dat er te veel onduidelijkheid was over de status van de arbeidsovereenkomst, vooral gezien het feit dat er een kort geding aanhangig was over de eerdere ontslagaanzegging. Bovendien had [verzoekster] aangegeven dat zij ziek was, wat ook een rol speelde in de beoordeling van de dringende reden voor ontslag.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst per 31 mei 2024 is geëindigd, omdat [verzoekster] niet tijdig heeft verzocht om vernietiging van de opzegging. De rechter heeft de vordering van [verzoekster] om haar weer toe te laten tot de werkvloer afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd. Wel heeft de rechter bepaald dat [verzoekster] recht heeft op loon over de periode van 7 mei 2024 tot en met 31 mei 2024, met een wettelijke verhoging van 20%. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.